ECLI:NL:GHSHE:2023:4093

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
20-000394-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Heerlen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij hij op 5 augustus 2021 in Heerlen met een mes op de aangever heeft ingestoken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een leerstraf van 50 uren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de bewezenverklaring van de poging tot doodslag bevestigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een levensdelict, waarbij de aangever ernstig gewond is geraakt. De verdachte heeft de aangever in een auto aangevallen, wat leidde tot meerdere steekwonden. Het hof heeft de strafmaat gematigd tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 4.657,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en behandeling door een zorgverlener.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000394-22
Uitspraak : 6 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-215171-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft het aan de verdachte primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de proeftijd zijn algemene- en bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank heeft de verdachte tevens veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 50 uren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de rechtbank een bedrag van € 10.632 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Met betrekking tot de vordering strekkende tot het toekennen van materiële schade betreffende de schoenen en kleding heeft de rechtbank de vordering voor een bedrag van (
naar het hof begrijpt:) € 225,00 toegewezen en voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, strekkende tot schadevergoeding. De rechtbank heeft tevens aan de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 10.632,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening en heeft de maximale duur van de gijzeling bepaald op 0 dagen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Meer subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich op onderdelen niet kan verenigen met het vonnis van de rechtbank. Uit het oogpunt van efficiëntie zal derhalve het gehele vonnis worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in zijn halsstreek en/of gelaat en/of (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 5 augustus 2021 in de gemeente Heerlen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) steekwond(en) en/of (een) ontsierend(e) litteken(s) in de halsstreek en/of het gelaat en/of een doorgesneden diepe buigpees in de middelvinger en/of een beschadiging aan de oppervlakkige buigpees van de middelvinger, heeft tóegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in zijn halsstreek en/of gelaat en/of vinger te steken en/of te snijden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 augustus 2021 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, met een mes in zijn halsstreek en gelaat en (boven)lichaam heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer PL2437-2021124081, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 26 november 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-255.

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2021 (dossierpagina’s 20-22), voor zover als inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] :

Ik doe aangifte van poging doodslag dan wel zware mishandeling gepleegd op donderdag 5 augustus 2021 tussen 18 en 19 uur.
Hierbij raakte ik gewond.
(…)
[verdachte] vertelde dat hij een nieuw appartement had en vroeg of wij langs wilden komen.
(…)
[verdachte] vertelde aan de telefoon waar hij op dat moment was. Hij vertelde dat hij op [adres 3] in Heerlen was bij de hoge flat. Daar zou hij een woning hebben gekregen en ik ben er met mijn auto vanaf het restaurant [restaurant] naar toe gereden.
(…)
Toen ik daar bij de flat op de [adres 3] aankwam wilde ik mijn auto parkeren in de parkeervakken. Ik zag dat [verdachte] buiten stond voor de flat en kwam aanlopen in de richting van mijn auto. Hij is in mijn auto gestapt en we hebben even met elkaar gepraat. Gewoon hoe gaat het en dat soort dingen. [verdachte] vertelde mij dat hij wel nog even moest gaan pinnen, maar dat het winkelcentrum vlak bij was. Ik zou [verdachte] met mijn auto naar de pinautomaat rijden. Ik ben toen samen met hem in mijn auto weggereden vanaf de [adres 6] . We reden over de [adres 6] , over de [adres 4] de [adres 5] in.
(…)
Op de hoek van de [adres 5] een de [adres 6] trok hij opeens aan de handrem van de auto die meteen stopte. De auto sloeg hierdoor af. [verdachte] begon meteen met een mes naar mij te steken. Bij de eerste steek zei hij dat ik aan zijn vriendin had gezeten.
(…)
Ik zat in mijn auto en had de auto gordel om. [verdachte] bleef maar steken met dat mes. Hij probeerde steeds in mijn keel te steken en ik probeerde mij te verweren. Ik kreeg mijn gordel niet los en kreeg de deur niet open. (…) Ik werd gestoken in mijn hals, gezicht, armen, handen en borstkast. Ik kon niet weg uit mijn auto en [verdachte] bleef steken met dat mes. Ik heb mij vervolgens met mijn rug tegen de autodeur gedraaid en probeerde met mijn voet [verdachte] op afstand te houden. Ik trapte zoveel mogelijk tegen hem om hem te stoppen, maar hij bleef steken. Ik riep steeds dat hij moest ophouden en dat ik niets met zijn vriendin had gedaan. Hij bleef door gaan.
Ik heb mijn voet tegen de onderkant van het gezicht van [verdachte] geduwd en hem zo met zijn hoofd tegen het dak van de auto geduwd. Hij probeerde nog steeds mij te steken. Hij bleef bezig. Ik had hem vast met mijn handen, maar ik kon hem niet vasthouden. Doordat ik hem bleef trappen heeft hij zijn deur geopend en is de auto uit gegaan. Door de open deur kwam hij weer naar binnen en probeerde mij weer te steken. Ik probeerde hem met mijn voeten op afstand te houden. [verdachte] is toen om de auto gelopen in de richting van mijn deur, die ik snel op slot deed. (…) Vervolgens heb ik de deur op slot gedaan en zag hem naar de geopende deur aan de passagierskant lopen. Hij wilde weer de auto in komen en had het mes voor zich. Hij kwam weer de auto in en er was een worsteling.
Tijdens die worsteling kwam ik met mijn arm tegen de claxon op het stuur. Ik zag dat [verdachte] schrok van het geluid van de claxon. Ik ben toen blijven toeteren om de aandacht te trekken van iemand. [verdachte] is toen weggerend over de [adres 6] .
(…)
Het mes was een soort keukenmes, waarmee je biefstuk snijd. Een mes met een spitse punt. Het lemmet was zilverkleurig en het heft was zwart.
(…)
Ik was met een donkerblauwe Volkswagen Polo op naam van mijn vader. Het kenteken is [kenteken] .

2. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 16 augustus 2021 (dossierpagina’s 36-41), voor zover als inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] :

(
pagina 38)
V: Wat is de aanleiding geweest voor je ontmoeting met [verdachte] ?
A: [verdachte] heeft mij geappt. Hij vroeg aan mij of ik iets voor hem kon regelen, dat is dan die weed. Ik heb hem gezegd dat ik dat wel kon regelen. [verdachte] zei tegen mij dat ik dan naar de [flat] moest komen. Daar zou hij nu wonen.
(…)
M: Je hebt dus via Whatsapp afgesproken met [verdachte] .
V: Waarover ging het dan?
A: Ja, het ging over verdovende middelen, weed. Ik moest 200 gram brengen naar [verdachte] . Ik kon dat wel regelen voor hem.
(…)
V: Wat hebben jullie afgesproken over de betaling van de weed?
A: [verdachte] zei dat hij € 1100 euro had en vroeg of dat voldoende was. Ik heb hem gezegd dat dat zeker genoeg was.
(
pagina 39)
V: Hoe ging dat daar verder?
A: [verdachte] stapte bij mij in. Hij zei tegen mij dat hij nog moest pinnen. [verdachte] gaf mij aan waar ik heen moest rijden. Hij bepaalde de route. Op een gegeven moment zei hij dat hier een pin automaat lag. Ik zag dat ik een woonwijk zat, ik wist bijna zeker dat er hier geen pinautomaat was. Ik merkte aan hem dat [verdachte] dronken was. Ik heb hem dat gevraagd hoe dat kwam, hij zei dat hij dat appartementje had en dat hij daar wat gedronken had. Ik vond dat wel een beetje vreemd. [verdachte] bleef mij zeggen waar ik heen moest rijden. We reden in de richting van de [adres 5] . Ergens op de [adres 5] trok [verdachte] aan de handrem van de auto. Op dat moment begon hij mij ook te steken.

3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021 (dossierpagina’s 42-48), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 16 augustus 2021 verstrekte [slachtoffer] 5 prints van screenshots van de telefoon waarmee hij volgens zijn verklaring op 5 augustus 2021 contact had gehad met verdachte [verdachte] .

Onderzoek printscreens WhatsApps:

Ik zag op deze print screens dat er WhatsApp gesprekken werden verstuurd door een afzender [verdachte] .
(…)
Ik zag dat [verdachte] vroeg: “En die 200 g, ik heb 1100 haal ik dat broer?”
(…)
Ik zag dat er een afspraak werd gemaakt “rond 6".
(…)
Ik zag dat er werd afgesproken bij de [adres 6] bij de flat en dat [verdachte] zei: “Woon nu daar bro op me zelf.

4. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 augustus 2021 (dossierpagina’s 52-55), voor zover als inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] :

(
pagina 53)
V: Wat kun je zeggen over de lengte van dat mes?
A: Toen [verdachte] het mes vast had met zijn hand zag ik dat er nog een stuk zwart handvat te zien was het handvat was dus breder. [verdachte] had het mes onderhands vast. Ik zag dit toen ik [verdachte] klem even klem zette tijdens de vechtpartij in mijn auto. De lengte van het handvat was volgens mij even lang als de lengte van het lemmet.
O: De aangever geeft met zijn hand aan hoelang het handvat van het mes was. Dit was circa 10 centimeter.
(
pagina 54)
Het mes dat [verdachte] gebruikte was qua soort mes zou een mes waarmee je vlees snijdt tijdens een warme maaltijd.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 augustus 2021 (dossierpagina’s 74-76), voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :

Op donderdag 5 augustus 2021 tussen 18:00 en 19:00 uur bevond ik mij in de woonkamer van mijn woning, [adres 2] . (…) Ik hoorde het geluid van voortdurend claxonneren van een auto. Ik keek toen via het raam van mijn woning naar buiten.
(…)
Ik zag dat er een personenauto in de draai van de [adres 6] met de [adres 6] stil stond. De voorzijde van de auto stond in de richting van de [adres 6] te Heerlen. Het betrof een klein model personenauto, donker blauw.
(…)
Ik zag dat er een persoon in de die auto lag. Ik zag in ieder geval de armen en of benen van die persoon. Verder zag ik een 2e persoon naast die auto staan. De man in de auto lag met zijn rug aan de bestuurderszijde en zijn voeten in de richting van de bijrijdersplaats. De man die buiten de auto stond bevond zich aan de bijrijderskant van de auto bij het geopende portier van de bijrijder.
(…)
Ik zag dat de man in de auto met zijn voeten in de richting van de man trapte die buiten de auto stond. Voor mij was duidelijk dat beide mannen ruzie met elkaar hadden.

6. Een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 14 september 2021 (dossierpagina’s 125-139), voor zover als inhoudende het relaas van [naam] :

Hoofd:

1. Op de linker wang in een diagonaal naar beneden verlopende streep iets onder de linker ooghoek is een met lijm bedekte streepvormige rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 2,5cm lengte
2. Rechts naast het bij punt 1 beschreven letsel is dwars daarop een licht gebogen streepvormige rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 0,6 cm lengte met reeds wat korstvorming die op enkele plekken kort onderbroken wordt;
3. Halverwege de linker onderkaak is een met 2 hechtingen gesloten streepvormige huiddoorbreking zichtbaar van ongeveer 2cm lengte. Er kan geen uitspraak meer gedaan worden over de wondranden. Rondom de hechtingen is enige zwelling en roodheid zichtbaar, op sommige plekken ook wat bloedstolsels;
4. Rechts naast het letsel beschreven onder punt 3 zijn een drietal streepvormige huidbeschadigingen zichtbaar waarbij reeds sprake is van korstvorming. De afmetingen zijn van links naar rechts: 1,5cm, 0,5cm en 1cm. Er is tevens sprake van een 12-tal puntvormige huidbeschadigingen met korstvorming verspreid over het gebied van halverwege de linkerkaak tot onder het linker oor;
5. Aan de linker mondhoek is een horizontaal verlopende streepvormige huiddoorbreking zichtbaar die gesloten werd met 1 hechting;
6. Links op de onderlip schuin verlopend van de lip tot onder de linker mondhoek is een op enkele plaatsen onderbroken streepvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte met een uitloper naar beneden van ongeveer 0,5cm lengte. Er is sprake van korstvorming;
7. Net onder de lip, onder het onder punt 6 beschreven letsel is nog een op enkele plaatsen onderbroken streepvormige huidbeschadiging zichtbaar, deze is ongeveer 3 cm lang;
8. Aan de rechterzijde boven op de bovenlip is een horizontaal verlopende streepvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte. Onder aan de bovenlip is nog wat opgedroogd bloed zichtbaar;
9. Onder de onderlip verlopend beginnend met een bocht van onder naar boven ongeveer 1 cm rechts van de rechter mondhoek tot net voorbij de helft van de onderlip is een wat gebogen streepvormige op sommige plekken onderbroken huidbeschadiging zichtbaar. De totale lengte is ongeveer 5 cm. De huidbeschadiging loopt aan beide uiteinden over in een huiddoorbreking. Rechts is er sprake van korstvorming, links werd deze met 2 hechtingen gesloten. Er is op verschillende plekken op de kin nog wat opgedroogd bloed zichtbaar;

Hals:

