ECLI:NL:GHSHE:2023:4156

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.326.947_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag, hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen en om het eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen. De vader, die het hoofdverblijf van de kinderen bij hem wilde laten vaststellen, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De kinderen staan sinds januari 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en de ondertoezichtstelling is verlengd tot januari 2024. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen een wisselende zorgregeling hadden, maar de moeder trok haar verzoeken in tijdens de mondelinge behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en vader niet in staat zijn om op constructieve wijze samen te werken in het belang van de kinderen. Het hof heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van alle kinderen bij de vader zal zijn en dat de GI de regie over de zorgregeling zal voeren. De moeder heeft ingestemd met een zorgregeling waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend bij haar verblijven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft het hoofdverblijf en de zorgregeling, en heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 december 2023
Zaaknummer: 200.326.947/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/376936 / FA RK 21-5455
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.A.J. Soffers,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. L.M. Bakker.
Het hof merkt als belanghebbende aan:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de hoofdverblijfplaats, het ouderlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2015
    (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2016 (hierna: [minderjarige 2] );
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2017 (hierna: [minderjarige 3] );
  • [minderjarige 4] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 2019
    (hierna: [minderjarige 4] );
  • [minderjarige 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 5] 2020
    (hierna: [minderjarige 5] );
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 mei 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de beslissingen over het hoofdverblijf, het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende:
- te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben;
- te bepalen dat aan de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen toekomt;
- een zorg- en contactregeling vast te leggen tussen de man en de kinderen van één weekend in de veertien dagen vanaf vrijdag 14.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag uit school haalt en hen na afloop van de omgang bij de moeder terugbrengt;
De moeder verzoekt voorts voorwaardelijk een raadsonderzoek te gelasten, indien het hof zich onvoldoende geïnformeerd acht om een beslissing in deze te nemen.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 18 juli 2023, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2023, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder als zijnde ongegrond en onbewezen aan de moeder te ontzeggen, dan wel een zodanig voorziening te treffen die het hof juist acht.
2.4.
Tevens heeft de vader incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking voor wat betreft de vaststelling van het hoofdverblijf van [minderjarige 4] en [minderjarige 5] en voor wat betreft verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende:
  • te bepalen dat het inleidend verzoek van de vader, om alle kinderen bij de vader hun hoofdverblijfplaats te laten houden, wordt toegewezen, dan wel zodanige voorzieningen te treffen die het hof juist acht;
  • te bepalen dat alle kinderen eenmaal per twee weken een weekend, van vrijdag tot en met zondag, bij de moeder verblijven, dan wel een zodanige zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht.
De vader verzoekt voorts voorwaardelijk te bepalen dat, indien het hof van mening is dat aan een van beide ouders het gezag moet worden toegekend, dat de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen, dan wel een zodanige voorziening te treffen die het hof juist acht, kosten rechtens.
2.5.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 4 oktober 2023, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen en een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Soffers;
-de vader, bijgestaan door mr. Bakker;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 24 februari 2023;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 1 juni 2023;
het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 29 september 2023;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 4 oktober 2023;
- de brief van de GI met bijlage d.d. 13 oktober 2023.
2.8.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de GI bij bericht van 20 november 2023 de beschikking van de rechtbank van 17 november 2023 (inzake de beslissing over de schriftelijke aanwijzing en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken) aan de griffie van het hof toegezonden, zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken.

3.De beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep

De feiten
3.1.
Partijen zijn op 1 december 2015 met elkaar gehuwd. Zij zijn de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan met ingang van 19 januari 2022 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 19 december 2022 verlengd tot 19 januari 2024.
3.3.
Bij beschikking van 7 juni 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 9 augustus 2022 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.4.
Bij de bestreden beschikking van 24 maart 2023 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat [minderjarige 4] en [minderjarige 5] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben en dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben.
Verder heeft de rechtbank in diezelfde beschikking, voor zover thans van belang, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) vastgesteld:
  • in week 1: de kinderen verblijven van maandag tot woensdag bij de moeder en van woensdag na schooltijd tot zondagavond bij de vader, en
  • in week 2: de kinderen verblijven van maandag tot woensdag bij de moeder, van woensdag na schooltijd tot donderdag bij de vader en van donderdag na schooltijd tot zondag bij de moeder.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot toekenning van het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen.
3.5.
Bij beschikking van 17 november 2023 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 24 maart 2023 aangevuld, in die zin dat de overdrachtsmomenten worden begeleid door een door de GI aan te wijzen professionele of neutrale instantie.
3.6.
Partijen kunnen zich, ieder afzonderlijk, met de bestreden beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De moeder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Zij heeft het ouderschapsplan alleen ondertekend omdat zij door de vader onder druk is gezet en zij soms bang voor de vader is. Ze heeft geprobeerd de afspraken uit het plan na te komen, maar dit lukt in het geheel niet. Het plan leidt tot veel strijd en de kinderen hebben daar last van. Er doen zich problemen voor bij de vele wisselmomenten. De vader komt de in het convenant afgelegde afspraken evenmin na. Bovendien hebben de kinderen bij de vader geen rustige veilige plek. De moeder heeft de vader niet bedreigd.
