ECLI:NL:GHSHE:2023:4142

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.332.856_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2023 een wrakingsverzoek van een verzoeker buiten behandeling gesteld. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een administratieve mededeling van de strafgriffie, waarbij de verzoeker in de gelegenheid werd gesteld om te worden gehoord op zijn klaagschrift. De wrakingskamer oordeelde dat er op het moment van indienen van het verzoek nog geen rechterlijke bemoeienis met de beklagprocedure was geweest, en dat het verzoek niet gericht was tegen specifieke rechters, maar tegen de gehele rechtbank. Dit was in strijd met de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat moet zijn gemotiveerd met concrete feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de betrokken rechters in twijfel trekken.

De wrakingskamer benadrukte dat het verzoek uitsluitend algemeenheden, stellingen en kwalificaties bevatte, zonder dat er specifieke argumenten werden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechters konden aantasten. Bovendien was het verzoek een evident misbruik van het wrakingsmiddel, aangezien de verzoeker eerder al een vergelijkbaar verzoek had ingediend dat niet in behandeling was genomen. De wrakingskamer besloot daarom dat ook in deze hoofdzaak een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

Wrakingskamer
Zaaknummer : 200.332.856/01
Wrakingsnr. : Wr 409-19-2023
Uitspraak : 11 oktober 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gegeven op het schriftelijke verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingekomen ter griffie van het hof op 24 april 2023 in de zaak met klachtnummer [klachtnummer] , aanhangig bij de beklagkamer ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van dit gerechtshof, van:
[verzoeker],
briefadres: [briefadres] , te [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: ‘verzoeker’.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft, naar aanleiding van een bericht van de strafgriffie, een op 24 april 2023 bij het hof binnengekomen brief gestuurd. De brief is als een schriftelijk wrakingsverzoek geïnterpreteerd (hierna: de brief of het wrakingsverzoek).
1.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek, zonder daaraan voorafgaande behandeling ter zitting, in raadkamer van 21 september 2023 behandeld.
1.3.
De wrakingskamer heeft daarna besloten dat zo spoedig mogelijk op het wrakingsverzoek wordt beslist.

2.De motivering

2.1.
Ingevolge artikel 512 Sv kan ieder van de rechters
die een zaak behandelen(curs. hof) worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 513 Sv moet het verzoek tot wraking zijn gemotiveerd (lid 2) en moeten alle aan het verzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen (lid 3).
2.2.
Verzoeker heeft aangifte gedaan van een strafbaar feit. De officier van justitie heeft besloten niet tot vervolging over te gaan. Verzoeker heeft daarover op 17 oktober 2022 op de voet van artikel 12 Sv schriftelijk beklag gedaan bij dit hof. Deze klacht is op 25 oktober 2022 binnengekomen bij het hof (hierna: het klaagschrift).
2.3.
Op 28 maart 2023 heeft een administratief medewerker van het hof, afdeling strafrecht, een brief aan verzoeker gestuurd. Daarin is verzoeker medegedeeld dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord op zijn klaagschrift in raadkamer van het hof op 2 mei 2023. Als alternatief is verzoeker de keuze gegeven om niet persoonlijk in raadkamer te worden gehoord, maar om een schriftelijke toelichting op zijn klaagschrift(en) in te dienen.
2.4.
Als reactie op vorenstaande brief heeft verzoeker op 24 april 2023 het onderhavige wrakingsverzoek ingediend. Het hof heeft (op enig moment) daarna nog een brief gedateerd 23 mei 2023 van verzoeker ontvangen. Nu deze brief aanvangt met: “Ik zal op 02-05-2023 niet aanwezig zijn (…)” kan de datering van deze brief niet juist zijn.
2.5.
In het wrakingsverzoek wordt -kort weergegeven- “de algehele rechtbank in Den Bosch”, daaronder tevens genoemd: de (gehele) wrakingskamer, gewraakt. De wrakingskamer begrijpt, gelet op het feit dat de in 2.2 bedoelde beklagprocedure bij het hof aanhangig is (en niet bij de rechtbank), dat verzoeker met “de algehele rechtbank in Den Bosch” het gerechtshof heeft bedoeld.
2.6.
Op het moment dat verzoeker het onderhavige verzoek indiende, was er nog geen enkele rechterlijke bemoeienis (geweest) met de beklagzaak van verzoeker, althans daarvan is de wrakingskamer niet gebleken. Anders dan verzoeker kennelijk meent, lag aan hetgeen hem in de brief van 28 maart 2023 is medegedeeld geen rechterlijke beslissing ten grondslag. Het betrof een louter administratieve mededeling door de griffier.
Het wrakingsverzoek is niet gericht tegen een (met name genoemde) raadsheer of raadsheren. Dat kon ook niet, omdat de beklagprocedure zich nog in de administratieve fase bevond.
2.7.
Een wrakingsverzoek moet betrekking hebben op een of meer genoemde rechters en worden gemotiveerd met concrete, op die betrokken rechter(s), toegespitste argumenten.
De wrakingskamer stelt vast dat er nog geen leden van de strafkamer van dit
gerechtshof waren belast met de behandeling van de beklagzaak. Voorts kan niet een
rechterlijk college als geheel – de wrakingskamer incluis - worden gewraakt.
2.8.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek uitsluitend algemeenheden, stellingen en kwalificaties bevat, zonder dat concrete feiten of omstandigheden zijn genoemd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat het door verzoeker ingediende verzoekschrift niet kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van de wet (vgl. 2.1). Het verzoekschrift is bovendien niet gericht tegen een of meer raadsheren die de zaak behandelen. Voor zover verzoeker (gelet op zijn brief gedateerd op 23 mei 2023 (zie 2.4) waarmee hij heeft gerefereerd aan zijn wrakingsverzoek) beoogd heeft het wrakingsverzoek (tevens) te richten tegen de raadsheren die in raadkamer van het hof op 2 mei 2023 zijn klaagschrift zouden behandelen, stelt het hof vast dat in het wrakingsverzoek (en in zijn brief gedateerd op 23 mei 2023) (ook) geen feiten en/of omstandigheden worden genoemd op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van díe raadsheren. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom buiten behandeling stellen.
2.10.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het verzoek tot wraking van de raadsheren door de wrakingskamer buiten behandeling zal worden gesteld.
2.11.
Verder overweegt het hof het volgende. In de beslissing van 5 april 2023 (nummer 200.309.432/03) heeft de wrakingskamer al beslist dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen. Die beslissing had betrekking op een civiele procedure die bij het hof aanhangig was, dus op een andere hoofdzaak dan deze zaak. Evenals toen, begrijpt de wrakingskamer uit dit wrakingsverzoek en ook uit de brief gedateerd 23 mei 2023 (2.4) dat verzoeker bij iedere gelegenheid het hof, althans de behandelend raadsheren, zal (blijven) wraken. De wrakingskamer is daarom (wederom) van oordeel dat verzoeker het wrakingsmiddel evident misbruikt en zal blijven misbruiken en daarom bepaalt de wrakingskamer dat ook in deze hoofdzaak een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING
Het hof:
stelt het verzoek tot wraking van de raadsheren buiten behandeling;
bepaalt dat het proces in de beklagzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan de griffier van het hof (afdeling strafrecht);
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven te ’s-Hertogenbosch op 11 oktober 2023 door mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, mr. M. van Ham en mr. A.C. Bosch, leden, bijgestaan door mr. V.C. Minneboo, griffier.
mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.