ECLI:NL:GHSHE:2023:415

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
20-001968-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank Limburg inzake medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juli 2021. De verdachte, geboren in 1992 en wonende te Hoensbroek, was eerder door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een lagere taakstraf van 110 uren en een proeftijd van 2 jaren voor de voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep, maar het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepteelt.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 3 januari 2019 opzettelijk een groot aantal hennepplanten heeft geteeld in zijn woning. De verdachte had verklaard dat hij dit deed vanwege financiële problemen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001968-21
Uitspraak : 24 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-866089-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 1 jaar.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en dienaangaande opnieuw rechtdoende, aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren zal opleggen.
Door en namens de verdachte is primair vrijspraak betoogd van het (medeplegen van het) opzettelijk telen van hennep. De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van het
tenlastegelegde (medeplegen van) opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 03 januari 2019 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 143, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 03 januari 2019 te Hoensbroek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, dossiernummer PL2300-2019001186, gesloten d.d. 2 mei 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 84), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 30 maart 2019 (pg. 3 t/m 6), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pg. 3)
Op het adres [adres] , staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1992
Op 3 januari 2019 bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. De kweekruimte was ingericht in een voormalige (slaap)kamer. In de kamer stond een kweektent met 143 plantenpotten. In de potten staken nog afgeknipte hennepplanten. De geknipte planten lagen nog in de kweektent naast de potten. In het midden van de ruimte stond een weegschaal. Tevens lagen er op de vloer, in een openstaande doos en in een droognet nog enkele henneptoppen. De toppen hadden bij elkaar een netto gewicht van 70 gram.(pg. 4)
In de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer stonden diverse afvalzakken met hennepafval. Om de woning en de woonkamer te betreden moest men langs deze afvalzakken lopen. In de woonkamer stonden enkele toebehoren voor de teelt van hennep. Dit betroffen groeimiddelen en een box-ventilator. Op het balkon stonden twee zakken met hennepafval.
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder [bedrijf] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (pg 26 t/m 33), voor zover inhoudende weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
(pg. 26)
De vragen die aan de verdachte werden gesteld zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘V’.
De antwoorden die de verdachte op deze vragen gaf zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘A’.
(pg. 28)
V: De woning waarin u woont, is deze uw eigendom of wordt deze gehuurd?
A: Dat is mijn eigendom. Ik heb de woning in augustus 2016 gekocht.
(pg. 30)
V: Wat is de reden dat u een hennepplantage heeft.
A: Ik heb schulden.
(pg. 32)
V: In de hennepkwekerij werd een paar roze slippers, maat 38
(het hof merkt op dat dit kennelijk een vergissing van de verhorend verbalisant is geweest, gelet op bewijsmiddel 3 hierna)aangetroffen. Ik laat u nu de foto’s
(het hof begrijpt de foto’s 16 en 17 op pg. 61)zien.
A: Dat zijn waarschijnlijk de slippers van mijn vriendin (
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]).
V: Hoe vaak verblijft je vriendin bij jou?
A: Zij is veelvuldig bij mij.
3.
De eigen waarneming van het hofdat op de foto’s 16 en 17 (pg. 61) twee slippers zijn te zien die van onder en boven besmeurd zijn met hennepresten welke slippers, blijkens het bijschrift bij foto 16, maat 37 hebben en in de kwekerij lagen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (pg. 41 t/m 47), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] :
(pg. 42)
Vragen aan de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘V’.
De antwoorden van de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘A’.
V: Hoe lang hebben jullie een relatie?
A: Wij hebben een relatie van 4 jaar.
(pg. 43)
A: Ik houd zijn administratie bij.
(pg. 44)
V: Op welke wijze wordt de hypotheek betaald?
A: De laatste 7 à 8 maanden betaal ik zijn hypotheek.
V: Wie is contractant bij het energiebedrijf?
A: Ik.
V: Wie betaalt de energiekosten?
A: Door mij.
(pg. 45)
A: Sinds 2016 betaal ik de energiekosten.
(pg. 46)
V: Wat heeft [verdachte] jou verteld?
A: Ik wist wel wat er in die ruimte (
het hof begrijpt: de ruimte met de hennepkwekerij) stond. Het geld komt voornamelijk van mij af.
V: Wat is jouw schoenmaat?
