ECLI:NL:GHSHE:2023:409

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.310.614_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgangsregeling tussen vader en kinderen na eerdere afwijzing door rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn twee dochters, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die zijn verzoek tot omgang had afgewezen. De vader heeft in zijn beroepschrift verzocht om een omgangsregeling die hem in staat zou stellen om regelmatig contact met zijn kinderen te hebben. De moeder heeft echter verweer gevoerd en stelde dat de vader geen contact met de kinderen kan hebben vanwege de spanningen tussen de ouders en de negatieve impact daarvan op de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de vader en de moeder een conflictueuze relatie hebben, die heeft geleid tot geweldsincidenten en een onveilige situatie voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook aangegeven dat de problematiek te complex is voor een onbelast contact tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader geen individuele hulpverleningstrajecten heeft gevolgd en dat de moeder, in tegenstelling tot de vader, wel stappen heeft gezet in haar ouderschap. Het hof heeft geconcludeerd dat er momenteel geen mogelijkheden zijn voor een omgangsregeling en heeft het verzoek van de vader afgewezen, met de mogelijkheid dat hij in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen bij gewijzigde omstandigheden.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 februari 2023
Zaaknummer: 200.310.614/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/351280 /FA RK 18-5809
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M.G. Cox.
In het kort
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank zijn verzoek tot het vastleggen van een omgangsregeling met zijn dochters [minderjarige 1] (9 jaar) en [minderjarige 2] (7 jaar) heeft afgewezen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] .
Hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 11 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 mei 2022, en zoals toegelicht op de mondelinge behandeling in hoger beroep, heeft de vader verzocht voormelde beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek tot vaststelling van een (opbouwende) omgangsregeling met de kinderen toe te wijzen die als volgt eindigt:
  • gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur;
  • op woensdagmiddag vanaf 13.00 uur tot 18.00 uur;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in nader onderling overleg
tussen partijen te verdelen;
dan wel dat het hof een raadsonderzoek gelast naar de vraag welke mogelijkheden er zijn om contact tussen de vader en de kinderen te bewerkstelligen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juni 2022, heeft de moeder verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2022. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. Namens de raad heeft mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] het woord gevoerd.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 15 februari 2022;
  • het V-formulier van de advocaat van de vader van 19 mei 2022;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder van 8 december 2022 met producties 2 t/m 6;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder van 12 december 2022 met productie 7.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder heeft alleen het gezag over hen.
De relatie van partijen is in 2017 verbroken.
3.2.
Op 1 november 2018 heeft de vader de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen. In dezelfde periode is de vader ook een kort geding gestart met hetzelfde doel. Relevant in het voortraject is dat de voorzieningenrechter bij een kort gedingvonnis van 14 november 2018 partijen heeft verwezen naar een traject Intensieve Omgangsbegeleiding bij [instantie 1] . Uit de stukken is gebleken dat er medio 2020 enkele begeleide contacten tussen de vader en de kinderen hebben plaatsgevonden.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder weigert sinds december 2017 om contact toe te staan tussen hem en de kinderen. De twee begeleide omgangsmomenten bij [instantie 1] zijn redelijk goed verlopen; één keer heeft de vader beide kinderen gezien en een andere keer heeft hij alleen [minderjarige 1] gezien ( [minderjarige 2] wilde niet). De vader is één keer een omgangsafspraak vergeten. Dat kwam door de vele wijzigingen in dagen en tijdstippen. Hij is ook een keer te laat gekomen, maar dat waren maar één of twee minuten en dat vormde geen probleem. De kinderen waren geïnteresseerd in de vader en leken de contacten als prettig te ervaren. [instantie 1] zag geen belemmeringen in het continueren van de contacten. Na deze twee contactmomenten gaf de moeder aan dat de kinderen geen contact meer wilden met de vader. De kinderen krijgen van de moeder geen emotionele toestemming om het met hun vader leuk te hebben. De moeder heeft bewust of onbewust een ernstig loyaliteitsconflict veroorzaakt. [instantie 1] heeft deze kwestie niet juist aangepakt. De vader heeft het vertrouwen in [instantie 1] verloren. Hij ziet geen voedingsbodem meer in een vruchtbare samenwerking. De vader wil het contact met de kinderen herstellen en weer een rol spelen in hun leven. Hij begrijpt niet dat de rechtbank niet heeft willen inzetten op een ander traject.
De vader heeft grote stappen gezet. Hij heeft zijn leven op orde. De vader heeft soms gesprekken met de praktijkondersteuner, omdat hij last heeft van piekeren en slecht slapen. Als de huisarts deze hulp onvoldoende zou vinden, zou er wel worden doorgeschakeld. Dat wordt niet gedaan. De vader heeft baat bij deze hulp.
De vader heeft er niets mee te maken dat de kinderen van school zijn verwijderd. Dit komt door het gedrag van de moeder. Zij leidt een conflictueus leven. Daar staat de vader volledig buiten. Hij heeft ook niets te maken met de incidenten die tussen de moeder en zijn familieleden hebben plaatsgevonden. De vader heeft al elf jaar geen contact meer met zijn broer en schoonzus.
