ECLI:NL:GHSHE:2023:4095

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
20-002720-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd. Het hof heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De inbeslaggenomen goederen, waaronder een personenauto, een iPhone en geldbedragen, zijn verbeurd verklaard, terwijl een steekwapen en verdovende middelen aan het verkeer zijn onttrokken.

De verdachte was eerder partieel vrijgesproken van de handel in codeïne en het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 3 maanden schuldig heeft gemaakt aan de handel in diverse soorten harddrugs. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn verantwoordelijkheid genomen en erkend dat hij handelde uit financiële nood. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de wens om een gezin te stichten. De straf is zodanig opgelegd dat deze recht doet aan de ernst van de feiten, maar ook de kans op recidive probeert te verkleinen.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de partiële vrijspraken. De beslissing is gegrond op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002720-22
Uitspraak : 6 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 02-209579-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte partieel vrijgesproken van – kort gezegd – de onder feit 1 tenlastegelegde handel in codeïne en het onder feit 2 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van codeïne en 11 XTC-pillen, bevattende MDMA.
De politierechter heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1) en
  • ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de politierechter het onder de verdachte inbeslaggenomen mes onttrokken aan het verkeer en de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen, de personenauto en de iPhone 13 verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis (het hof begrijpt: met aftrek van het ondergane voorarrest). Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen geldbedragen, de personenauto en de iPhone 13 verbeurd dienen te worden verklaard en dat het inbeslaggenomen mes en de inbeslaggenomen verdovende middelen onttrokken dienen te worden aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde en het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter partieel vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten van – kort gezegd – de handel in codeïne in de periode van 9 februari 2022 tot en met 15 mei 2022. Daarnaast is de verdachte door de politierechter partieel vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde, te weten van het opzettelijk aanwezig hebben van codeïne en 11 XTC-pillen, bevattende MDMA, op 15 mei 2022. Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat deze partiële vrijspraken als beschermde vrijspraken moeten worden beschouwd.
Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze partiële vrijspraken. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat tegen deze beschermde partiële vrijspraken is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2022 tot en met 15 mei 2022 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of 2C-B en/of cocaïne en/of amfetamine en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 7,01 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- ongeveer 65 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B) en/of
- ongeveer 1,57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 69,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 4 zegels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of 2C-B en/of cocaïne en/of amfetamine en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 9 februari 2022 tot en met 15 mei 2022 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en 2C-B en cocaïne en amfetamine en LSD, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 mei 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 7,01 gram van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
- ongeveer 65 tabletten van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B) en
- ongeveer 1,57 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 4 zegels van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en 2C-B en cocaïne en amfetamine en LSD, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2022124128, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier, gesloten d.d. 11 juli 2022, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-101.
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsman dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2022 met fotobijlagen, dossierpagina’s 4-11, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2022, dossierpagina 13, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 17-18, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 19-21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2022, dossierpagina 22, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 23-24;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 27-28, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 29-30, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2022 met fotobijlage, dossierpagina’s 37-38, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 mei 2022, dossierpagina’s 98-99, opgemaakt door rapporteurs [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2022, dossierpagina’s 39-41, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 28 juni 2022, dossierpagina 42, opgemaakt door ing. [rapporteur 1] ;
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 28 juni 2022, dossierpagina 43, opgemaakt door ing. [rapporteur 1] ;
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 28 juni 2022, dossierpagina 44, opgemaakt door ing. [rapporteur 1] ;
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 28 juni 2022, dossierpagina 45, opgemaakt door ing. [rapporteur 1] ;
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 10 augustus 2022, los opgenomen, genummerd 2022.06.28.121 (aanvraag 005), opgemaakt door ing. [rapporteur 2] ;
De aanvraag onderzoek Nederlands Forensisch Instituut, Afdeling verdovende middelen d.d. 7 juni 2022, los opgenomen, aanvrager: Team Forensische Opsporing Zeeland-West-Brabant, contactpersoon [verbalisant 1] , 3 pagina’s;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2022, dossierpagina’s 48-54, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] ;
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2022, los opgenomen, genummerd PL2000-2022124128-54, 2 pagina’s, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis (het hof begrijpt: met aftrek van het ondergane voorarrest), zal opleggen.
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft zich achter de strafeis van de advocaat-generaal geschaard. De raadsman heeft daarbij het hof verzocht de verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de proceshouding van de verdachte in hoger beroep en zijn actuele persoonlijke omstandigheden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende een periode van ongeveer 3 maanden schuldig heeft gemaakt aan het dealen van diverse soorten harddrugs en daarnaast dat hij op 15 mei 2022 diverse hoeveelheden van verschillende soorten harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. De handel in verdovende middelen heeft, naast gezondheidsrisico’s voor de gebruikers ervan, veel negatieve bijeffecten voor de samenleving. De handel gaat immers vaak gepaard met ernstige vormen van criminaliteit, zoals (bedreiging met) geweld, liquidaties en witwassen. Daardoor wordt de samenleving in ernstige mate ondermijnd. De verdachte heeft zich daar geen rekenschap van gegeven en heeft slechts gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet recent en niet voor een soortgelijk strafbaar feit. De verdachte is dus first offender voor overtreding van de Opiumwet.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd en daarmee de verantwoordelijkheid voor zijn strafbare handelen genomen. De verdachte heeft onder meer verklaard dat hij werkloos was geworden en zich vanwege zijn financiële problemen heeft laten verleiden tot de verkoop van harddrugs. Hij zou zich nooit eerder met die handel bezig hebben gehouden, hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie. De verdachte heeft ten overstaan van het hof getoond dat hij het laakbare van zijn handelingen inziet en daar spijt van heeft. De verdachte komt daarin oprecht over. Het hof weegt deze omstandigheden ten voordele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij werk heeft en dat zijn contract in beginsel op korte termijn wordt omgezet in een vast dienstverband. Bij zijn werkgever volgt de verdachte een interne opleiding. De partner van de verdachte werkt deeltijd en de verdachte is de hoofdkostwinner van het huishouden. Samen met zijn partner heeft hij een woning gekocht en daarvoor een hypotheek afgesloten. Zij zijn voornemens samen een gezin te stichten. Uit de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken worden de verklaringen van de verdachte met betrekking tot zijn werk en zijn hypotheek ondersteund. Ten slotte heeft de verdachte verklaard dat hij in staat en bereid is een taakstraf te verrichten.