A: 37 a 38.
5.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 maart 2019 (pg. 48 t/m 68), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 50)
Hennepafval was aangetroffen in afvalzakken in de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer. Ook lagen er afvalzakken met hennepresten (plantresten, potgrond en wortelresten) op het balkon. De resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning.
In de kweekruimte werden knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipscharen bevonden zich hennepresten.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2019 (pg. 69 t/m 70), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 69)
Op 3 januari 2019 ontvingen wij een melding van een waarneembare hennepgeur, waarna door ons een hennepkwekerij werd ontmanteld op het adres [adres] . Volgens bevraging van GBA bleek op dat adres 1 persoon ingeschreven te staan. Dit was verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] was tijdens de instap aanwezig in de woning. Een omwonende in het appartementencomplex verklaarde dat er een man en vrouw op het adres woonden.
Tijdens het onderzoek in de woning aan [adres] kregen wij de indruk dat [medeverdachte] ook op dit adres woonde. Wij troffen onder andere de volgende dingen aan:
- damesparfum;
- make-up;
- meerdere vrouwelijke kledingstukken, schoeisel en sieraden;
- vrouwelijke toiletartikelen zoals maandverband;
- meerdere (dames)handtassen, en
- een bankpas op naam van [medeverdachte] .
Verklaring verdachte [medeverdachte] :
refereerde in haar verhoor steeds aan het adres [adres] , als “thuis en bij ons thuis”.
7.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 10 januari 2023, voor zover inhoudende:
Er zijn vijf oogsten geweest in mijn appartement aan [adres] . Er was geen andere slaapkamer dan die waarin de hennepkwekerij was. Er was in het appartement alleen nog een woonkamer.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde (medeplegen van het) opzettelijk telen van hennepplanten. De verdachte heeft slechts tegen betaling een kamer in zijn woning voor het telen van hennepplanten aan derden ter beschikking gesteld. Daar zou overigens de medeverdachte niets mee te maken hebben gehad. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het tenlastegelegde (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van het navolgende:
  • op 3 januari 2019 is in de woning van de verdachte aan [adres] een kweekruimte aangetroffen in een voormalige (slaap)kamer. Daarin stond een kweektent met 143 plantenpotten met afgeknipte hennepplanten en in een droognet en in een openstaande doos een hoeveelheid van ongeveer 70 gram henneptoppen. De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd legaal afgenomen;
  • de woning bestond naast de voormalige (slaap)kamer slechts uit 1 andere kamer;
  • de woning werd (vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte bewoond. Dit volgt onder meer uit de verklaring van de verdachte dat de medeverdachte veelvuldig bij hem verbleef, de omstandigheid dat de medeverdachte in haar verklaring bij de politie, wanneer zij over de woning verklaarde, sprak over “thuis” en “bij ons thuis” en ook uit een verklaring van een omwonende dat in de woning een man en een vrouw woonden. Dat de medeverdachte kennelijk niet in de woning sliep maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders;
  • de verdachte heeft verklaard dat hij een hennepkwekerij in de woning had omdat hij schulden had en dat er 5 oogsten zijn geweest, hetgeen bevestiging vindt in de rapportage elektriciteitsverbruik opgesteld door [bedrijf] (pg. 83 van het proces-verbaal politie);
  • de medeverdachte heeft verklaard dat zij wist van de hennepkwekerij;
  • het energiecontract stond op naam van de medeverdachte. De energiekosten werden sinds 2016 door de medeverdachte betaald. Zij betaalde in de tenlastegelegde periode ook de hypotheekrente;
  • ook in andere ruimtes in de woning werden aan hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen. In de gang voor de kwekerij stonden acht afvalzakken gevuld met onder andere gebruikte teelaarde en wortelresten en in de woonkamer werden groeimiddelen en een box-ventilator aangetroffen. Ook op het balkon stonden twee afvalzakken met hennepafval. Dergelijk gebruik van andere ruimtes dan waarin zich de kwekerij bevond, duidt er op dat feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij;
  • de resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning, zodat deze zakken er geruime tijd moeten hebben gestaan (uitgaande van 10 weken per oogst);
  • in de hennepkwekerij werden slippers aangetroffen die waren besmeurd met hennepresten, waarvan de schoenmaat overeenkwam met de schoenmaat van de medeverdachte en waarvan de verdachte verklaard heeft dat dat waarschijnlijk de slippers van de medeverdachte zijn.
