ECLI:NL:GHSHE:2023:4218

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
20-001478-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met een verbod op basis van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1954, werd op 12 augustus 2018 aangehouden na het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, namelijk 5.150 gram en 344 gram. De rechtbank Limburg had eerder op 3 juli 2020 een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan de verdachte in hoger beroep ging. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de politie volgens hen onrechtmatig had gehandeld door een criminele burgerinformant in te zetten. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de politieactie en dat het verweer van de verdediging feitelijke grondslag mist.

Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft vervoerd. De verdediging voerde ook aan dat de verdachte onder psychische druk handelde, maar het hof verwierp dit beroep, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte geen andere keuze had dan de drugs te vervoeren. Uiteindelijk heeft het hof de straf verminderd tot 18 maanden, met 6 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001478-20
Uitspraak : 24 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-700312-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1954,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens de verdachte is primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Subsidiair is een beroep gedaan op psychische overmacht. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft – op de gronden zoals verwoord in de pleitnotitie – bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de politie al eerder zou hebben geweten wat er op 12 augustus 2018 te gebeuren stond en de actie op die dag heeft voorbereid. Het is volgens de verdediging namelijk onmogelijk dat de politie binnen vijf minuten nadat de verdachte iets voor 10.00 uur met de drugs vanaf de [locatie] met zijn Volkswagen Golf was vertrokken met een heel team bij de woning van de verdachte aan de [adres 2] klaar stond om hem aan te houden. De reistijd is immers minimaal 15 minuten. Volgens de verdediging is dan ook een criminele burgerinformant ingezet die de verdachte heeft uitgelokt. Een dergelijk traject mag alleen in uitzonderingsgevallen en onder strikte voorwaarden worden ingezet en moet worden geverbaliseerd.
Door de ontbrekende/gebrekkige verslaglegging en het slechts in beperkte mate kunnen horen van de betrokken verbalisanten en de chef TCI bij de raadsheer-commissaris, is het toetsen van de rechtmatigheid van deze politieactie feitelijk niet mogelijk, waardoor er van effectief uitoefenen van verdedigingsrechten geen sprake is. Nu de procesrechtelijke vormvoorschriften niet zijn nageleefd is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van het op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, inhoudende dat op het moment dat de politie op 12 augustus 2018 omstreeks 10.00 uur langs de woning van de verdachte reed de Volkswagen Golf van de verdachte op dat moment tegenover diens woning stond geparkeerd, en de verdachte toen dus thuis was. Dat verhoudt zich niet met de andersluidende verklaring van de verdachte.
Het verweer van de verdediging mist derhalve feitelijke grondslag en behoeft dan ook geen bespreking.
In hetgeen de raadsvrouw overigens nog ten verwere heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het hof wijst het door de verdediging gedane voorwaardelijk verzoek tot het horen van [getuige] als getuige af nu er geen begin van enige aanwijzing is voor de inzet van een criminele burgerinfiltrant. Het horen is niet noodzakelijk.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2018 in de gemeente Voerendaal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 5.150 gram cocaïne en/of 344 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 12 augustus 2018 in de gemeente Voerendaal, opzettelijk heeft vervoerd 5.150 gram cocaïne en 344 gram cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018122895 , gesloten d.d. 20 september 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 119.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2018 (pagina’s 9 – 10), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 9)
Op zondag 12 augustus 2018 kwam bij de Districtsrecherche Parkstad een TCI proces-verbaal binnen met daarin de volgende informatie:
‘ [verdachte] handelt al jaren in cocaïne. Op zondag 12 augustus 2018 gaat hij met een auto cocaïne vervoeren.’
Vervolgens kwam een tweede TCI proces-verbaal binnen met daarin de volgende informatie:
‘ [verdachte] heeft vandaag, zondag 12 augustus 2018, met zijn auto, een blauwe Volkswagen Golf Station met het kenteken [kenteken] , een hoeveelheid cocaïne opgehaald. De cocaïne heeft [verdachte] vervolgens meegenomen naar zijn woning aan de [adres 2] .’
Aan de hand van deze informatie zijn wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op zondag 12 augustus 2018 omstreeks 10:00 uur langs de woning van verdachte [verdachte] gereden op het adres [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]). Wij zagen dat schuin tegenover de woning op straat de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] geparkeerd stond. Wij verbalisanten hebben ons vervolgens verdekt opgesteld. Zodanig dat wij de Volkswagen Golf en de voordeur van de woning in de gaten konden houden.
