Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/410282 / KG ZA 23-250)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in spoedappel met grieven en een incidentele vordering ex artikel 351 Rv met producties;
- de beslissing van de rolraadsheer op de rol van 8 augustus 2023 waarbij het verzoek van [appellante] om behandeling als spoedappel is afgewezen;
- de memorie van antwoord in het incident ex artikel 351 Rv;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
“al hetgeen hiervoor is uiteengezet, alhier herhaald en ingelast te beschouwen.”In de tekst die onder dit kopje in het incident volgt, heeft [appellante] niet veel meer gesteld dan:
“[appellante] heeft belang bij een schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, daar het Vonnis feitelijke en juridische misslagen toont, welke een noodtoestand creëren aan de zijde van [appellante].”
het Vonnis feitelijke en juridische misslagen toont, welke een noodtoestand creëren aan de zijde van [appellante].”Voor zover [appellante] met deze stelling doelt op de in grief 6 vermelde kennelijke misslag dat de voorzieningenrechter het bestreden vonnis ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, geldt dat van een juridische of feitelijke misslag slechts sprake is indien deze misslag evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Daarvan is naar het oordeel van het hof in dit geval geen sprake. In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op de voet van artikel 254 Rv een voorlopige voorziening getroffen. Het spoedeisend karakter daarvan brengt mee dat de voorzieningenrechter, zoals volgt uit artikel 258 Rv, het vonnis ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren. De beslissing van de voorzieningenrechter op dit punt is daarom geen juridische misslag.
.