Het hof is van oordeel dat vorenstaande feiten en omstandigheden redengevend kunnen zijn voor een bewezenverklaring van het door de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte telen van hennepplanten in de tenlastegelegde periode. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. Die verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt eerstens vast dat de verdachte deels wisselende verklaringen heeft afgelegd. Hij heeft bij de politie verklaard dat twee mannen alles hebben geregeld en dat hij bij elke oogst € 1.500,- tot € 2.000,- zou ontvangen. Die mannen verzorgden de planten en zij hebben mensen geregeld voor het knippen daarvan. De eerste oogst was mislukt en de tweede oogst was eind december 2018. Hij heeft geen vergoeding voor het ter beschikking stellen van een kamer in zijn woning ontvangen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de hennepkwekerij van twee Albanezen was, van wie één kleiner en dikker was dan de ander. Nadere identificerende gegevens heeft de verdachte niet verstrekt. De verdachte heeft verder verklaard dat de hennepkwekerij ongeveer een jaar actief is geweest en dat er 5 keer is geoogst. De verdachte zou hiervoor van de mannen in totaal een bedrag van € 9.500,- hebben ontvangen.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte geen enkele informatie heeft verstrekt over de twee mannen waarover hij spreekt in relatie tot de hennepkwekerij. Zijn verklaring over die mannen is derhalve niet verifieerbaar. Ook uit het overigens ter terechtzitting verhandelde komt geen enkele aanwijzing naar voren die de verklaring van de verdachte over de twee onbekend gebleven mannen ondersteunt. Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat anderen dan de verdachte en de medeverdachte bij de hennepteelt in de woning betrokken zijn geweest. Het hof merkt daarbij nog op dat ook voor de aanwezigheid van de met hennepresten besmeurde slippers in de kwekerij, waarvan de schoenmaat gelijk is aan die van de medeverdachte en waarover de verdachte heeft verklaard dat die waarschijnlijk van de medeverdachte zijn, geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven. Die aanwezigheid past evenwel naadloos bij betrokkenheid van de medeverdachte bij de hennepteelt. Tot slot merkt het hof nog op dat het in de verklaring van de medeverdachte geen steun ziet voor de verklaring van de verdachte omdat zij -volgens de verklaring van de verdachte zelf- reeds voorafgaand aan de politieverhoren hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
Het hof komt dat ook tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is verzocht om in geval van een bewezenverklaring rekening te houden met strafmatigende omstandigheden. Immers heeft de verdachte geen relevante recidive en was zijn rol bij de hennepkwekerij slechts die van facilitator. Verder is verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is al sinds 2017 ernstig ziek, hij is sindsdien vaak geopereerd en ervaart constant pijn en ongemak.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten in zijn woning aan [adres] . Het bewezenverklaarde telen staat in relatie met de handel in softdrugs, dat allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft. Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat ook steeds vaker gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit. Door zijn handelwijze heeft de verdachte daaraan bijgedragen. Verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad, maar heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts ten voordele van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan dit feit niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij onder bewindvoering staat. Blijkens overlegde documenten staat de verdachte onder medische behandeling en is hij in afwachting van enkele medische onderzoeken.
Daarnaast stelt het hof vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van een hennepkwekerij van 100 tot 500 planten, uitgaan van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte niet in staat zou zijn om een werkstraf uit te voeren, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld.
Alles afwegende is het hof met de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, in beginsel een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden is. Het hof ziet in de door de verdediging ter terechtzitting naar voren gebrachte strafmatigende omstandigheden geen aanleiding om een andere straf op te leggen.
Het hof heeft verder acht geslagen op de duur van de berechting.
Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De verdachte is op 10 januari 2019 door de politie gehoord terwijl de rechtbank op 28 juli 2021 vonnis heeft gewezen. De redelijke termijn in eerste aanleg is hierdoor met ruim 6 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen. Het hof heeft eerder geconcludeerd dat een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden is. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof echter volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis.
Daarnaast zal het hof aan de verdachte, als stok achter de deur zodat de verdachte zich niet nogmaals zal inlaten met het plegen van dergelijke strafbare feiten, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d,47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 24 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.