10. Rechts in de hals is een streepvormige huidbeschadiging met korstvorming zichtbaar. Deze loopt van de adamsappel schuin naar boven over ongeveer 4 cm, dan maakt deze een bocht naar beneden van ongeveer 1 cm en dan vervolgt de streep zich weer schuin naar boven tot ongeveer onder het rechter oor, ongeveer 3,5cm. Rondom de streepvormige huidbeschadiging is enige zwelling en roodheid te zien;
11. In het midden van de hals, onder de adamsappel is een door 2 hechtingen gesloten wat gebogen verlopende verticale huiddoorbreking zichtbaar van ongeveer 2 cm lengte. Links daarnaast is een horizontale met 1 hechting gesloten huidonderbreking zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte;
12. Links onder de kin, op de overgang van kaak naar hals zijn 2 gebogen streepvormige huidbeschadigingen zichtbaar. Er is reeds sprake van korstvorming en rondom de huidbeschadiging is wat roodheid zichtbaar. De bovenste huidbeschadiging is 0,7 cm lang en de onderste is 1cm lang;

Borst:

13. Rechts van het borstbeen is een horizontaal verlopende streepvormige huidbeschadiging zichtbaar die na 2 cm een bocht schuin naar beneden maakt en dan smaller eindigt en nog 1 cm lang is;
14. Ter hoogte van de bocht beschreven onder punt 13 is in een schil daaromheen een gele huidverkleuring zichtbaar;
15. Verspreid over de bovenzijde van de borst, rondom de sleutelbeenderen zijn een vijftal min of meer ronde huidbeschadigingen zichtbaar van elk ongeveer 0,2-0,3cm doorsnede;
16. Op de borst rechts, schuin boven de rechter tepel, is een ronde gele huidverkleuring zichtbaar van ongeveer 1 cm doorsnede;
17. Links in de flank, ongeveer aan de onderzijde van de ribbenkast is een streepvormige rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 0,3cm lengte;

Rechter arm:

18. Aan de bovenzijde van de rechterhand, onder de knokkel van de wijsvinger is een horizontaal verlopende streepvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte;
19. Aan de binnenzijde van de rechterhand is op de duimmuis een in een driehoek gerangschikte huidbeschadiging zichtbaar. Er is sprake van rood-bruine korstvorming aan alle drie de hoeken;
20. Aan de binnenzijde van rechter middelvinger is op het onderste vingerkootje een in een gebogen lijn verlopende streepvormige huidbeschadiging van ongeveer 1,5cm zichtbaar;
21. Aan de zijkant van de rechter duim is halverwege naast de nagel een verticaal verlopende streepvormige huiddoorbreking zichtbaar van ongeveer 0,5cm lengte;
22. Aan de binnenzijde van de rechter pols, aan de pinkzijde van de hand is een verticaal verlopende streepvormige huidbeschadiging te zien van ongeveer 0,8cm lengte;

Linker arm:

23. Aan de buiten-achterzijde van de linker bovenarm is een in een gebogen lijn verlopende streepvormige huidbeschadiging zichtbaar. Aan de voorzijde verloopt deze in ongeveer 1 cm horizontaal en is deze huidbeschadiging oppervlakkiger. Vervolgens verloopt de huidbeschadiging in 1 cm in een schuine bocht naar beneden en wordt deze wat dieper, mogelijk is hier sprake van een huiddoorbreking. Er is daar ook wat zwelling en roodheid zichtbaar;
24. Aan de buitenzijde van de linker boven arm, ongeveer 8cm boven de elleboog is een door steristrips bedekte huidbeschadiging zichtbaar. Deze steristrips werden niet verwijderd, om de wond niet te beschadigen, zodoende kan het letsel niet beter beschreven worden;
25. Aan de buitenzijde van de linker bovenarm net boven de elleboog is een door 2 hechtingen gesloten huiddoorbreking van ongeveer 2,5cm zichtbaar, er kan geen uitspraak worden gedaan over de wondranden. Er is op enkele plekken sprake van bloedstolsels;
26. Aan de buitenzijde van de linker elleboog is een streepvormige rode huidverkleuring van 1x0,5cm zichtbaar. In een ovaal daaromheen zijn wat schilferingen zichtbaar;
27. De linker onderarm is verbonden ivm aanwezige verwondingen die op dit moment niet nader door mij beschreven kunnen worden;

Linker been:

28. Aan de buitenzijde van het linker onderbeen is een verticaal verlopende streepvormige rode huidbeschadiging zichtbaar van 3,5cm lengte;
29. Aan de buitenste onderzijde van de linker knie is ronde huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 2 cm doorsnede. Aan de randen is er sprake van korstvorming, centraal is de huidbeschadiging nog wat nattend. Rondom de huidbeschadiging is roodheid zichtbaar;

