ECLI:NL:GHSHE:2023:4117

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
200.324.262_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verschoningsverzoek van een raadsheer in hoger beroep

In deze zaak heeft de verschoningskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2023 een verzoek tot verschoning afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. K.J.H. Hoofs, een raadsheer die tot voor kort werkzaam was als rechter bij de rechtbank Limburg. De hoofdzaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van die rechtbank, en de mondelinge behandeling was gepland op 27 maart 2023. Verzoekster vreesde dat haar eerdere functie bij de rechtbank Limburg zou kunnen leiden tot een gebrek aan onpartijdigheid in de behandeling van de hoofdzaak, gezien de media-aandacht voor een geschil tussen een partij en de voorzitter van het gerechtsbestuur van die rechtbank.

De verschoningskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van zowel een subjectieve als een objectieve toets. De subjectieve toets betreft de persoonlijke overtuiging van de rechter, terwijl de objectieve toets kijkt naar de uiterlijke schijn van partijdigheid. De kamer concludeerde dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid was, aangezien verzoekster geen betrokkenheid had bij de zaak in eerste aanleg en geen persoonlijke banden had met de betrokken partijen of de president van de rechtbank Limburg. Het enkele feit dat zij eerder als rechter bij die rechtbank had gewerkt, was onvoldoende om een vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen.

Daarom heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakings- en verschoningskamer
registratienummer verschoningsverzoek: 200.324.262/01
datum beslissing: 20 maart 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een verschoningsverzoek van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
op het schriftelijke verzoek zich te mogen verschonen van 17 maart 2023, als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), van
mr. K.J.H. Hoofs, raadsheer in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, team Handelsrecht, belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.312.958/01 (hierna: de hoofdzaak) van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.L.G.J. Eikelboom,
tegen
[geïntimeerde],
handelende onder de naam [naam],
zaakdoende te [plaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J.H. Cuijpers.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij e-mail van 17 maart 2023 aan de wrakings- en verschoningskamer van het hof heeft mr. K.J.H. Hoofs (hierna: verzoekster) onder opgaaf van redenen verzocht zich in de hoofdzaak te mogen verschonen.
1.2.
De verschoningskamer heeft het verschoningsverzoek van verzoekster op 17 maart 2023 in raadkamer besproken.

2.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

Ter onderbouwing van haar verschoningsverzoek heeft verzoeker in haar e-mail aan de wrakings- en verschoningskamer van het hof van 17 maart 2023 het volgende aangevoerd. Verzoeker was tot voor kort, tot 1 januari 2023, als rechter werkzaam bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond. De aan verzoekster toebedeelde hoofdzaak, die betrekking heeft op het hoger beroep van een vonnis van die rechtbank, in welk hoger beroep de mondelinge behandeling is bepaald op 27 maart 2023, heeft aanleiding gegeven, zo heeft verzoekster uit de media begrepen, tot een geschil tussen één van de partijen en de voorzitter van het gerechtsbestuur (president) van de rechtbank Limburg. Deze omstandigheden kunnen de objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid wekken, aldus verzoekster.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
Ingevolge artikel 40, lid 1, juncto artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek kan zowel schriftelijk als mondeling ter terechtzitting geschieden.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM en artikel 14, lid 1, IVBPR, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De vraag of er reden kan zijn voor verschoning moet aldus worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of bij een partij de vrees voor partijdigheid van een rechter kan ontstaan, rekening houdend met de uiterlijke schijn.
3.3.
Verzoekster heeft geen omstandigheden vermeld die aanleiding zouden kunnen geven voor vrees van subjectieve partijdigheid.
Het enkele feit dat verzoekster tot voor kort als rechter werkzaam was bij een rechtbank en dat thans aan haar als raadsheer een zaak is toebedeeld waarbij het gaat om het hoger beroep van een door die rechtbank gewezen vonnis, levert naar het oordeel van de verschoningskamer, objectief bezien, geen vrees voor partijdigheid op. In haar verzoek heeft verzoekster gemeld dat zij geen enkele wijze betrokken is geweest bij de zaak in eerste aanleg. Verzoekster heeft niet aangevoerd dat zij op enigerlei wijze gelieerd is (geweest) aan (één van) partijen, of een persoonlijke band heeft met de president van de rechtbank Limburg.
Naar het oordeel van de verschoningskamer is er dan ook geen sprake van feiten en omstandigheden op grond waarvan verzoekster zich kan verschonen. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

Het hof (de verschoningskamer):
wijst het verzoek af;
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het verschoningsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, mrs. Molin en Rinkes en aan de partijen in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom (voorzitter), R.R.M. de Moor en J.P. de Haan, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Anker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.