ECLI:NL:GHSHE:2023:4183

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
20-001625-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de handel in synthetische drugs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 8 juli 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in P.I. Vught, was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en een geldboete van € 20.000,00 voor het treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van de handel in en productie van synthetische drugs. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft gepleit voor integrale vrijspraak van feit 1 en partiële vrijspraak van feit 2, en in het geval van een bewezenverklaring verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest zonder geldboete. Het hof heeft het beroep op vrijspraak afgewezen en zich verenigd met het vonnis van de rechtbank, maar heeft de strafoplegging herzien.

Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waaronder de maatschappelijke gevolgen van de productie en handel in synthetische drugs, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren passend is. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die niet alleen gevaarlijk zijn voor de samenleving, maar ook voor de gezondheid van gebruikers. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de mogelijkheid om na detentie weer bij zijn gezin te wonen en werk te vinden. De beslissing is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001625-22
Uitspraak : 13 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 8 juli 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-993374-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in P.I. Vught , Gevangenis te Vught .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaard dat de verdachte zich telkens – kort gezegd – samen met andere [communicatiedienst] -gebruikers schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van de handel in en productie van (synthetische) drugs. De verdachte is ter zake van deze twee strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, en een geldboete ten bedrage van € 20.000,00, subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
 integrale vrijspraak van feit 1 en partiële vrijspraak van feit 2 bepleit;
 in geval van een bewezenverklaring van één of meerdere feiten heeft de verdediging verzocht om af te zien van oplegging van een geldboete en te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de stafoplegging. Gelet daarop zal het hof tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw opnemen in dit arrest.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met andere [communicatiedienst] -gebruikers, schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van de handel in en de productie van synthetische drugs. Met zijn handelen heeft hij de productie van dergelijke harddrugs gefaciliteerd en in stand gehouden. De opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de uiteindelijke productie van synthetische drugs brengen ernstige gevaren met zich mee. Zo bestaat er gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Ook het ongecontroleerde transport van chemicaliën kan tot gevaarlijke situaties leiden. De illegale dumping van drugsafval leidt tot milieuschade en hoge kosten voor het opruimen daarvan. Daarnaast leveren harddrugs voor gebruikers ernstige gezondheidsrisico’s op. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en de handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met (bedreiging met) geweld. Uit zijn handelwijze blijkt dat de verdachte zich destijds niet heeft bekommerd om de maatschappelijke gevolgen en dat hij slechts oog heeft gehad voor eigen financieel gewin.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat ‘slechts’ sprake is van het plegen van voorbereidingshandelingen, hetgeen door de wetgever minder strafwaardig wordt geacht dan het daadwerkelijk vervaardigen van en handelen in synthetische drugs.
Voorts heeft het hof meegewogen dat de verdachte, zoals blijkt uit het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 november 2023, voorafgaand aan de onderhavige strafbare feiten reeds eerder ter zake van een Opiumwetdelict onherroepelijk is veroordeeld, hoewel het bij die eerdere veroordeling uit 2015 ging om softdrugs en niet om harddrugs.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep overigens met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken. Door de verdediging is in dat kader, kort gezegd, naar voren gebracht dat de verdachte na zijn detentie weer bij zijn gezin kan komen wonen en dat hij aan het werk kan in het bedrijf van zijn moeder.
Alles afwegende, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, een passende straf. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat deze straf voldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en dat oplegging van een geldboete daarnaast niet opportuun is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 13 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.