Tevens neemt het hof bij het bepalen van de straf mee dat de personenauto van de verdachte in beslag is genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze personenauto kort voor de inbeslagname had gekocht met destijds gespaard (eerlijk) geld voor een bedrag van ongeveer € 11.000,00. Het hof zal de inbeslaggenomen personenauto, zoals hieronder in het arrest wordt overwogen, verbeurd verklaren nu het dealen van harddrugs met behulp daarvan is begaan. Het hof merkt op dat de verdachte door die verbeurdverklaring eveneens wordt getroffen.
Het hof is alles overziende van oordeel dat de straf van de rechtbank in beginsel recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte in hoger beroep en daarmee zijn gewijzigde proceshouding, alsmede de positieve persoonlijke omstandigheden in het leven van de verdachte, ziet het hof aanleiding aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof acht het op dit moment niet wenselijk de actuele positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht het hof – in navolging van de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en met aftrek van de tijd die de verdachte in deze strafzaak in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Met oplegging deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Verbeurdverklaring
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij gelegenheid van het vooronderzoek diverse geldbedragen, een personenauto en een iPhone 13 onder de verdachte in beslag zijn genomen. Deze voorwerpen behoren toe aan de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de inbeslaggenomen geldbedragen afkomstig zijn uit de handel in harddrugs. Het hof stelt aldus vast dat de inbeslaggenomen geldbedragen door middel van het onder feit 1 bewezenverklaarde zijn verkregen en daarmee zijn de geldbedragen vatbaar voor verbeurdverklaring. Het hof zal daartoe beslissen en heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Ten aanzien van de personenauto heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze van zijn eigen geld – en dus niet het geld verkregen uit de handel van harddrugs – heeft gekocht. Desondanks stelt het hof vast dat de verdachte met behulp van de personenauto het onder feit 1 bewezenverklaarde heeft begaan. Hetzelfde geldt voor de inbeslaggenomen iPhone 13; de verdachte heeft immers met behulp van deze telefoon harddrugs verkocht. De personenauto en de iPhone 13 zijn daarmee tevens vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daartoe beslissen en heeft ook hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Onttrekking aan het verkeer
Onder de verdachte is tevens bij gelegenheid van het vooronderzoek een valmes in beslag genomen. Ook zijn onder de verdachte diverse (vermoedelijke) verdovende middelen in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren toe aan de verdachte.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep over het valmes verklaard dat hij een keer tijdens het dealen was beroofd en dat hij sindsdien dit mes bij zich droeg om zich zo nodig bij het dealen te kunnen verdedigen. Het hof stelt vast dat het mes een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang en dat de verdachte met behulp van dit mes het onder feit 1 bewezenverklaarde heeft begaan. Het hof zal het valmes dan ook onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het hof zal tevens de inbeslaggenomen (vermoedelijke) verdovende middelen onttrekken aan het verkeer, nu dit voorwerpen betreffen met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan dan wel dat het voorwerpen zijn welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het bewezenverklaarde zijn aangetroffen en die kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de partiële vrijspraken van feit 1 (voor zover dat ziet op codeïne) en feit 2 (voor zover dat ziet op codeïne en 11 XTC-pillen, bevattende MDMA);
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G2417860, wit, merk: Volkswagen, chassisnummer: [chassisnummer] );
- een iPhone (omschrijving: G2461175, iPhone 13 doorzichtig hoesje, Apple);
- een geldbedrag van 123,70 EUR (omschrijving: G2461088);
- een geldbedrag van 50,00 EUR (omschrijving: G2461102);
- een geldbedrag van 506,75 EUR (omschrijving: G2461094);
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een steekwapen (omschrijving: G2461123, mes, groen);
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee flesjes van 125 ml (vermoedelijk) codeïne (goednummer 2461373);
- 6 stuks (totaal 7,76 gram) mephedrone (4-MMC) (goednummer 2461369);
- 5 stuks (totaal 4,24 gram) verdovende middelen (goednummer 2468615);
- 5 stuks (vermoedelijk) XTC-pillen (goednummer 2461366);
- 6 stuks (vermoedelijk) XTC-pillen (goednummer 2461363);
- LSD (goednummer 2461361);
- 4 zakjes (totaal 4,04 gram) met MDMA (goednummer 2461357);
- 6 zakjes (totaal 2,97 gram) met MDMA (goednummer 2461180);
- 31 zakjes (totaal 32,09 gram) met ketamine (goednummer 2461101);
- 6 stuks (totaal 6,18 gram) met ketamine (goednummer 2468604);
- 14 zakjes met 65 pillen 2CB (goednummer 2461092);
- 15 stuks verdovende middelen (goednummer 2468646);
- 7 stuks (totaal 63,89 gram) met amfetaminepasta (goednummer 2461087);
- 1 stuk (6,03 gram) amfetamine (goednummer 2468609);
- 4 stuks (totaal 1,57 gram) met cocaïne (goednummer 2461086);
- 2 flesjes met blauwe vloeistof (goednummer 2461384).
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 6 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.