Soort verwonding:

Het letsel beschreven onder punt 1, 3, 5, 9 (linkeruiteinde), 21 en 23 (achterzijde letsel) is een snijverwonding. Bij een snijwond is de lengte groter dan de wonddiepte. De wondranden zijn scherp, er zijn geen weefselbruggen en de wondranden zijn niet gekneusd en/of geschaafd. De letsels beschreven onder punt 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 18, 19, 20, 22, 23 (voorzijde letsel) en 28 zijn krasverwondingen. Krassen worden veroorzaakt door een langs de huid schuivende kracht met enige scherpte.
Het letsel beschreven onder punt 11,25 en 27 is een snij- danwel steekverwonding. Snij-en steekverwondingen zijn wonden die ontstaan doordat een scherp voorwerp de huid penetreert. Elk voorwerp met hetzij een scherpe rand, hetzij een of meer scherpe punten kan een snij- of steekwond veroorzaken. Een snij-of steekwond is een scherp begrensde onderbreking van de huid, meestal tot in de diepere weefsellagen. Een snijwond heeft als kenmerk dat de lengte groter is dan de diepte. De randen van een snijwond zijn gewoonlijk glad en scherp en lopen in een rechte lijn. De wondranden zijn vaak gapend. Een snijwond begint meestal diep en zal oppervlakkiger eindigen. Bij een steekwond is de diepte groter dan de lengte van de wond. Deze kan gepaard gaan met penetratie (een voorwerp dringt een orgaan of lichaamsholte binnen) of van perforatie als het voorwerp een lichaamsdeel doorboort.
Het letsel beschreven onder punt 14 en 16 is een bloeduitstorting. Bloeduitstortingen ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanische, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel, zoals bijvoorbeeld slaan (al dan niet met een voorwerp), stompen, schoppen, stoten, vallen of knijpen. Door de compressie van de huid en onderhuidse weefsels, bijvoorbeeld tegen onderliggend bot, worden bloedvaatjes beschadigd en ontstaat bloedverlies in de huid en/of onderhuidse weefsellagen.
Het letsel beschreven onder punt 26 is een schaafverwonding. Een schaafwond ontstaat door schuren van de huid langs een ruw oppervlak, zoals bijvoorbeeld een straattegel of schuurmachine, waarbij de opperhuid wordt afgeschraapt of afgestroopt. Bij een verse schaafwond geven de rechtlijnige ontvellingen ook de richting van de beweging van het schurend oppervlak langs de huid aan door groefjes en velletjes die aan het eind van de wond gekruld omhoog steken.
Het letsel beschreven onder punt 29 is een schaafverwonding. Deze is volgens betrokkene echter niet ontstaan tijdens het in het proces verbaal beschreven incident, maar eerder.
(…)
Er is sprake van verschillende krasverwondingen verspreid over het gelaat, de borst, de linker arm, de rechter hand en het linker been. Tevens zijn er snij verwondingen in het gelaat, aan de rechter duim en aan de linker arm. Daarnaast zijn er nog steek- danwel snijverwondingen in de hals, aan de linker arm en aan de linker middelvinger waarbij peesletsel is ontstaan dat operatief behandeld werd en waarvoor een revalidatietraject is gestart.

7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 augustus 2021 (dossierpagina’s 200-201), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

In het getuigeverhoor van [getuige 2] werd zij geconfronteerd met twee whatsapp berichten aangetroffen op de telefoon van [verdachte] . Deze berichten staan hieronder vermeld. [getuige 2] staat als contact “ [getuige 2] ” in de telefoon van [verdachte] .
“kijk uit dat je niet word gepakt babe!! dat kunnen we echt niet hebben”

8. Een opname van beeld als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering (dossierpagina 200):

Het hof neemt op het bericht waar dat ‘ [getuige 2] (hart-emoticon) (smiley) stuurt:
“kijk uit dat je niet word gepakt babe!! dat kunnen we echt niet hebben (hart-emoticon)”
Het hof neemt op de opgenomen ‘screenshot’ van het bericht waar dat het in bewijsmiddel 7 bedoelde bericht op 5 augustus 8 2021 om 16:23:57u is verzonden.

9. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 augustus 2021 (dossierpagina’s 233-254), voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:

(pagina 236)
A: Op donderdag 5 augustus 2021 heb ik een appje gestuurd naar die [slachtoffer] (
het hof begrijpt: de aangever).
(…)
Ik vroeg hem of hij mij 200 gram weed kon brengen. [slachtoffer] reageerde hierop “Ja man, is goed”. [slachtoffer] is toen naar mij toe gekomen, dat was ergens in de buurt van de [adres 6] in Heerlen.
(…)
[slachtoffer] kwam met de auto, een blauwe nieuwer model Polo.
(…)
V: Kun je het mes beschrijven?
A: Het mes is ongeveer 20 cm lang, in zijn geheel. Dus het steekgedeelte en het handvat. Het steekgedeelte was ongeveer de helft van het mes.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde vanwege het ontbreken van het daartoe vereiste (voorwaardelijk) opzet, nu zijn cliënt geconfronteerd werd met een aanval op hem en in een ‘split second’ heeft moeten reageren. In dat licht is eveneens aangevoerd dat de mentale staat van de verdachte in de weg staat aan de bewezenverklaring van opzet. Tevens is in datzelfde licht bepleit dat de aanmerkelijke kans op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel niet bewust is aanvaard door de verdachte.
i.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en feitelijk verloop
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever. Het enkele feit dat deze 3 dagen na het steekincident aangifte heeft gedaan in het bijzijn van een raadsman, maakt dat niet anders. Immers, de verdachte heeft evenmin aangifte gedaan van de - in zijn woorden - ‘aanval op hem’. Daarenboven valt het scenario van de verdachte niet te rijmen met het letsel van aangever. In voorgaand verband overweegt het hof tevens dat de verdachte gesprekken met zijn vriendin heeft gewist, in welke berichten onder meer een bericht aan de verdachte is gestuurd, gedateerd 5 augustus 2021 en luidend: “kijk uit dat je niet wordt gepakt babe!! dat kunnen we echt niet hebben”.
Daarenboven heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat zij op 5 augustus 2021 een kleine donkerblauwe personenauto zag, waarin een persoon lag. De getuige heeft verklaard dat er nog een man buiten de auto stond en ze de indruk kreeg dat de man buiten de auto iets wilde van de man in de auto.
Het hof wijst tevens op het berichtenverkeer tussen de verdachte en aangever, waarin de verdachte een afspraak maakt met aangever om drugs te kopen en aangeeft € 1.100 te hebben. De verdachte heeft in een later stadium verklaard dat hij helemaal geen geld had toen. Dat valt slecht met elkaar te rijmen en is tegenstrijdig.
Het hof zal aldus met betrekking tot het feitelijke verloop uitgaan van de - de betrouwbaar geachte - verklaring van de aangever.
Voorwaardelijk opzet
Met betrekking tot het opzet-verweer stelt het volgende voorop.
Bij voorwaardelijk opzet is sprake van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans. De vraag wanneer sprake is van een aanmerkelijke kans is volgens de Hoge Raad afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht vormen gezichtspunten die bij de beoordeling kunnen worden gebruikt, terwijl het in alle gevallen moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Vervolgens dient wetenschap van de aanmerkelijke kans te worden vastgesteld. Die wetenschap zal veelal moeten worden geobjectiveerd en met behulp van een toets van de gedraging aan de ‘criteriumfiguur’ worden vastgesteld. Daarna zal nog moeten worden vastgesteld dat de aanmerkelijke kans op het gevolg is aanvaard. Sommige gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 25 maart 2003,
NJ2003/552). Voorwaardelijk opzet kan uit omstandigheden waaronder het gedrag plaatsvond worden afgeleid. Het opzet op de dood kan tevens besloten liggen in de aard van de gedraging (vgl. HR 23 juli 1937,
NJ1938/869).
Het hof overweegt dat het ongecontroleerd met een mes insteken op een ander, de aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept. Dat geldt des te meer ingeval degene op wie wordt ingestoken zich bevindt in een kleine ruime, zoals hier een personenauto. Naar het oordeel van het hof is het, zoals in dit geval, meermalen ongecontroleerd op een ander insteken met een mes een gedraging die naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Met betrekking tot het cognitieve aspect van het opzet overweegt het hof dat het opzet slechts dan niet bewezen kan worden verklaard indien en voor zover bij een verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken (vgl. HR 9 december 2008, LJN BD2775,