De vader neemt geen verantwoordelijkheid voor de kinderen die het hoofdverblijf bij hem hebben ( [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ). Hij ontvangt wel kinderbijslag, maar koopt geen schoolspullen. Hierdoor komen zij in de knel te zitten. Uit frustratie heeft de moeder afgelopen juni aangegeven dat de kinderen bij de vader moesten gaan wonen. Dit was uitdrukkelijk als tijdelijke regeling bedoeld. De moeder voelde zich door de vader bedreigd. Daar komt bij dat zij zich door de GI niet gehoord voelde. Tegen de afspraken in heeft de vader recent ook de twee jongste kinderen op zijn adres ingeschreven. Dit levert voor de moeder financiële problemen op, omdat de kinderbijslag en toeslagen dan stoppen. De moeder heeft een minimaal inkomen en haar vermogen staat onder bewind. Er zijn veel schulden die samen met de vader moeten worden afgelost.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar standpunt gewijzigd en hieraan toegevoegd dat de langdurige strijd die er gaande is niet in het belang van de kinderen is. Die strijd is niet alleen belastend voor de kinderen, maar ook voor haar zelf. Om die reden trekt zij haar verzoeken betreffende het gezag en het hoofdverblijf in en gaat zij ermee akkoord dat de kinderen, conform de tijdelijke regeling, eenmaal per veertien dagen een weekend bij haar zullen verblijven. Daarnaast verzoekt zij de vakanties tussen partijen te verdelen.
3.8.
De vader voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De zorgregeling is onder leiding van de mediator en onder druk van de GI tot stand gekomen en is niet werkbaar. De regeling zorgt voor veel onrust bij de kinderen. De omstandigheden zijn inmiddels gewijzigd. De moeder heeft aangegeven dat alle kinderen bij de vader moeten gaan wonen en dat de moeder een weekend per veertien dagen omgang met de kinderen wil hebben. Deze regeling is door de GI als een tijdelijke regeling vorm gegeven. De vader zou graag zien dat deze regeling definitief wordt, aangezien dit voor de kinderen veel rust zal brengen. De wisselmomenten zullen aanzienlijk verminderen en daardoor ook de confrontaties tussen partijen. De vader is herhaaldelijk door de moeder bedreigd. Zij stalkt de vader en weigert ieder direct contact met hem. De vader maakt zich zorgen over de situatie van de kinderen bij de moeder. Alle kinderen dienen hun hoofdverblijf bij de vader te houden. Indien hof van oordeel is dat het gezamenlijk gezag over de kinderen dient te worden beëindigd, dan dient de vader het eenhoofdig gezag toegewezen te krijgen.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling hieraan toegevoegd dat de omgang tussen de moeder en de kinderen vooralsnog dient te worden begeleid, zoals door de GI wordt geadviseerd. Bovendien dient er eerst een herstelgesprek tussen de moeder en de kinderen plaats te vinden.
3.9.
De GI voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Er is sprake van een complexe situatie, hetgeen ook uit de stukken blijkt. De zorgregeling is onuitvoerbaar en moet worden aangepast. Tijdens de zomervakantie is de moeder overbelast geraakt en heeft de moeder aangegeven dat zij alleen nog een weekend per veertien dagen zorg zal dragen voor de kinderen. De GI vond deze time-out een passende oplossing. De kinderen verblijven sinds eind juni 2023 bij de vader. Sinds augustus gaan de kinderen in de weekenden niet meer naar de moeder.
Het is belangrijk dat de moeder aan haar emotieregulatieproblemen gaat werken. In de tussentijd kan worden onderzocht hoe de zorgregeling eruit moet komen te zien en kan gestart worden met een begeleide zorgregeling. Er dient echter eerst een herstelgesprek tussen de moeder en de kinderen plaats te vinden, waarbij zij jegens de kinderen erkent dat zij de vader niet had moeten aanvallen. Ook bij de vader dient de noodzakelijke hulpverlening te worden ingezet. De GI vindt het ten slotte belangrijk dat de GI de regie over de zorgregeling krijgt.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof - zakelijk weergegeven - als volgt geadviseerd.
De raad heeft grote zorgen over de context waarin deze kinderen al jarenlang opgroeien. Het is voor de kinderen niet goed wat zij meekrijgen van de hevige strijd tussen de ouders en het daarbij betrokken netwerk. Als kinderen zolang onder dergelijke spanningen staan, kunnen daar uiteindelijk grote problemen uit voort komen. De conflicten tussen de ouders moeten stoppen. De situatie is ontzettend beschadigend voor de kinderen. De kinderen hebben recht op contact met beide ouders, maar een en ander dient op een positieve en fatsoenlijke manier te worden georganiseerd. De raad heeft daar, ook op grond van de stukken, veel zorgen over. De raad heeft naar aanleiding van het raadsonderzoek geadviseerd om de zorgregeling die ouders zelf met elkaar waren overeengekomen en die zij hadden vastgesteld in een ouderschapsplan, vast te leggen, dan wel de regie van de contacten bij de GI te leggen. Dat laatste advies handhaaft de raad, met dien verstande dat de regeling, zoals door de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is verzocht, wordt vastgelegd als einddoel om naar toe te werken. De raad beseft dat hiervoor maatwerk nodig is en dat dit veel van de GI zal vergen.