Omstreeks 10:45 uur zagen wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dat er een mannelijk persoon de woning [adres 2] uit kwam en richting de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] liep. Wij zagen dat deze persoon een ‘big shopper’ boodschappentas in zijn rechterhand droeg.
Wij zagen dat de persoon vervolgens het linker-achter portier van de Volkswagen Golf opende en de ‘big shopper’ boodschappentas via deze deur in het voertuig zette. Vervolgens zagen wij dat de persoon via het bestuurdersportier in het voertuig stapte en wegreed. Hierop zijn wij verbalisanten op een onopvallende afstand achter de verdachte aangereden..
(pagina 10)
Op het moment dat de verdachte op de [adres 3] reed werd de verdachte door de collega [verbalisant 3] tot een natuurlijke stop gebracht. Vervolgens werd de verdachte omstreeks 10:55 uur aangehouden door collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] . De verdachte zei tegen collega [verbalisant 4] dat zijn naam [verdachte] was. Wij verbalisanten herkende de persoon ook als [verdachte] .
In de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , het voertuig van de verdachte, werd door (
toevoeging hof: collega) [verbalisant 6] een vijftal pakketten aangetroffen met daarin een stof met de uiterlijke kenmerken van cocaïne.
Tijdens de doorzoeking in de woning werd een pakket aangetroffen met daarin een stof met de uiterlijke kenmerken van cocaïne.
2.
Het proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 12 augustus 2018 (pagina’s 15 – 16), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van [verbalisant 6] :
(pagina 15)
Op zondag 12 augustus 2018 omstreeks 11:55 uur, trad ik binnen in de woning [adres 2] , bewoond door [medeverdachte] , ter doorzoeking en ter inbeslagneming.
In de woning werd inbeslaggenomen:
1. blok cocaïne 344 gram bruto
1. verpakkingsmateriaal.
3.
Het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 12 augustus 2018 (pagina’s 19 – 20), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van [verbalisant 5] :
(pagina 19)
Op zondag 12 augustus 2018, omstreeks 11:55 uur, werd de woning gelegen aan de [adres 2] betreden ter doorzoeking ter inbeslagneming.
De voornoemde woning werd bewoond door:
  • [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1954 te [geboorteplaats 1]
  • [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2]
In het belang van het onderzoek werden de navolgende zaken door de Rechter-Commissaris in beslag genomen:
  • 1 blok witte substantie, 344 gram bruto gewicht, aangetroffen in de linker onderkast van de keuken.
  • 1 hoeveelheid verpakkingsmateriaal, aangetroffen in de afvalbak in de keuken.
4.
Kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur [verbalisant 4] (pagina’s 23 – 25), inhoudende;
Inbeslagneming
Plaats [adres 3] (achterbank personenauto [kenteken] )
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100260
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal: 1 stuks
Verpakking: sealbag
Totale hoeveelheid: 1110 g
Bijzonderheden: sealbag, 1110 gram op cocaïne gelijkende stof mmc positief
Volgnummer 2
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100259
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal: 1 stuks
Verpakking: sealbag
Totale hoeveelheid: 1090 g
Bijzonderheden: sealbag, 1090 gram op cocaïne gelijkende stof mmc positief
Volgnummer 3
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100262
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal: 1 stuks
Verpakking: sealbag
Totale hoeveelheid: 1090 g
Bijzonderheden: sealbag, 1090 gram op cocaïne gelijkende stof mmc positief
Volgnummer 4
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100264
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal: 1 stuks
Verpakking: sealbag
Totale hoeveelheid: 1110 g
Bijzonderheden: sealbag, 1110 gram op cocaïne gelijkende stof mmc positief
Volgnummer 5
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100266
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal: 1 stuks
Verpakking: sealbag
Totale hoeveelheid: 750 g
Bijzonderheden: sealbag, 1110 (
het hof leest hier: 750)gram op cocaïne gelijkende stof mmc positief
5.
Kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur [rapporteur 1] (pagina’s 28 – 29), inhoudende:
Inbeslagneming
Omstandigheden : Aangetroffen in de woning van verdachte [verdachte] , keuken.
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100267
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Aantal/eenheid: 344
Bijzonderheden: 334 gram in sealbag mmc pos cocaïne
6.
Kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur [rapporteur 1] (pagina’s 30 – 31), inhoudende:
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100269
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1295NL
Bijzonderheden: monster uit goed 1100267
7.
Kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur [rapporteur 1] (pagina’s 32 – 34), inhoudende:
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100272
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1289NL
Bijzonderheden: 1 monster uit hoofdpartij goednr 1100259, mmc positief
Volgnummer 2
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100273
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1290NL
Bijzonderheden: 1 monster uit hoofdpartij goednr 1100260
Volgnummer 3
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100274
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1292NL
Bijzonderheden: 1 monster uit hoofdpartij 1100264, mmc positief cocaïne
Volgnummer 4
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100276
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1291NL
Bijzonderheden: monster uit hoofdpartij goed nr 1100262, mmc positief getest
Volgnummer 5
Goednummer: PL2300-2018122895 -1100277
Categorie omschrijving:Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne)
Spoor identificatienr: AAJL1294NL
Bijzonderheden: monster uit hoofdpartij 1100266, mmc positief
8.
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 14 augustus 2018 (pagina’s 43 – 44), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 43)
Op zondag 12 augustus 2018 om 16:00 uur onderzochten wij een 6 tal pakketten qua kleur en samenstelling op cocaïne gelijkende stof, die aangetroffen werd in respectievelijk de auto en de woning van de verdachte [verdachte] .
In de auto van de verdachte lag een boodschappentas met daarin een doos van een blender.
In deze doos zaten 5 pakketjes verpakt. De 5 pakketjes waren elk afzonderlijk verpakt in een sealbag. De pakketjes waren qua verpakkingsmateriaal allen gelijk aan elkaar. In elke sealbag zat een blok samengeperst wit poeder. In het blok samengeperste poeder zat de afdruk van een kroontje.
BLOK 1: (goednr 1100259)
Het blok had een bruto gewicht van 1090 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100272) voorzien van SIN nummer AAJL1289NL.
BLOK 2: (goednr 1100260)
Het blok had een bruto gewicht van 1110 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100273) voorzien van SIN nummer AAJL129ONL.
BLOK 3: (goednr 1100262)
Het blok had een bruto gewicht van 1090 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100274) voorzien van SIN nummer AAJL1291NL.
BLOK 4: (goednr 1100264)
Het blok had een bruto gewicht van 1110 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100276) voorzien van SIN nummer AAJL1292NL.
BLOK 5: (goednr 1100266)
Het blok had een bruto gewicht van 750 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100277) voorzien van SIN nummer AAJL1294NL.
(pagina 44)
In de woning van de verdachte werd in een keukenkastje een sealbag gevonden met daarin een blok samengeperst wit poeder. In het samengeperste blok was een gedeelte, een punt van het kroontje te zien gelijk aan de opdrukken op de eerder aangetroffen blokken in de auto.
BLOK 6: (goednr 1100267)
Het blok had een bruto gewicht van 344 gram. Hiervan werd een monster genomen ten behoeve van het NFI (goednr 1100269) voorzien van SIN nummer AAJL1295NL.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 december 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van de verdachte;
V: Op zondag 12 augustus 2018 werd u aangehouden ter zake bezit harddrugs. Wat wenst u toe te voegen aan u eerdere afgelegde verklaring?
V: U vertrouwt dus wel iemand maar gaat wel met een tas rijden die u van een onbekende krijgt. Wat zat erin.
A: Ik denk drugs.
V: U had dus het vermoeden dat er drugs in de tas zat?
A: Ja. Ik was bij hem in de woning. Daar werd mij de tas in handen gedrukt.
A: Ja. In de woning heb ik dit eerst geweigerd. Heb de tas toch meegenomen en ben naar huis gereden.
A: Een witte papieren zak die in de tas zat moest ik eruit halen en in mijn woning leggen. Ik neem aan dat er in de zak een sealbag zat met de witte poeder die jullie hebben aangetroffen. Ik heb de witte papieren zak vervolgens in een keukenkastje gelegd.
V: Wat zou u krijgen voor dit drugstransport?
A: Hij zou iets afschrijven. Ik weet niet hoeveel. Er zou nog 18.000 euro openstaan.
V: In welke kamer in het pand trof u de Chinees?
A: Ik trof hem meestal in de keuken van zijn woning.
V: Meestal. Dus u bent vaker geweest?
A: Keer of 4. Ik dacht dat hij iets met weed deed.
