ECLI:NL:GHSHE:2023:4189

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
20-001280-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en schuldheling met meerdere feiten en recidive van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder drie diefstallen, een diefstal met braak en schuldheling, gepleegd in de periode van 17 september 2022 tot en met 19 oktober 2022. De verdachte heeft in deze periode van verschillende slachtoffers kostbare goederen weggenomen, waaronder autobanden, velgen en gereedschap. Tevens heeft hij kentekenplaten verworven, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.020,00 had ingesteld, is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 320,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding aan de benadeelde partij.

De beslissing van het hof is mede gebaseerd op het recidiverende gedrag van de verdachte, die eerder al voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen, heeft het hof geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de ernst van de feiten en de belangen van de slachtoffers. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte in de kosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001280-23
Uitspraak : 13 december 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 26 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-004050-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal’ (feit 1), ‘diefstal, meermalen gepleegd’ (feit 2), ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking’ (feit 3 primair) en ‘schuldheling’ (feit 4), bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is toegewezen tot een bedrag van € 320,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard en bepaald is dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten behoeve van het slachtoffer is tevens de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente als voormeld, opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 320,00 voor schade portier en accu. De oorspronkelijke vordering bedroeg € 2.020,00 ter zake van materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Dat betekent dat de vordering slechts tot het toegewezen bedrag van € 320,00 aan het oordeel van het hof is onderworpen, omdat de voeging in zoverre van rechtswege voortduurt in hoger beroep.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring en de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts heeft hij een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2022 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, een koelbox en/of een waadpak en/of een verrekijker en/of gereedschap, in elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2022 tot en met 20 oktober 2022 te Wemeldinge, gemeente Kapelle, althans in Nederland, meerdere, althans een, gereedschapskist(en) en/of gereedschap en/of meetapparatuur en/of meerdere, althans een, spuitbus(sen) en/of meerdere, althans een, lamp(en) en/of een rol poetspapier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), en/of meerdere, althans een, hijsmiddel(en) en/of meerdere, althans een, spanband(en), in elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 17 september 2022 te Wemeldinge, gemeente Kapelle, althans in Nederland, meerdere, althans een, autoband(en) en/of meerdere, althans een, velg(en), in elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 17 september 2022 te Wemeldinge, gemeente Kapelle, althans in Nederland, meerdere, althans een, autoband(en) en/of meerdere, althans een, velg(en), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in, op of omstreeks 1 oktober 2022 te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, meerdere, althans een, kentekenplaat/kentekenplaten, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 oktober 2022 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland, een koelbox en een waadpak en een verrekijker en gereedschap, die aan [benadeelde 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 19 oktober 2022 tot en met 20 oktober 2022 te Wemeldinge, gemeente Kapelle, gereedschapskisten en gereedschap en meetapparatuur en spuitbussen en lampen en een rol poetspapier, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, en hijsmiddelen en spanbanden, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 17 september 2022 te Wemeldinge, gemeente Kapelle, autobanden en velgen, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4.
hij in oktober 2022 te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, kentekenplaten heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in de periode van 17 september 2022 tot en met 19 oktober 2022 heeft schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten, te weten drie diefstallen, een diefstal met braak en schuldheling. In een tijdsbestek van enkele weken heeft de verdachte van verschillende slachtoffers een grote hoeveelheid (kostbare) goederen weggenomen, waaronder autobanden, velgen en gereedschap. Daarnaast heeft de verdachte kentekenplaten verworven en voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze kentekenplaten door enig misdrijf verkregen waren. Door te handelen zoals is bewezenverklaard, heeft de verdachte zich geen enkele rekenschap gegeven van de belangen van de slachtoffers en inbreuk gemaakt op hun eigendomsrechten. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke aan de onderhavige, is veroordeeld. Herhaaldelijke veroordelingen ter zake van voornamelijk vermogensdelicten, die mede hebben geleid tot veelvuldige – waaronder langdurige – gevangenisstraffen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte is aldus hardleers. Ook is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat de verdachte kortgeleden voor een tweede keer is getroffen door een hartaanval, als gevolg daarvan bij hem een stent is geplaatst en hij thans hiervan herstellende is. Aanvullend heeft de raadsman naar voren gebracht dat de alleenstaande verdachte momenteel bij zijn zus inwoont, dat hij eigenaar is van een scooterzaak en dat uitzetting uit het bedrijfspand dreigt door een bestuursrechtelijk conflict met de gemeente. De raadsman heeft het hof bij e-mailbericht van 28 november 2023 stukken toegestuurd ter onderbouwing van de persoonlijke en fysieke/medische omstandigheden van de verdachte. Met het oog op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de raadsman het hof verzocht aan hem geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf, maar in plaats daarvan een taakstraf op te leggen.
Hoewel het hof oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn huidige fysieke gesteldheid, en inziet dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de verdachte de nodige nadelige gevolgen zal hebben, is het hof van oordeel dat, met name gelet op het recidiverende gedrag van de verdachte, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Tegen de achtergrond van het strafblad van de verdachte, dat inmiddels 39 pagina’s telt, acht het hof geen termen aanwezig om een deel van deze straf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, voorwaardelijk op te leggen.
Hetgeen de raadsman van de verdachte overigens in het kader van de straftoemeting naar voren heeft gebracht, daaronder begrepen de omstandigheid dat de advocaat-generaal in een strafzaak waarvoor de verdachte op 27 november 2023 voor het hof terechtstond, heeft gerekwireerd tot oplegging van een taakstraf, leidt het hof evenmin tot een andersluidend oordeel met betrekking tot de op te leggen strafmodaliteit.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.020,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot het bedrag van € 320,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het toegewezen bedrag ziet op materiële schade aan het portier, dit was ontzet, en de accukabel van de auto van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering slechts tot het toegewezen bedrag aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 3 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 320,00, bestaande uit de reparatiekosten van het ontzette portier en de kosten voor de accukabel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdediging in het geheel niet betwist en door de benadeelde partij voldoende met de factuur d.d. 2 maart 2023 onderbouwd, zodat het hof van oordeel is dat het gevorderde bedrag van € 320,00 voor toewijzing gereed ligt.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022, zijnde de datum waarop de schade aan de auto van de benadeelde partij is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder feit 3 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 320,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 320,00 (driehonderdtwintig euro)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 320,00 (driehonderdtwintig euro)als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 6 (zes) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijft, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. S. Kerssies, griffiers,
en op 13 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.