ECLI:NL:GHSHE:2023:4188

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
20-001183-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van het bewerken van cocaïne met verborgen ruimtes in een vervoermiddel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van het voorbereiden en/of bevorderen van het bewerken van cocaïne door het voorhanden hebben van een personenauto met verborgen ruimtes, waarin 4.891,17 gram levamisol is aangetroffen. De verdachte werd op 5 januari 2023 staande gehouden door de politie op de Rijksweg A2, waar zijn auto werd doorzocht na een melding van mogelijk vuurwapenbezit. Tijdens de doorzoeking werden twee verborgen ruimtes ontdekt, waarin de pakketten met levamisol waren verstopt. De verdachte heeft afstand gedaan van de inbeslaggenomen auto en de verdovende middelen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van drugshandel. De verdachte is strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit, dat valt onder artikel 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001183-23
Uitspraak : 13 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-006899-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Voorts is een onder de verdachte inbeslaggenomen personenauto door de politierechter verbeurdverklaard en zijn de onder hem inbeslaggenomen 5 stuks verdovende middelen
[het hof begrijpt: 5 pakketten met daarin het versnijdingsmiddel levamisol]onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk afstand gedaan van de onder hem inbeslaggenomen personenauto en de 5 stuks ‘verdovende middelen’, waarover de politierechter bij vonnis heeft beslist. Het hof begrijpt overigens dat de personenauto ziet op de Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ); de 5 stuks ‘verdovende middelen’ betreffen de vijf pakketten, bevattende een middel dat is geïdentificeerd als het versnijdingsmiddel levamisol. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte afstand heeft gedaan van deze voorwerpen, zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te Weert om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- 4.891,17 kg, althans een hoeveelheid (van een middel bevattende) levamisol en/of
- een Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ) (met verborgen ruimte(s)) voorhanden te hebben.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 januari 2023 te Weert om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het bewerken van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
een vervoermiddel en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
4.891,17 gram (van een middel bevattende) levamisol en een Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ) (met verborgen ruimtes) voorhanden te hebben.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, een vervoermiddel en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van het bewerken van cocaïne door het voorhanden hebben van een vervoermiddel (personenauto) met verborgen ruimtes alsmede, in één van die verborgen ruimtes, 4.891,17 gram levamisol, zijnde een stof die wordt gebruikt bij het versnijden van cocaïne.
Op 5 januari 2023 is de verdachte, rijdende op de Rijksweg A2 in zuidelijke richting, na een melding van mogelijk vuurwapenbezit, in Weert staande gehouden door de politie en is zijn auto doorzocht. Bij het onderzoek in en aan de auto van de verdachte heeft de politie twee verborgen ruimtes ontdekt. In een van deze ruimtes lagen vijf pakketten met daarin, naar later uit onderzoek is gebleken, de stof levamisol. Die ruimte bevond zich achter de kentekenplaat aan de achterzijde van de auto, precies de plaats waar volgens de melding een vuurwapen zou zijn verstopt. De manier waarop deze stof was verpakt, vertoonde (grote) gelijkenissen met de manier waarop cocaïne pleegt te worden verpakt. De verdachte was op de hoogte van deze verborgen ruimte in de auto waarin hij reed. Deze auto was immers zijn eigendom en de verborgen ruimte was door vrienden van de verdachte in de auto aangebracht. Ook was de verdachte ervan op de hoogte dat de vijf pakketten kort tevoren in Nederland achter de kentekenplaat waren verstopt en deze zich zodoende in deze verborgen ruimte bevonden en had hij zelf het vermoeden dat dit (hard)drugs betroffen.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt en kan leiden tot verslaving. Daar komt bij dat de productie van en handel in harddrugs leiden tot allerlei maatschappelijk ongewenste effecten, waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. De productie van en handel in harddrugs vormen het werkterrein van nationale en internationale criminele netwerken, die daarmee grote winsten behalen en ter bescherming van hun illegale belangen de toepassing van (verregaande vormen van) geweld en/of dreiging met geweld niet schuwen. Bovendien leidt de productie van harddrugs tot schade aan het milieu, doordat het afval geregeld in de natuur wordt gedumpt. De verdachte heeft zich van al deze factoren onvoldoende rekenschap gegeven en heeft met zijn handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele harddrugscircuit bevorderd. De verdachte heeft zich ingelaten met een wereld, waarvan hij thans afstand lijkt te hebben genomen, maar dat laat onverlet dat het toch ook de verdachte zelf was die zijn personenauto op enig moment heeft laten bewerken tot smokkelauto, alvorens hij is overgegaan tot het plegen van het onderhavige feit.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2023, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte. Behoudens de verdenking van een snelheidsovertreding blijkt hieruit niet dat hij eerder met politie en justitie in Nederland in aanraking is gekomen. Uit het ECRIS-uittreksel d.d. 20 april 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte in Duitsland, volgt dat de verdachte aldaar eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij woont en werkt in Duitsland en dat hij een vriendin heeft met een kind van vier jaar oud. Voorts heeft de verdachte naar voren gebracht dat zijn familie en hijzelf in de periode voorafgaand aan en na afloop van het door hem begane strafbare feit (met de dood) zijn bedreigd, beweerdelijk door personen voor wie hij de pakketten met levamisol vervoerde. Hoewel verdachte over zijn eigen rol en betrokkenheid heeft verklaard, wil hij evenwel geen nadere openheid van zaken geven over wie die andere personen zijn uit vrees voor deze personen.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest overstijgt. De raadsman heeft namens de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte bereid en in staat is om in Nederland of in Duitsland een taakstraf te voldoen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
De raadsman heeft ten overstaan van het hof weliswaar verscheidene vonnissen en arresten aangehaald om daarmee zijn straftoemetingspleidooi kracht bij te zetten, doch enerzijds zijn die zaken in aard en ernst niet geheel vergelijkbaar met de onderhavige zaak en anderzijds zijn de in die zaken opgelegde straffen niet van dezelfde orde als de straffen die dit hof doorgaans in zaken als de onderhavige oplegt, zodat deze aangedragen vonnissen en arresten het hof niet leiden tot een andersluidend matigend oordeel met betrekking tot de op te leggen straf.
Ook in hetgeen overigens door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om ten gunste van de verdachte af te wijken van voormeld uitgangspunt. Met name afgezet tegenover de ernst van de bewezenverklaarde feiten legt hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf te komen.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter en zoals is gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Met oplegging van het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen, 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. S. Kerssies, griffiers,
en op 13 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.