ECLI:NL:GHSHE:2023:4245

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
20-001931-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben en bereiden van methamfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van methamfetamine en aan de bereiding en bewerking daarvan. De rechtbank had eerder op 1 september 2020 een veroordeling uitgesproken, waarop de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft pleitbezorging voor integrale vrijspraak en een straftoemetingsverweer gevoerd.

Het hof heeft de bewijsmiddelen van de rechtbank verbeterd en aangevuld, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte heeft eerder onherroepelijk voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten, een veroordeling gekregen. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat in het voordeel van de verdachte is meegenomen bij de straftoemeting. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 22 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden in een penitentiaire inrichting, met de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001931-20
Uitspraak : 3 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 1 september 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-993362-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (
feit 1 primair), en
- om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (
feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen de navolgende verbetering en aanvulling behoeven.
Het hof schrapt het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel ‘een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2019, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , p. 196’, zoals weergegeven op pagina 9 van het beroepen vonnis.
Voorts vult het hof de bewijsmiddelen aan met de navolgende bewijsmiddelen:

1. Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 november 2018 (pg. 100-105), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :

(pagina 100)
Op 14 november 2018 werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Het onderzoek is verricht in een container en loods gevestigd op [adres 2] , gemeente Geldermalsen.
(pagina 101)
Ik zag dat het een bedrijfspand betrof. Ik zag dat er aan de achterzijde van het pand een loods gevestigd was. Ik zag dat er aan de rechterzijde van de loods een container stond. Ik zag dat de container uit diverse ruimtes bestond. Via de deur kwam men in een kleine hal. Na de hal bevond zich nog een ruimte. Na deze ruimte bevond zich nog een ruimte. Ik zag dat er naast de ingang van deze kamer, achter het matras een witte emmer stond. Ik zag dat er in deze emmer diverse wegwerphandschoenen zaten. Deze handschoenen zijn door mij middels een wattenstaafje bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. De sporen werden door mij verpakt, gewaarmerkt, verzegeld en voorzien van een SIN-nummer.
(pagina 102)
Spoornummer: PL2600-2018063957-8156
SIN: AAGL9904NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 14 november 2018 om 18:48 uur
Plaats veiligstellen: Bemonstering handschoen achter matras
Spoornummer: PL2600-2018063957-8157
SIN: AAGL9917NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 14 november 2018 om 18:50 uur
Plaats veiligstellen: Bemonstering handschoen achter matras
(pagina 103)
Spoornummer: PL2600-2018063957-8160
SIN: AALZ3994NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 14 november 2018 om 17:33 uur
Plaats veiligstellen: Handschoen geel uit emmer
Spoornummer: PL2600-2018063957-8161
SIN: AALZ3995NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 14 november 2018 om 17:30 uur
Plaats veiligstellen: Handschoen geel uit emmer

2. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut “DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Tricht op 14 november 2018” d.d. 4 februari 2019 (pg. 123-126), opgesteld en ondertekend door L.J.W. Grol, BASc., voor zover inhoudende:

(pagina 123)
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
Uit aanvraag 004:
RABS0489NL een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1994)
(pagina 125)
Tabel 2: resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
Uit aanvraag 002
AAGL9917NL#01 (handschoen achter matras)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AALZ3994NL#01 (handschoen geel uit emmer)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AALZ3995NL#01
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
Uit aanvraag 005
AAGL9904NL#01 (handschoen achter matras)
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
afgeleid DNA-profiel
additionele relatief zwak aanwezig DNA-kenmerken
[verdachte]
niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek
kleiner dan 1 op 1 miljard
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van methamfetamine en aan de bereiding en bewerking daarvan. Niet alleen het produceren van synthetische drugs, maar ook het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie daarvan zijn ernstige feiten. Synthetische drugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de productie van en de handel in deze drugs gepaard met diverse vormen van criminaliteit die zorgen voor schade en overlast voor de maatschappij. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen is tot uiting gebracht dat tegen drugshandel krachtig dient te worden opgetreden. Het hof rekent de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de hiervoor beschreven ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van het bewerken en opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren voor overtreding van artikel 2 onder B van de Opiumwet bij een hoeveelheid tussen de 3 en 4 kilo een gevangenisstraf van 16 maanden. Voor overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet hanteren de LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 12 maanden bij een hoeveelheid tussen de 3 en 4 kilo. In onderhavig geval is naast het bewerken en aanwezig hebben van harddrugs, ook bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van methamfetamine.
Het hof acht in beginsel – evenals de rechtbank – oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Met betrekking tot de redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Namens de verdachte is op 9 september 2020 hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Het hof doet heden einduitspraak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling in hoger beroep dient te zijn afgerond binnen 2 jaren. Het hof stelt vast dat het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM in hoger beroep met ongeveer elf maanden is overschreden. Hoewel er processuele bijzondere omstandigheden zijn die een deel van het tijdsverloop kunnen verklaren, zoals een aanhoudingsverzoek van de zijde van de verdediging, is het hof van oordeel dat die omstandigheid niet de redelijke termijnoverschrijding kan en mag verklaren. Het hof zal rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn en zal deze in het voordeel van de verdachte verdisconteren bij de straftoemeting.
Alles afwegende komt het hof tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van vorenstaande.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 3 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.