ECLI:NL:GHSHE:2023:4160

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.332.895_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder tot ondertoezichtstelling van haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder, op 7 juli 2023, het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling afgewezen. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2023 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, maar oordeelt dat de huidige hulpverlening in het vrijwillig kader voldoende is om de ontwikkelingsbedreiging te adresseren. Het hof heeft geconcludeerd dat de kinderen, die inmiddels 16 en 15 jaar oud zijn, zich verzetten tegen een ondertoezichtstelling en dat het verzoek van de moeder niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de moeder in haar verzoek afgewezen. De voorzitter heeft een persoonlijke brief aan de kinderen geschreven om hen de beslissing uit te leggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 14 december 2023
Zaaknummer : 200.332.895/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/408020 / JE RK 23-559
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.A. Broekman-de Feijter,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] , gemeente [gemeente 2] ,
hierna: de vader.
advocaat: mr. R.M.A. Lensen,
Als informant wordt aangemerkt:
-
Jeugdbescherming West Regio Zeeland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
IN HET KORT
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de 16-jarige [minderjarige 1] en de 15-jarige [minderjarige 2] heeft afgewezen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg), van 7 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, zo nodig onder aanvulling van gronden, het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 oktober 2023, heeft de raad het inleidend verzoek tot ondertoezichtstelling gehandhaafd.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 november 2023, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen, en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling van gronden, kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De GI is niet verschenen.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad een gesprek gehad met de voorzitter (in het bijzijn van de griffier). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 april 2023;
  • het V-formulier van 4 oktober 2023 met bijlagen van de advocaat van de moeder;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders zijn van 2006 tot 2022 met elkaar getrouwd geweest. Tijdens het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna:
Er is sprake van gezamenlijk gezag. De kinderen zijn door de rechter bij beschikking voorlopige voorzieningen van 8 december 2022 toevertrouwd aan de vader.
Bij de rechtbank
3.2.
De raad heeft de rechtbank verzocht om de kinderen voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de raad afgewezen.
Bij het hof
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert zij – samengevat en voor zover relevant – het volgende aan.
Ten onrechte althans op onjuiste gronden, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft de rechtbank overwogen dat er naast het ontbreken van contact tussen de kinderen en hun moeder geen andere zorgen zijn over de kinderen en dat de gestelde ontwikkelingsbedreiging onvoldoende is om een ondertoezichtstelling, die in verregaande mate inbreuk maakt op het gezinsleven van partijen, te rechtvaardigen. Naast het ontbreken van contact met de moeder, heeft de raad ook andere zorgen geuit:
  • de kinderen hebben angst en wantrouwen voor de partner van moeder, de moeder en opa en oma (mz);
  • het ontbreken van enige samenwerking en contact tussen ouders. De hulpverlening is nog niet van de grond gekomen;
  • vanwege de ingrijpende gebeurtenissen die de kinderen hebben ervaren, dient binnen de ondertoezichtstelling aandacht te zijn voor passende hulpverlening voor de kinderen;
  • het ontbreken aan van contact tussen de ouders staat in de weg aan het inzetten van hulpverlening en/of het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen bij de kinderen;
  • er is sprake van een complexe gezinssituatie, waarin meer oog dient te zijn voor de behoeften van de kinderen door toezicht van een jeugdbeschermer;
  • de ondertoezichtstelling dient niet (uitsluitend) tot contactherstel met de moeder. Het gaat erom dat onderzocht wordt of, mede gelet op de heftige gebeurtenissen waarmee de kinderen zijn geconfronteerd, individuele hulpverlening voor de kinderen ingezet dient te worden en daarnaast of er mogelijkheden van contactherstel zijn.
De zorgen en ontwikkelingsbedreigingen aan de zijde van de kinderen zijn veel breder dan uitsluitend het ontbreken van contact met hun moeder. De vader trekt de kinderen verder in het gerezen (loyaliteits-)geschil tussen de ouders. De vader en de kinderen blijven de moeder achtervolgen en maken dan filmpjes van haar. De kinderen hebben in 2019 (of daarna) niets tegen moeder gezegd over aanranding door de partner van de moeder, zodat de moeder ook uitdrukkelijk betwist dat zij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zou hebben opgedragen om hierover te zwijgen. Als de kinderen hierover iets tegen de moeder zouden hebben gezegd, dan had zij het contact met haar vriend verbroken. De hulp in het vrijwillig kader start weliswaar binnenkort, maar de moeder betwijfelt of dit afdoende is.
3.4.
Het standpunt van de raad, zoals ingenomen op de mondelinge behandeling in hoger beroep, luidt – samengevat – als volgt.