Het wettelijk kader
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a en b BW, een toedeling van de zorg- en opvoedingstaken en het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De motivering van de beslissing
Gezag
3.12.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep het verzoek om haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten ingetrokken.
Het hof leidt hieruit af dat de moeder haar grieven dienaangaande niet meer handhaaft, zodat zij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.
3.13.
Aangezien het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag slechts een voorwaardelijk verzoek betreft, ligt het gezag niet (meer) aan het hof voor, zodat de bestreden beschikking op dit punt in stand zal blijven.
Hoofdverblijfplaats
3.14.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek om te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben, eveneens ingetrokken.
De moeder heeft voorts verklaard dat zij ermee akkoord gaat dat het hoofdverblijf van alle kinderen bij de vader wordt vastgesteld. Het hof leidt hieruit af dat de moeder haar standpunt dienaangaande heeft gewijzigd in die zin, dat het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van alle vijf de kinderen bij hem te bepalen, kan worden toegewezen.
3.15.
Het hof ziet geen beletsel om het inleidend verzoek van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats toe te wijzen en zal derhalve de beschikking van de rechtbank op dit punt vernietigen en bepalen dat de hoofdverblijfplaats van alle kinderen - en derhalve ook van [minderjarige 4] en [minderjarige 5] - bij de vader zal zijn. Het hof zal voor de leesbaarheid de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van alle vijf de kinderen vernietigen.
Zorgregeling
3.16.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij akkoord kan gaan met een zorgregeling waarbij de kinderen een weekend per veertien dagen bij de moeder zullen verblijven, zoals door de vader verzocht. Daarnaast wenst de moeder een verdeling van de vakanties. Het hof leidt hieruit af dat de moeder haar grieven dienovereenkomstig heeft gewijzigd.
3.17.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij zijn verzoek wil wijzigen, in die zin, dat de regie van de zorgregeling volledig bij de GI dient te liggen, zoals door de GI tijdens de mondelinge behandeling is geadviseerd.
3.18.
Het hof stelt voorop dat het knap is dat de moeder er in het belang van de kinderen voor heeft gekozen om een stapje terug te doen, zodat er voor de kinderen (en voor haarzelf) meer rust kan komen. Er zijn immers veel zorgen over de kinderen, vanwege de hevige strijd waarin de ouders zijn verwikkeld en waarin de kinderen zich al geruime tijd in bevinden.
Het hof ziet twee ouders die veel van de kinderen houden, maar die het niet lukt om in het belang van de kinderen de samenwerking met elkaar aan te gaan en op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Beide ouders hebben een aandeel hierin. De afgelopen periode is zeer turbulent geweest, waarbij de familie van partijen eveneens betrokken is geweest. Zowel de vader als de moeder heeft verklaard dat de andere partij zich dreigend en agressief naar de ander opstelt.
3.19.
Het is voor de kinderen van belang dat zij het contact met de moeder kunnen herstellen. Gelet op de voorgeschiedenis die partijen met elkaar hebben, heeft het hof er geen vertrouwen in dat het de ouders lukt om dit op eigen kracht met elkaar te regelen en ervoor te zorgen dat de overdracht van de ene naar de andere ouder op een voor de kinderen onbelaste wijze kan plaatsvinden.
Het hof zal om die reden het advies van de raad en GI volgen en een zorgregeling vaststellen, waarbij de volledige regie bij de GI zal worden gelegd, waarbij wel zo snel mogelijk toegewerkt wordt naar een regeling waarbij de kinderen een weekend per veertien dagen bij de moeder zullen verblijven en naar een verdeling van de vakanties. De verdere invulling van deze regeling, waaronder de voorwaarden en opbouw, zal aan de GI worden overgelaten.
Afsluitende conclusie
3.20.
Het hof zal op grond van het voorgaande de bestreden beschikking ten aanzien van hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vernietigen en verder beslissen zoals in het dictum is vermeld.
3.21.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing in het principaal en incidenteel hoger beroep

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk voor wat betreft haar verzoeken in het kader van het gezag en het hoofdverblijf van de kinderen;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2023, doch uitsluitend voor zover het de beslissing betreft over het hoofdverblijf van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen van partijen, te weten:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2015;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2016;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2017;
  • [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 4] 2019;
  • [minderjarige 5] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 5] 2020;
bij de vader zal zijn;
bepaalt dat er onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de moeder en voornoemde kinderen gerechtigd zijn tot contact met elkaar eenmaal per veertien dagen van vrijdag tot en met zondag en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, waarbij de GI in overleg met partijen zal beslissen over de nadere voorwaarden, opbouw en invulling van die regeling;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en M.A. Stammes en is op 14 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.