3.5De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat en voor zover relevant, het volgende aan.
De moeder heeft na de aangifte onvoorwaardelijk gekozen voor haar vriend en zo haar beide dochters in de steek gelaten. Zo ervaren zij dat in elk geval. Indertijd hebben de kinderen op het vakantieadres aan de moeder gemeld dat haar partner hen had aangerand en toen ontvingen zij, in plaats van steun en veiligheid, slechts de kille instructie van hun moeder dat zij daarover hun mond moesten houden. De moeder vertrok uiteindelijk medio 2022 uit de echtelijke woning en trok zich van de kinderen weinig tot niets meer aan. Het is niet zo dat de vader de zorg voor de kinderen volledig naar zich heeft toegetrokken en de kinderen zich hebben afgezet tegen de moeder. De moeder gaat de gevolgen van haar eigen handelen en haar daaruit voortvloeiende eigen verantwoordelijkheden uit de weg. De vader heeft zijn verantwoordelijkheden genomen ten opzichte van de kinderen, en de dagelijkse zorg voor hen volledig op zich genomen.
In september 2023 hebben de moeder en haar vriend [partner moeder] [minderjarige 1] gestalkt. Dit is niet voor het eerst. Het was zodanig intimiderend dat [minderjarige 1] al fietsend 112 heeft gebeld. Deze kwestie is in behandeling bij de politie. Het gaat goed met de kinderen nu, maar het kan beter. De vader achtervolgt de moeder niet en de kinderen hebben haar niet gefilmd vanuit de auto: het is juist andersom, want de moeder achtervolgt de kinderen. De vader weet niet eens waar de moeder nu woont. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden op school uitermate goed begeleid (wekelijkse gesprekken) door de schoolleiding en krijgen daarbij ook psychologische ondersteuning als zij dat wensen. Bovendien zal ook hulpverlening in het vrijwillig kader op korte termijn starten. Dat moet eerst een kans krijgen. Het heeft zolang geduurd, omdat het veel tijd kostte voordat [betrokkene] (praktijk ‘ [praktijk] ’) de financiën rond had. Dat is nu gelukt. In december 2023 hebben beide ouders een intake. De advocaten zijn hier niet bij betrokken. Voor de kinderen zal een kindbehartiger worden aangesteld.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Evenals de rechtbank, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan deze vereisten en overweegt daartoe het volgende.
3.6.2.Uit de gesprekken met de kinderen, de overgelegde stukken en het besprokene op de mondelinge behandeling, is het hof gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rondom het uiteengaan van de ouders een zeer turbulente tijd hebben doorgemaakt die nog steeds zijn sporen nalaat. Het hof heeft twee geëmotioneerde kinderen gezien die nog vol boosheid en verdriet zitten om hetgeen zij met hun moeder hebben meegemaakt en nog steeds meemaken. Het hof onderkent dat er nu een grote zorg is over de afwezigheid van de moeder in het leven van de kinderen en alle spanningen die hiermee gepaard gaan. Er is sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die – in beginsel – een ondertoezichtstelling zou kunnen rechtvaardigen. Toch zal het hof daartoe niet beslissen, gelet op het volgende.
3.6.3.Het onderwerp ‘ondertoezichtstelling’ leidt bij de kinderen tot veel spanning. De voorzitter heeft geprobeerd de kinderen uit te leggen dat een ondertoezichtstelling niet automatisch leidt tot contactherstel met hun moeder, maar de kinderen kunnen dit niet los zien van elkaar. Ook hebben zij er moeite mee dat het de moeder is (en niet de raad) die hoger beroep heeft ingesteld. Toewijzing van dit hoger beroep voelt voor de kinderen alsof de moeder ‘wint’ en dit veroorzaakt bij de kinderen veel verdriet en boosheid. De kinderen hebben in een relatief korte periode al zoveel heftige dingen meegemaakt dat het hof de kinderen niet wil blootstellen aan nóg meer spanning. Er is nog steeds geen rust voor de kinderen en de wens van de kinderen om niet opnieuw aan een instantie hun verhaal moeten doen, is voor het hof invoelbaar. Dat hoeven de kinderen ook niet te doen, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het vrijwillig kader al hulp zullen krijgen via de kindbehartiger. Daarnaast hebben de kinderen wekelijks gesprekken op school waar zij veel baat bij hebben. Zij ervaren ook veel steun van hun vader en er zijn geen zorgen over de (dagelijkse) verzorging en opvoeding van de kinderen door de vader. De veilige ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vader is voldoende gewaarborgd. Uit het gesprek dat het hof met de kinderen had, leidt het hof af dat de kinderen voldoende ruimte krijgen van hun vader om weer contact met hun moeder te hebben als zij dit zelf weer zouden willen. Dat is positief.
3.6.4.Een andere belangrijke factor waar het hof veel gewicht aan toekent, is dat de hulpverlening voor de ouders door [betrokkene] van “ [praktijk] ” in december 2023, na een lange periode vol onduidelijkheid en administratieve vertragingen, eindelijk zal starten en dat dan ook voor de kinderen een kindbehartiger zal worden ingeschakeld. Het hof is van oordeel dat de huidige ingezette vormen van hulpverlening voldoende aansluiten bij wat de kinderen (en beide ouders) op dit moment nodig hebben om de ernstige ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillig kader af te wenden. Het is voor de kinderen het belangrijkste dat beide ouders zich vanaf nu ten volle zullen inzetten om de hulpverlening te laten slagen. Op de mondelinge behandeling hebben beide ouders toegezegd dat zij zullen meewerken met de hulpverlening. Onder de huidige omstandigheden beschouwt het hof een ondertoezichtstelling als een te vergaand middel dat bovendien bij deze kinderen zijn doel voorbij schiet, nu beide kinderen – nu 16 en 15 jaar oud – zich immers fors verzetten tegen een ondertoezichtstelling. Als er op termijn méér hulp voor de kinderen nodig is, acht het hof de vader voldoende in staat om beide kinderen de zorg te bieden en daarbij de hulp in te schakelen die noodzakelijk is voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging
.
3.6.5.Het hof is daarom, met de rechtbank, van oordeel dat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan, waardoor het verzoek van de moeder zal worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
3.6.6.De voorzitter heeft een persoonlijke brief geschreven aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waarin aan hen deze beslissing wordt uitgelegd. Die brief zal tegelijkertijd met deze beschikking worden verzonden aan de kinderen zelf (op het adres van de vader) met een kopie aan (de advocaten van) de ouders.