NJ2009, 157). Indien en voor zover in het verweer van de raadsman een andersluidend standpunt valt te ontwaren, berust dat standpunt op een onjuiste rechtsopvatting, terwijl naar het oordeel van het hof bij de verdachte ten tijde van het incident niet aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte is - op gronden zoals in de pleitnota is verwoord – aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar is en dientengevolge uitgesloten dient te worden van het bewijs. In dier voege zou het verhaal van de verdachte, inhoudende dat hij werd aangevallen door aangever, kloppend zijn. De verdediging heeft – indachtig dat feitelijke verloop – bepleit dat (zo begrijpt het hof het noodweer-verweer van de raadsman, strekkende tot vrijspraak vanwege noodweer) de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Naar het oordeel van het hof ontbeert het noodweer- alsmede het noodweerexcesverweer feitelijke grondslag, nu niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. Het hof volgt immers de – eerder door het hof betrouwbaar geachte – lezing van aangever [slachtoffer] , welke luidt dat de verdachte degene is geweest die de auto heeft doen stoppen en op ongecontroleerde wijze op [slachtoffer] heeft ingestoken met een mes.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, door het insteken met een mes op aangever. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een levensdelict, zijnde een delict dat beoogt bescherming te bieden aan het hoogste rechtsgoed wat het Nederlandse Strafrecht kent, zijnde het leven. Het bewezenverklaarde handelen moet voor aangever een zeer angstig moment zijn geweest. Het is niet aan de verdachte te danken dat aangever het incident heeft overleefd. Het incident heeft een grote impact gehad op slachtoffer, zowel lichamelijk als fysiek. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij op planmatige wijze aangever in de val heeft gelokt, teneinde hem te verwonden. Het hof heeft in het bijzonder tevens gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het incident, de verdachte was toen 20 jaren oud.
Toepassing jeugdstrafrecht
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte hebben aangevoerd dat toepassing dient te worden gegeven aan het jeugdstrafrecht.
Ten tijde van het plegen van het feit was de verdachte 20 jaren oud. Naar het oordeel van het hof dient er desalniettemin in deze zaak toepassing te worden gegeven aan het jeugdstrafrecht. Daartoe heeft het hof grond gevonden in de persoonlijkheid van de dader. Aan die conclusie ligt ten grondslag het pro justitia-rapport d.d. 17 januari 2022, opgesteld door drs. [psycholoog] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog. Uit voornoemd rapport volgt dat de verdachte op een licht tot matig verstandelijk beperkt niveau functioneert en hij als gevolg hiervan niet goed in staat is om consequenties in te zien en weloverwogen keuzes te maken. Gerapporteerd is dat de verdachte impulsief en zeer beïnvloedbaar is alsmede dat de persoonlijkheid van de verdachte nog weinig richting volwassenheid is uitgerijpt en hij nog niet functioneert als jongvolwassene. Het hof heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 18 januari 2022. Dat advies luidt dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
Redelijke termijn van berechting
Nu het hof toepassing heeft gegeven aan het jeugdstrafrecht, zal het hof in de beoordeling van de duur van de procedure uitgaan van een redelijke termijn van 16 maanden. In zoverre is het feit dat de verdachte een aantal malen uit de voorlopige hechtenis is geschorst, niet relevent in deze beoordeling.
De verdachte is op 9 augustus 2021 in verzekering gesteld, waarmee de redelijke termijn in eerste aanleg een aanvang heeft genomen. Op 8 februari 2022 heeft de rechtbank vonnis gewezen. In eerste aanleg heeft de procedure aldus plaatsgevonden binnen een termijn van 16 maanden, te weten 6 maanden.
Op 15 februari 2022 is er namens de verdachte appel ingesteld tegen voormeld vonnis, waarmee de redelijke termijn van berechting in hoger beroep een aanvang heeft genomen. Het hof wijst thans op 6 december 2023 zijn arrest. Daarmee heeft de berechting in hoger beroep in totaal 22 maanden geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn van berechting inhoudt van 6 maanden.
Gelet op deze schending zal het hof de op te leggen jeugddetentie matigen. Het hof had zonder de schending een jeugddetentie opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk maar zal vanwege genoemde overschrijding een jeugddetentie opleggen van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
Alles afwegende is het hof – in het bijzonder gelet op het vorenstaande - van oordeel dat de oplegging van een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk passend en geboden is.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 23.737,09. Deze vordering valt uiteen in materiële- en immateriële schade en behelst de volgende posten:
Kapotte kleding ad € 550,00
Medische kosten ad € 407,09
Vervoerskosten ad € 780,00
Persoonlijke verzorging ad € 2.000,00
Immateriële schade ad € 20.000,00
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.632,09. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Mitsdien is de gehele oorspronkelijke vordering in het hoger beroep aan de orde.