De raad is niet in hoger beroep gegaan, omdat de vrijwillige hulpverlening binnenkort zou gaan starten. De raad ging er daarbij vanuit dat als vrijwillige hulpverlening niet van de grond zou komen, de zaak wel weer via een beschermtafel terug zou komen. Toch zou het beter zijn als er wel een ondertoezichtstelling zou komen. De raad heeft nog steeds zorgen over de kinderen. De kinderen zitten met veel boosheid richting de moeder en dat vreet de kinderen op van binnen. Ze zijn erg teleurgesteld in hun moeder. De kinderen en de moeder komen elkaar tegen in de buurt en dat veroorzaakt spanning. Dat zijn lastige dingen waar deze jonge meiden mee te maken hebben. De moeder is er nu eenmaal en de kinderen moeten ermee dealen (wat ze nu niet willen). Dat geeft spanning en conflict. In de beleving van de kinderen is de moeder van een leuke moeder veranderd in “een monster”, maar de kinderen kunnen niet alleen maar slechte herinneringen hebben aan hun moeder. De kinderen zijn nu alleen maar boos en wijzen alles af. Ze willen geen ander licht op de situatie. De raad maakt zich zorgen over wat de kinderen dan leren over conflicthantering. De ouders moeten het goede voorbeeld hierin geven, maar dat doen ze niet. Daarin zit ook een ontwikkelingsbedreiging. Het zou goed zijn als er een gezinsvoogd beschikbaar is voor de kinderen, als een neutrale gezaghebbende derde, die wat lucht kan brengen. Benoeming van een kindbehartiger is sowieso een goed idee; de gezinsvoogd zou de gesprekken met de kinderen dan aan de kindbehartiger kunnen overlaten. De raad ziet een fors afbreukrisico binnen het vrijwillig traject. Het moet voorkomen worden dat de ouders ermee stoppen. De ondertoezichtstelling is daarom in het belang van de kinderen nog steeds noodzakelijk, zeker gelet op hun leeftijd. Binnenkort zijn ze meerderjarig; nu kan er nog hulp worden ingezet. De kinderen zijn bang voor hun moeder en haar partner [partner moeder] . Deze angst moet serieus genomen worden. De raad zegt niet dat er contactherstel met de moeder moet komen, maar wel dat onderzocht moet worden wat wél mogelijk is, wat er moet gebeuren, hoe de ouders zich hierin moeten bewegen en hoe de kinderen het beste kunnen worden geholpen.
3.5
De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat en voor zover relevant, het volgende aan.
De moeder heeft na de aangifte onvoorwaardelijk gekozen voor haar vriend en zo haar beide dochters in de steek gelaten. Zo ervaren zij dat in elk geval. Indertijd hebben de kinderen op het vakantieadres aan de moeder gemeld dat haar partner hen had aangerand en toen ontvingen zij, in plaats van steun en veiligheid, slechts de kille instructie van hun moeder dat zij daarover hun mond moesten houden. De moeder vertrok uiteindelijk medio 2022 uit de echtelijke woning en trok zich van de kinderen weinig tot niets meer aan. Het is niet zo dat de vader de zorg voor de kinderen volledig naar zich heeft toegetrokken en de kinderen zich hebben afgezet tegen de moeder. De moeder gaat de gevolgen van haar eigen handelen en haar daaruit voortvloeiende eigen verantwoordelijkheden uit de weg. De vader heeft zijn verantwoordelijkheden genomen ten opzichte van de kinderen, en de dagelijkse zorg voor hen volledig op zich genomen.
In september 2023 hebben de moeder en haar vriend [partner moeder] [minderjarige 1] gestalkt. Dit is niet voor het eerst. Het was zodanig intimiderend dat [minderjarige 1] al fietsend 112 heeft gebeld. Deze kwestie is in behandeling bij de politie. Het gaat goed met de kinderen nu, maar het kan beter. De vader achtervolgt de moeder niet en de kinderen hebben haar niet gefilmd vanuit de auto: het is juist andersom, want de moeder achtervolgt de kinderen. De vader weet niet eens waar de moeder nu woont. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden op school uitermate goed begeleid (wekelijkse gesprekken) door de schoolleiding en krijgen daarbij ook psychologische ondersteuning als zij dat wensen. Bovendien zal ook hulpverlening in het vrijwillig kader op korte termijn starten. Dat moet eerst een kans krijgen. Het heeft zolang geduurd, omdat het veel tijd kostte voordat [betrokkene] (praktijk ‘ [praktijk] ’) de financiën rond had. Dat is nu gelukt. In december 2023 hebben beide ouders een intake. De advocaten zijn hier niet bij betrokken. Voor de kinderen zal een kindbehartiger worden aangesteld.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Evenals de rechtbank, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan deze vereisten en overweegt daartoe het volgende.
