Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/389255 / HA ZA 21-511)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties 8 en 9;
- akte incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de zijde van de man;
- memorie van antwoord in het incident;
- de memorie van grieven inclusief aanvulling gronden met producties 10 en 11;
- het arrest in het incident d.d. 8 november 2022;
- memorie van antwoord tevens houdende incidenteel hoger beroep met memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep;
- memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep met productie 12, abusievelijk genummerd als productie 10;
- de mondelinge behandeling van 1 november 2023;
- de bij journaalbericht van 20 oktober 2023 door de man toegezonden producties 13 en 14, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
vrouwin conventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
manheeft de stellingen van de vrouw betwist. Deze betwisting zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. De man heeft voorts een eis in reconventie ingesteld. Hij heeft gevorderd voor recht te verklaren dat i) partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gezamenlijk afgesloten leningsovereenkomst bij Qander en ii) dat ieder voor de helft draagplichtig is voor deze schuld.
rechtbankeen mondelinge behandeling bevolen.
manheeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen zijn veroordeling tot betaling aan Qander. De man heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen in eerste aanleg, althans die vorderingen af te wijzen. De man vordert verder veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties, alsmede de (na)kosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen arrest en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
vrouwheeft de grieven van de man weersproken.
hofoverweegt als volgt. Het staat vast dat partijen een schuld hadden bij Qander. De omvang van deze schuld was op 25 mei 2022 € 34.328,46. Verder staat vast dat partijen voor deze schuld hoofdelijk verbonden zijn. Ook staat vast dat de man zich voor schuldhulpverlening tot de Kredietbank heeft gewend en dat de Kredietbank in dit kader een schuldakkoord heeft gesloten met alle schuldeisers van de man, derhalve ook met Qander. Uit het e-mailbericht van 17 oktober 2023 van Intrum – die de belangen behartigt van Qander – (productie 14 van de zijde van de man) blijkt dat door de Kredietbank op 5 oktober 2023 een bedrag ad € 6.144,43 is voldaan aan Intrum en dat daarmee uitvoering is gegeven aan het schuldakkoord. Dit betekent voor de man, aldus Intrum in voornoemd e-mailbericht van 17 oktober 2023
”dat u uw schuld hebt voldaan voor deze vordering en u zult hier niet meer door onze opdrachtgever of Intrum worden aangeschreven.”
vrouwheeft incidenteel hoger beroep ingesteld, welk beroep zich richt tegen de afwijzing van de door haar in eerste aanleg gevorderde dwangsommen. Kosten rechtens.
hofde hiervoor genoemde vorderingen (I en II) van de vrouw in conventie alsnog afwijst, komt het hof niet meer toe aan een beoordeling van de vordering van de vrouw in haar incidenteel hoger beroep. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.