10.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 juni 2020, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een vermoeden had dat het drugs kon zijn dat in de tas zat. Hij, de Chinees, had al eens eerder gevraagd of ik drugs wilde vervoeren. Ik heb toen stellig ‘nee’ gezegd.
Hij duwde me de deur uit samen met de tas. Ik heb de tas in mijn auto gezet. Ik bleef twijfelen over hetgeen ik moest doen. Het eerst waaraan ik dacht was dat in de tas kon zitten, was wiet.
11.
Het NFI-rapport identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 17 september 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – als de bevindingen van rapporteur [rapporteur 2] :
Resultaten en conclusie
Kenmerk
Omschrijving
Conclusie
AAJL1295NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
AAJL1289NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
AAJL1290NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
AAJL1292NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
AAJL1291NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
AAJL1294NL
Monster wit poeder en brokjes
Bevat cocaïne
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 12 augustus 2018 in de gemeente Voerendaal opzettelijk 5.150 gram en 344 gram cocaïne heeft vervoerd.
De verdachte heeft verklaard dat hij er geen wetenschap van had dat in de tas cocaïne zat.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de Chinees al eerder aan de verdachte had gevraagd of hij drugs wilde vervoeren en dat de verdachte het vermoeden had dat drugs in de tas zouden zitten. Desondanks heeft de verdachte de tas in zijn auto gezet en is hij naar zijn woning in de gemeente Voerendaal gereden.
Door onder de geschetste omstandigheden over te gaan tot het vervoeren van de tas van de Chinees heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zich daarin verdovende middelen zouden bevinden en heeft hij deze kans ook bewust aanvaard.
Dit leidt het hof tot de slotsom dat kan worden bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van cocaïne.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe heeft de raadsvrouw – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – bepleit dat de verdachte weliswaar de cocaïne vervoerd heeft, maar dat hij dit niet vrijwillig heeft gedaan. Er werd gedreigd met geweld tegen de verdachte maar vooral tegen zijn zoon. De verdachte voelde zich daardoor in het nauw gedreven en wist geen andere uitweg dan deze.
Het hof overweegt als volgt
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
Het hof wil wel aannemen dat de verdachte zich gedwongen voelde om de big shopper met inhoud voor de ‘Chinees’ te vervoeren omdat hij en zijn zoon al langere tijd werden bedreigd door de Chinees in verband met een door de zoon aangegane schuld. Naar het oordeel van het hof is echter niet aannemelijk geworden dat de verdachte in een situatie verkeerde dat hij redelijkerwijs niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan en dat er voor hem geen andere, minder ingrijpende uitweg was dan de door hem gekozene. Zo had de verdachte naar de politie kunnen gaan of via een andere weg om hulp kunnen vragen.
Het beroep op psychische overmacht wordt aldus verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 5 ½ kilogram, cocaïne. Door aldus te handelen heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van harddrugs kan schade veroorzaken aan de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen regelmatig gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals gewelds- en vermogensdelicten.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 juni 2023 betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit. Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 25 maart 2020 in combinatie met het reclasseringsrapport d.d. 5 november 2018 en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en in aanmerking genomen de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ten minste 20 maanden in beginsel passend is.
In de omstandigheden dat de verdachte ter zake geen recidive heeft, hij dit feit onder invloed van enige dwang zou hebben gepleegd en hij als gevolg van dit feit zijn huisvesting heeft verloren, ziet het hof aanleiding om in de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, tot uitgangspunt te nemen.
Redelijke termijn
Het hof constateert ten slotte dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden.
De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 12 augustus 2018 met de inverzekeringstelling van de verdachte. De redelijke termijn in eerste aanleg is geëindigd op 3 juli 2020, met het wijzen van het vonnis waarvan beroep. Derhalve is de redelijke termijn van 24 maanden in eerste aanleg niet overschreden.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 15 juli 2020 met het instellen van hoger beroep door de verdachte. De redelijke termijn in hoger beroep eindigt heden, 26 augustus 2023, met het wijzen van het onderhavige arrest. Derhalve is de redelijke termijn van 24 maanden in hoger beroep geschonden met 1 jaar en 1 maand.
Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof mede in aanmerking genomen dat hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in de onderzoekswensen van de verdediging, zeker niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
Gezien de mate van overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de aan de verdachte op te leggen straf verminderen met 2 maanden. Zodoende zal een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. C.M. Hilverda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 24 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Riemens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.