ECLI:NL:GHSHE:2023:4240

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.327.527_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en spoedeisend belang in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een man en een vrouw betreffende de zorgregeling voor hun 8-jarige dochter. De man, die in eerste aanleg een vordering had ingesteld om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling, was het niet eens met de afwijzing van zijn vordering door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. De rechtbank had geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was, wat de man in hoger beroep betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2023 was de man niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. J.P.H.J. Hermans, en de vrouw, bijgestaan door mr. E.H.C.K. Reijans, waren wel aanwezig. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd.

Het hof overwoog dat de man inmiddels naar Oekraïne was verhuisd, waardoor hij niet langer in staat was om de zorgregeling na te leven. Het hof concludeerde dat er geen spoedeisend belang meer was voor de vordering van de man, aangezien hij niet in staat was om de zorgregeling uit te voeren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de man in een deel van de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.183,-. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugd
zaaknummer 200.327.527/01
arrest van 19 december 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.P.H.J. Hermans te Geleen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. E.H.C.K. Reijans te Echt.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie Roermond,
hierna te noemen: de raad.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 oktober 2023 in het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (Roermond), onder het zaaknummer C/03/315585 / KG ZA 23-104 gewezen vonnis van 11 mei 2023.
IN HET KORT
De man is het er niet mee eens dat de voorzieningenrechter zijn vordering tot nakoming van de zorgregeling met de 8-jarige [het kind] heeft afgewezen.

5.Het verdere verloop van de procedure

5.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 10 oktober 2023, en de daarin genoemde producties, waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft gelast;
  • het V-formulier van 15 november 2023 van de advocaat van de man met als bijlage de brief van de man van 14 november 2023.
5.2.
Op 16 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen:
  • mr. Hermans namens de man;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Reijans;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw P. Bertrums en mevrouw J. Verhulst.
De man is, met bericht van verhindering, niet verschenen bij de mondelinge behandeling.

