In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2023 een wrakingsverzoek van een verzoeker buiten behandeling gesteld. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een administratieve mededeling van de strafgriffie, waarbij de verzoeker in de gelegenheid werd gesteld om te worden gehoord op zijn klaagschrift. De wrakingskamer oordeelde dat er op het moment van indienen van het verzoek nog geen rechterlijke bemoeienis met de beklagprocedure was geweest, en dat het verzoek niet gericht was tegen specifieke rechters, maar tegen de gehele rechtbank. Dit was in strijd met de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat moet zijn gemotiveerd met concrete feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de betrokken rechters in twijfel trekken.
De wrakingskamer benadrukte dat het verzoek uitsluitend algemeenheden, stellingen en kwalificaties bevatte, zonder dat er specifieke argumenten werden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechters konden aantasten. Bovendien was het verzoek een evident misbruik van het wrakingsmiddel, aangezien de verzoeker eerder al een vergelijkbaar verzoek had ingediend dat niet in behandeling was genomen. De wrakingskamer besloot daarom dat ook in deze hoofdzaak een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.