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering, nu deze een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Aan dat standpunt is ten grondslag gelegd dat de omvang van de schade niet vast staat, er geen medische eindtoestand is en ‘het de vraag is of sprake is van eigen schuld ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. De verdediging heeft aangevoerd dat (althans zo begrijpt het hof) de benadeelde partij niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht door niet naar medische afspraken te gaan. De verdediging heeft tevens aangevoerd dat de ‘psychische impact’ die aan de vordering strekkende tot vergoeding van de gestelde immateriële schade ten grondslag ligt, niet voldoende heeft onderbouwd. Met betrekking tot de zaaks schade heeft de raadsman aangevoerd dat niet blijkt dat de kleding nieuw was en er geen bonnetjes van aanwezig zijn. Met betrekking tot de medische kosten is aangevoerd dat niet blijkt dat de pijnstilling niet wordt vergoed door de verzekering. De vervoerskosten zijn naar het oordeel van de verdediging onvoldoende onderbouwd, hetgeen eveneens geldt voor de kosten voor persoonlijke verzorging. De verdediging heeft zijn pleidooi afgesloten met de het standpunt dat niet blijkt dat de schadeposten rechtstreekse schade opleveren, zodat deze posten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel afgewezen dienen te worden. Tot slot is bepleit dat er een billijkheidscorrectie dient te worden toegepast ex artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek, vanwege eigen schuld van aangever.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 657,00 (bestaande uit de gedeeltelijke toewijzing van post i. en de gehele toewijzing van post ii.). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de kapotte kleding (post i.) overweegt het hof dat niet iedere stelpost nauwkeurig kan worden vastgesteld. Het hof overweegt daarbij dat het gaat om de vergoeding van kleding en schoeisel van zekere ouderdom. Het hof zal derhalve gebruik maken van zijn bevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek om de schade te schatten. Het hof schat de schade op een bedrag van € 225,00.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van de medische kosten ad € 407,09 (post ii.) in zijn volledigheid voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof wijst de vordering derhalve in zijn geheel toe.
Met betrekking tot de vervoerskosten (post iii.) in de vorm van reiskosten, parkeerkosten en kosten voor halen en brengen ad € 780,00 overweegt het hof dat de benadeelde partij diens gestelde schade niet in voldoende mate heeft geconcretiseerd en in zoverre onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van het hof is door de benadeelde partij niet met concrete mate van precisie inzichtelijk gemaakt wat aan deze vordering ten grondslag ligt. Met betrekking tot deze vordering geldt dat deze hierom zal worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft tevens de vergoeding gevorderd van de kosten van persoonlijke verzorging ad € 2.000,00 (post iv.). Het hof overweegt dat de benadeelde partij de gestelde schade niet in voldoende mate heeft geconcretiseerd. Naar het oordeel van het hof zou een nader onderzoek naar deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces vormen. De benadeelde partij zal derhalve in diens vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde immateriële schade (post v.) betreft schade als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aard en omvang van het letsel die aangever door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft ondervonden begroot het hof de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 4.000,00. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 5 augustus 2021, zijnde de dag waarop deze schade wordt geacht te zijn geleden.
Het hof acht geen termen aanwezig om een billijkheidscorrectie ex artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek vanwege eigen schuld van aangever toe te passen, nu het hof uitgaat van de lezing van aangever. Uit die lezing volgt dat aangever degene is die door de verdachte is aangevallen.
De toegewezen vordering, strekkende tot vergoeding van de schade, dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 4.657,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject
,te weten So-Cool Verlengd, voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie;
veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
12 (twaalf) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht, waarbij de veroordeelde zich, indien de jeugdreclassering dit nodig acht, laat behandelen door een door de jeugdreclassering te bepalen zorgverlener, welke behandeling de gehele proeftijd of zoveel korter duurt als de jeugdreclassering dat nodig acht, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van een door de jeugdreclassering te bepalen zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of als de jeugdreclassering nodig acht, waarbij de verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de heer [slachtoffer] heeft of zoekt;
geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.657,00 (vierduizend zeshonderdzevenenvijftig euro) bestaande uit € 657,00 (zeshonderdzevenenvijftig euro) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 16.780,00 (zestienduizend zevenhonderdtachtig euro) bestaande uit € 780,00 (zevenhonderdtachtig euro) materiële schade en € 16.000,00 (zestienduizend euro) immateriële schadeaf;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.657,00 (vierduizend zeshonderdzevenenvijftig euro) bestaande uit € 657,00 (zeshonderdzevenenvijftig euro) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 6 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.M.J.J. van de Loo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.