6.De beoordeling

6.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is geboren:
- [het kind] (hierna:
[het kind]), op [geboortedag] 2015 te Sittard-Geleen.
[het kind] is door de man erkend en de ouders oefenen samen het gezag over haar uit.
6.2.
Bij beschikking van 23 januari 2019 heeft de rechtbank tussen de ouders een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken verdeeld waarbij [het kind] bij de man verblijft:
  • iedere week van dinsdag 9.00 uur tot woensdag 17.30 uur;
  • eens per veertien dagen een weekend van vrijdag 11.00 uur tot zondag 17.30 uur;
  • de helft van de schoolvakanties.
6.3.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat het laatste contact tussen de man en [het kind] in februari 2023 heeft plaatsgevonden.
Bij de rechtbank
6.4.1.
In eerste aanleg heeft de man gevorderd de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het hervatten en in stand houden van de zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van 23 januari 2019, zulks op verbeurte door de vrouw jegens de man van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag (een dagdeel gelijk te stellen aan een dag) dat zij in
gebreke blijft na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans een dwangsom die
de voorzieningenrechter redelijk acht met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
6.4.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Bij het hof
6.5.1.
De man heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot
vernietiging van het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende, de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het hervatten en in stand houden van de zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank van 23 januari 2019, zulks op verbeurte
door de vrouw jegens de man van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag (een dagdeel gelijk te stellen aan een dag) dat de vrouw hiertoe in gebreke blijft na betekening van het in deze te wijzen arrest, althans een dwangsom die het hof juist acht, kosten rechtens.
6.5.2.
De vrouw heeft gevorderd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties. De vrouw biedt hierbij uitdrukkelijk aan, zonder enige bewijslast op zich te willen nemen, haar stellingen door alle middelen rechtens te bewijzen, in het bijzonder door het horen van getuigen, waaronder specifiek zijzelf.
6.5.3.
Partijen hebben hun standpunten verwoord in de processtukken en aangevuld op de mondelinge behandeling. Deze standpunten luiden, voor zover in hoger beroep nog relevant, als volgt.
Standpunt van de man:
De man heeft nog steeds spoedeisend belang bij deze procedure.
De man is van mening dat de rechtbank onterecht de door hem de gevorderde nakoming van de vastgestelde zorgregeling enkel op basis van een door vrouw opgesteld stuk, over hetgeen in februari 2023 zou zijn gebeurd, heeft afgewezen. Er zijn in deze procedure geen ‘uitlatingen’ van [het kind] . Er is alleen een verklaring van de vrouw over wat [het kind] gezegd zou hebben. De man betwist de juistheid hiervan.
Hij is inmiddels verhuisd naar Oekraïne, maar hij kan zo nu en dan terug naar Nederland komen om [het kind] te zien. Videobellen is ook een optie. Dat heeft CJG gezegd tegen de man.
Ook in hoger beroep is er geen reden om de man te veroordelen in de proceskosten.
Standpunt van de vrouw:
De man heeft geen spoedeisend belang meer bij zijn vordering. De man heeft gekozen voor een nieuw leven in Oekraïne waardoor hij geen uitvoering kan geven aan hetgeen hij vordert.
[het kind] heeft zeer gedetailleerd verslag gedaan van het incident dat de man haar (en haar halfzusje [naam] ) in februari 2023 alleen heeft gelaten toen hij bij het tankstation sigaretten ging halen. Er is geen reden om te twijfelen dat [het kind] niet de waarheid zou spreken.
Nu de man in Oekraïne woont, is een fysieke zorgregeling niet haalbaar en niet realistisch.
In de toekomst is videobellen met de man mogelijk een optie, maar op dit moment is [het kind] daar nog niet aan toe.
De man dient te worden veroordeeld in proceskosten want hij spant procedures aan die niet haalbaar zijn.
6.5.4.
De raad heeft op de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om het bestreden vonnis te bekrachtigen.
Het hof overweegt als volgt.
Spoedeisend belang in hoger beroep
6.6.1.
Voordat het hof tot een inhoudelijke beoordeling kan komen, dient het hof ambtshalve
vast te stellen of er aan de zijde van de man in hoger beroep sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij wordt voorop gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is dat noopt tot het treffen van een onmiddellijke voorziening. Het hof is van oordeel dat daar in dit geval geen sprake meer van is, gelet op het volgende.
6.6.2.
In beginsel dienen de ouders de door de rechtbank bij beschikking van 23 januari 2019 vastgestelde zorgregeling allebei volledig na te leven. Toen de zorgregeling tussen de man en [het kind] na een incident in februari 2023 niet meer werd hervat, had de man dan ook een spoedeisend belang om dit kort geding te starten. In hoger beroep ligt dit echter anders. De man is inmiddels naar het buitenland verhuisd, zo bevestigt zijn advocaat nogmaals op de mondelinge behandeling. De man schrijft in zijn brief van 14 november 2023 dat hij is verhuisd naar Oekraïne om bij zijn vrouw te wonen en dat het voor hem mogelijk is om “zo nu en dan” terug te reizen naar Nederland om zijn kinderen te zien. De zorgregeling uit de beschikking van 23 januari 2019 waarvan de man nakoming vordert, houdt in dat de man wekelijks contact heeft met [het kind] inclusief één overnachting, één weekend per veertien dagen met twee overnachtingen en de helft van de schoolvakanties. Door de verhuizing van de man naar Oekraïne kan aan deze zorgregeling geen uitvoering worden gegeven. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de man geen spoedeisend belang meer heeft bij zijn vordering tot veroordeling van de vrouw tot nakoming van die regeling.
6.6.3.
Gelet hierop behoeven de grieven geen nadere bespreking.
Proceskosten
6.6.4.
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen in de proceskosten van beide instanties. Ten tijde van het kort geding in eerste aanleg, had de man zoals in 6.6.2. overwogen, nog een spoedeisend belang. De rechtbank heeft dan ook op goede grond, conform de in familierechtelijke praktijk, de proceskosten gecompenseerd.
6.6.5.
In hoger beroep ligt dit anders. Bij het instellen van het hoger beroep was de man nog niet verhuisd en gaat het hof uit van een spoedeisend belang, net zoals in eerste aanleg. Niet in geschil is dat de man vervolgens is verhuisd naar Oekraïne en dat op dit moment aan de vastgestelde zorgregeling feitelijk geen uitvoering kan worden gegeven. De man heeft er desondanks voor gekozen om de mondelinge behandeling bij het hof op 16 november 2023 te laten doorgaan. Hij is zelf niet verschenen, ook niet digitaal. De vrouw was met haar advocaat aanwezig. De man heeft de vrouw hiermee nodeloos op kosten gejaagd. Het hof ziet daarom voldoende aanleiding om de man te veroordelen in de kosten die de vrouw heeft gemaakt voor de mondelinge behandeling in hoger beroep (1 punt). Het hof zal deze kosten aan salaris advocaat vaststellen op basis van het liquidatietarief op € 1.183,- (1 punt tarief II, principaal appel/hoger beroep van rechtbank, andere zaken dan kantonzaken, op hof).
6.6.6.
Beslist wordt als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt de man in een deel van de kosten van de vrouw in hoger beroep, door het hof vastgesteld op € 1.183,- aan salaris advocaat overeenkomstig het geldende liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij
en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 december 2023.
griffier rolraadsheer