ECLI:NL:GHSHE:2023:4161

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.309.719_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbenoeming van de vader als bewindvoerder over de goederen van zijn dochter na ontslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herbenoeming van de vader als bewindvoerder over de goederen van zijn dochter. De vader was eerder ontslagen als bewindvoerder door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, die op 27 januari 2022 had besloten om de vader ambtshalve te ontslaan en een professionele bewindvoerder, [B.V.] B.V., aan te stellen. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2022 heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij niet in staat was geweest om de vereiste rekening en verantwoording over de jaren 2018 tot en met 2021 in te dienen vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder een ernstig ongeval en gezondheidsproblemen. Het hof heeft de vader de gelegenheid gegeven om alsnog de rekening en verantwoording in te dienen, wat inmiddels is gebeurd en goedgekeurd door de kantonrechter. Het hof heeft geoordeeld dat er geen gewichtige redenen meer zijn om de vader als bewindvoerder te ontslaan en heeft besloten om hem met ingang van 1 januari 2024 opnieuw te benoemen als bewindvoerder over de goederen van zijn dochter. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd voor zover het betreft het ontslag van de vader en de benoeming van [B.V.] B.V. als bewindvoerder. De vader moet binnen drie maanden na zijn benoeming een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen opmaken en indienen bij de griffie van de rechtbank Oost-Brabant.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 december 2023
Zaaknummer: 200.309.719/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9480324 UD21-4461
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W. de Rijk.
Met betrekking tot de rechthebbende:
[de dochter] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de dochter] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[B.V.] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
[de broer],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de broer.
In het kort:
Deze zaak gaat over de vader die het er niet mee eens is dat hij is ontslagen als bewindvoerder over de goederen van zijn dochter [de dochter] en dat er een professionele bewindvoerder is benoemd. De vader wil weer als bewindvoerder worden aangesteld.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, van 27 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer alsmede naar de (herstel-)beschikking van voornoemde kantonrechter van 27 januari 2022, uitgesproken onder hetzelfde zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 april 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking van 27 januari 2022 te vernietigen, onder de bepaling dat de vader tot bewindvoerder over (naar het hof begrijpt de goederen van) [de dochter] zal worden herbenoemd.
2.2.
Er is, hoewel daartoe wel gelegenheid is geweest, geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. De Rijk.
2.3.1.
[de dochter] , de bewindvoerder en de broer zijn
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Op de mondelinge behandeling heeft het hof na afstemming met de advocaat en de vader beslist dat de vader de gelegenheid krijgt om middels de daartoe bestemde formulieren de rekening en verantwoording over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021 bij de kantonrechter in te dienen, onder overlegging van een afschrift daarvan aan het hof (en daarmee aan de bewindvoerder) tot uiterlijk 1 maart 2023. Vervolgens zullen de bewindvoerder en overige belanghebbenden twee weken de gelegenheid krijgen hierop te reageren. In afwachting van de gevraagde rekening en verantwoording heeft het hof de zaak aangehouden.
2.5.
Bij brief van 19 april 2023 heeft het hof kenbaar gemaakt dat er een rechterswisseling zal plaatsvinden en dat partijen binnen twee weken kunnen reageren, bij gebreke waarvan het hof ervan uitgaat dat partijen afstand doen van het recht om in verband met een rechterswisseling een nadere mondelinge behandeling te verzoeken. Hierop heeft het hof van de advocaat van de vader vernomen dat deze geen bezwaar heeft tegen een rechterswisseling en geen nadere mondelinge behandeling wenst. Het hof heeft ook geen overig verzoek tot een nadere mondelinge behandeling ontvangen.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 november 2021;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van vader d.d. 22 juni 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 31 oktober 2022;
  • het V6-formuier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 28 februari 2023;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 22 maart 2023;
  • brief van de advocaat van de vader d.d. 8 juni 2023;
  • kopie-brief van de kantonrechter aan de vader d.d. 3 november 2023;
  • ingekomen mail van de kantonrechter d.d. 24 november 2023;
  • brief van de advocaat van de vader d.d. 1 december 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 1 mei 2007 heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant, over de goederen die [de dochter] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van de vader tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 27 januari 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank OostBrabant, voor zover thans van belang, de vader ambtshalve ontslagen als bewindvoerder en [B.V.] ambtshalve tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Het standpunt
3.4.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De vader ontkent dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen om de kantonrechter over de jaren 2018 tot en met 2020 van informatie te voorzien met betrekking tot de financiën / het vermogen van [de dochter] middels rekening en verantwoording over deze jaren. De vader heeft jarenlang op correcte wijze rekening en verantwoording verricht over het door hem gevoerde beheer. Op een bepaald moment moest de rekening en verantwoording voortaan digitaal worden ingediend. De vader was daar niet zo handig in. Hij is zich er wel van bewust dat deze rekening en verantwoording moet worden ingediend en heeft een accountant bereid gevonden om hem bij te staan in de procedurele aspecten van het bewind. Daarnaast maakte de persoonlijke situatie dat vader een paar jaar niet in de gelegenheid is geweest de vereiste rekening en verantwoording in te dienen. De vader is van mening dat hem een herkansing moet worden geboden.