3.6.2.
Uit de gesprekken met de kinderen, de overgelegde stukken en het besprokene op de mondelinge behandeling, is het hof gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rondom het uiteengaan van de ouders een zeer turbulente tijd hebben doorgemaakt die nog steeds zijn sporen nalaat. Het hof heeft twee geëmotioneerde kinderen gezien die nog vol boosheid en verdriet zitten om hetgeen zij met hun moeder hebben meegemaakt en nog steeds meemaken. Het hof onderkent dat er nu een grote zorg is over de afwezigheid van de moeder in het leven van de kinderen en alle spanningen die hiermee gepaard gaan. Er is sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die – in beginsel – een ondertoezichtstelling zou kunnen rechtvaardigen. Toch zal het hof daartoe niet beslissen, gelet op het volgende.
3.6.3.
Het onderwerp ‘ondertoezichtstelling’ leidt bij de kinderen tot veel spanning. De voorzitter heeft geprobeerd de kinderen uit te leggen dat een ondertoezichtstelling niet automatisch leidt tot contactherstel met hun moeder, maar de kinderen kunnen dit niet los zien van elkaar. Ook hebben zij er moeite mee dat het de moeder is (en niet de raad) die hoger beroep heeft ingesteld. Toewijzing van dit hoger beroep voelt voor de kinderen alsof de moeder ‘wint’ en dit veroorzaakt bij de kinderen veel verdriet en boosheid. De kinderen hebben in een relatief korte periode al zoveel heftige dingen meegemaakt dat het hof de kinderen niet wil blootstellen aan nóg meer spanning. Er is nog steeds geen rust voor de kinderen en de wens van de kinderen om niet opnieuw aan een instantie hun verhaal moeten doen, is voor het hof invoelbaar. Dat hoeven de kinderen ook niet te doen, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het vrijwillig kader al hulp zullen krijgen via de kindbehartiger. Daarnaast hebben de kinderen wekelijks gesprekken op school waar zij veel baat bij hebben. Zij ervaren ook veel steun van hun vader en er zijn geen zorgen over de (dagelijkse) verzorging en opvoeding van de kinderen door de vader. De veilige ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vader is voldoende gewaarborgd. Uit het gesprek dat het hof met de kinderen had, leidt het hof af dat de kinderen voldoende ruimte krijgen van hun vader om weer contact met hun moeder te hebben als zij dit zelf weer zouden willen. Dat is positief.
3.6.4.
Een andere belangrijke factor waar het hof veel gewicht aan toekent, is dat de hulpverlening voor de ouders door [betrokkene] van “ [praktijk] ” in december 2023, na een lange periode vol onduidelijkheid en administratieve vertragingen, eindelijk zal starten en dat dan ook voor de kinderen een kindbehartiger zal worden ingeschakeld. Het hof is van oordeel dat de huidige ingezette vormen van hulpverlening voldoende aansluiten bij wat de kinderen (en beide ouders) op dit moment nodig hebben om de ernstige ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillig kader af te wenden. Het is voor de kinderen het belangrijkste dat beide ouders zich vanaf nu ten volle zullen inzetten om de hulpverlening te laten slagen. Op de mondelinge behandeling hebben beide ouders toegezegd dat zij zullen meewerken met de hulpverlening. Onder de huidige omstandigheden beschouwt het hof een ondertoezichtstelling als een te vergaand middel dat bovendien bij deze kinderen zijn doel voorbij schiet, nu beide kinderen – nu 16 en 15 jaar oud – zich immers fors verzetten tegen een ondertoezichtstelling. Als er op termijn méér hulp voor de kinderen nodig is, acht het hof de vader voldoende in staat om beide kinderen de zorg te bieden en daarbij de hulp in te schakelen die noodzakelijk is voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging
.
3.6.5.
Het hof is daarom, met de rechtbank, van oordeel dat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan, waardoor het verzoek van de moeder zal worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
3.6.6.
De voorzitter heeft een persoonlijke brief geschreven aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waarin aan hen deze beslissing wordt uitgelegd. Die brief zal tegelijkertijd met deze beschikking worden verzonden aan de kinderen zelf (op het adres van de vader) met een kopie aan (de advocaten van) de ouders.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ( Middelburg ) van 7 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, H. van Winkel en M.J.C. van Leeuwen en is op 14 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.