In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een man en een vrouw betreffende de zorgregeling voor hun 8-jarige dochter. De man, die in eerste aanleg een vordering had ingesteld om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling, was het niet eens met de afwijzing van zijn vordering door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. De rechtbank had geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was, wat de man in hoger beroep betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2023 was de man niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. J.P.H.J. Hermans, en de vrouw, bijgestaan door mr. E.H.C.K. Reijans, waren wel aanwezig. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd.
Het hof overwoog dat de man inmiddels naar Oekraïne was verhuisd, waardoor hij niet langer in staat was om de zorgregeling na te leven. Het hof concludeerde dat er geen spoedeisend belang meer was voor de vordering van de man, aangezien hij niet in staat was om de zorgregeling uit te voeren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de man in een deel van de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.183,-. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en wees het meer of anders gevorderde af.