Tevens stelt de vader dat hij niet rechtsgeldig is opgeroepen voor de mondelinge behandeling die kennelijk op 11 november 2021 is gehouden. Nu hij niet naar de mondelinge behandeling kon komen, heeft de vader ook geen verweer kunnen voeren tegen het voornemen om hem als bewindvoerder te ontslaan. De bestreden beschikking is mitsdien niet conform de vereiste zorgvuldige rechtsgang gevoerd zodat de vader het recht is ontnomen om verweer te voeren. De vader had door de kantonrechter nimmer ambtshalve ontslagen mogen worden en verzoekt dan ook te worden herbenoemd tot bewindvoerder.
3.5.
De bewindvoerder heeft het hof bij brief van 22 juli 2022 bericht geen verweerschrift te zullen indienen en heeft laten weten dat het dossier van [de dochter] volledig is opgestart en het bewind prima verloopt.
De motivering van de beslissing
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
Procedure eerste aanleg
3.6.1.
Voor zover de bezwaren van de vader omtrent het verloop van de procedure in eerste aanleg in hoger beroep al terecht naar voren zouden zijn gebracht, kan dit niet tot een vernietiging van de bestreden beschikking leiden, gelet op de herstelfunctie van de hoger beroepsprocedure.
Inhoudelijke beoordeling
3.6.2.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.3.
Het hof is van oordeel dat er ten tijde van de beslissing van de kantonrechter voldoende gewichtige redenen aanwezig waren om de vader ambtshalve als bewindvoerder te ontslaan. Echter is het hof ook van oordeel dat het verzoek van de vader om te worden herbenoemd, dient te worden ingewilligd, en wel op de volgende gronden.
3.6.4.
De vader heeft, ondanks dat hij daartoe meerdere malen door de kantonrechter is verzocht, in 2021 nagelaten de rekening en verantwoording over de jaren 2018 en verder, in te dienen. Omdat hij tekort schoot in de nakoming van zijn verplichtingen als bewindvoerder, is de vader in de bestreden beschikking door de kantonrechter ontslagen.
3.6.5.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader toegelicht dat zijn persoonlijke situatie de laatste jaren dusdanig was dat hij tijdelijk niet in de gelegenheid was de rekening en verantwoording op correcte wijze in te dienen. Zo is hij betrokken geweest bij een noodlottig ongeval waarbij het slachtoffer is overleden, hetgeen veel impact op de vader heeft gehad. Daarnaast werd bij de vader prostaatkanker geconstateerd, waarvan hij na een operatie voorlopig genezen is verklaard. Tenslotte was het voor de vader lastig om de rekening en verantwoording digitaal in te dienen. Eerdere jaren diende de vader de stukken op ‘oude papieren wijze’ in. De vader heeft aangegeven dat hij een accountant in de arm heeft genomen die hem bijstaat de gevraagde stukken voortaan digitaal in te dienen.
3.6.6.
De vader is door het hof in de gelegenheid gesteld om over de ontbrekende jaren alsnog rekening en verantwoording bij de kantonrechter in te dienen. Dit is inmiddels gebeurd en goedgekeurd, zo blijkt uit een brief van de kantonrechter van 24 november 2023.
3.6.7.
Het hof komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat thans geen feiten of omstandigheden meer zijn komen vast te staan die nog een gewichtige reden voor het ontslag van de vader kunnen opleveren. Het hof heeft althans de overtuiging dat de vader een nieuwe kans moet worden geboden en ziet thans geen bezwaar meer om aan het verzoek van de vader tegemoet te komen.
Voldoende aannemelijk is dat de vader met behulp van de in de arm genomen deskundige wel in staat is de vereiste rekening en verantwoording voortaan op correcte wijze in te dienen en ook overigens in staat is tot nakoming van zijn verplichtingen als bewindvoerder.
Het ligt dan ook in de rede, en het hof ziet ook geen beletselen, om de vader opnieuw te benoemen. Ter zitting heeft hij zich hiertoe reeds bereid verklaard.
3.6.8.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de vader met ingang van 1 januari 2024 weer kan worden benoemd als bewindvoerder over de goederen van [de dochter] .
Conclusie
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep met ingang van 1 januari 2024 vernietigen en de vader weer benoemen tot bewindvoerder over de goederen van [de dochter] .
Aantekening curatele- en bewindregister:
3.8.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van 27 januari 2022 voor de periode tot 1 januari 2024;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 27 januari 2022, voor zover het betreft het ontslag van de vader als bewindvoerder en de benoeming van [B.V.] B.V. tot bewindvoerder met ingang van 1 januari 2024;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 januari 2024 aan [B.V.] B.V. ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de dochter] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989;
benoemt met ingang van 1 januari 2024 de vader, [de vader] , geboren te [plaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1956, tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de voormalig bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van zijn ontslag de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant, overlegt;
bepaalt dat de vader als opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na zijn benoeming een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.M.J. Peters op 14 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.