De vader heeft vrienden in de wijk waar de moeder woont. Als hij de kinderen toevallig ziet, kijkt en zwaait hij naar ze. Hij kan die prikkel niet onderdrukken en hij zou een slechte vader zijn als hij dit anders zou doen. Dat dit een weerslag op de kinderen heeft, komt omdat de moeder hier niet goed op reageert. De vader rijdt wel eens langs school, maar nooit overdag, altijd in de avond. De kinderen kunnen hem daar nooit gezien hebben. Van het verhaal van de moeder dat de vader met de auto de buurvrouw heeft achtervolgd die toen de kinderen uit school haalde, klopt helemaal niets.
De kinderen hebben baat bij rust, maar de vader kan de rust niet garanderen als de moeder met andere personen in conflict komt.
De vader weet dat hij geen emotionele problemen heeft. Als het moet, zou hij wel meewerken aan een hulpverleningstraject dat niet gericht is op omgang, maar op hemzelf. Aan het einde van het traject blijkt dan vanzelf wel dat hij geen persoonlijke problemen heeft.
3.5.
De moeder voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
Partijen hebben een lange voorgeschiedenis waarbij er veel conflicten zijn geweest. De moeder heeft vanaf december 2017 het contact geweigerd vanwege diverse geweldsincidenten die zich hebben voorgedaan. De moeder is jarenlang mishandeld door de vader. Het is voorgekomen dat de vader de kinderen uit de auto van de moeder heeft gesleurd. Door inzet van de politie zijn de kinderen toen weer bij de moeder teruggekomen. De moeder is gegroeid in haar ouderschap en heeft loyaal en royaal meegewerkt aan het hulpverleningstraject bij [instantie 1] . Daarnaast heeft zij jarenlang hulp en ondersteuning gehad van [instantie 2] en heeft zij wekelijks gesprekken bij de praktijkondersteuner van de huisarts.
Bij het eerste contactmoment met de kinderen kwam de vader te laat, bij het tweede contactmoment kwam hij niet en bij het derde moment heeft hij alleen contact gehad met [minderjarige 2] . [minderjarige 1] vertoonde toen veel weerstand. Het is de moeder en de betrokken hulpverleners niet gelukt om haar te bewegen contact te hebben met de vader. Voorafgaand aan het vierde contactmoment hebben de kinderen aangegeven geen contact meer te willen met de vader. De vader heeft de hulpverlening via [instantie 1] zelf stopgezet en hij was niet bereid om in contact met de kinderen te blijven door het sturen van kaartjes. De vader heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit zou kunnen blijken welke hulpverlening hij heeft ingezet en welke resultaten zijn behaald.
Nadat de bestreden beschikking werd gegeven, hebben zich veel incidenten voorgedaan. De familie van de vader bedreigt de moeder en haar familie regelmatig. De vader is zelf ook betrokken bij verschillende incidenten. Hij verschijnt regelmatig op het schoolplein om in contact te komen met de kinderen. Dit zorgt voor spanning bij de kinderen. De vader heeft de buurvrouw van de moeder achtervolgd met zijn auto toen zij de kinderen uit school had gehaald. De kinderen zaten toen bij de buurvrouw in de auto. Vanwege de vele incidenten op en rond het schoolplein en de daardoor ontstane onrust en angst bij de andere kinderen op school, zijn de kinderen inmiddels van school verwijderd. Dit heeft een grote impact op de kinderen gehad. Sinds augustus 2022 heeft de vader weer contact met zijn familie. De moeder heeft hier bewijs van. De vader en zijn familie hebben allerlei valse meldingen over de moeder gedaan bij onder meer Veilig Thuis (over drugsgebruik, kindermishandeling en losbandig gedrag) en de Belastingdienst (fraude). Daarna is de familie begonnen met haar te filmen en achtervolgen.
De moeder heeft alle vertrouwen in de vader verloren en gelooft niet meer dat hij nu wel zijn volledige medewerking zal geven aan een nieuw traject. De moeder ziet geen mogelijkheden meer voor een hulpverleningstraject in een vrijwillig kader. Er is geen reden om opnieuw de raad in dit dossier te betrekken. De vader kan niet reflecteren op het verleden. Met deze houding gaat hij er niet komen.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende verklaard. Het is kwalijk dat er bij [instantie 1] maar twee contactmomenten tussen de vader en de kinderen hebben plaatsgevonden en dat het daarna is gestopt vanwege de problemen op ouderniveau. Voor [instantie 1] is de problematiek sowieso te complex. De ouders staan te ver uit elkaar. De kinderen en de vader kunnen nu geen onbelast contact met elkaar hebben. De ouders hebben hier allebei een aandeel in. De moeder heeft aantoonbaar goede stappen gezet, voor de vader ligt dit lastiger. Mogelijk ligt hier andere problematiek onder. Het beeld dat de raad heeft, [instantie 1] zag dit ook, is dat het voor de vader lastig is om naar de impact van zijn eigen gedrag te kijken. De ouders moeten eerst individueel aan de slag en daarna moet worden bezien of ze samen weer tot ouderschap kunnen komen. De vader moet sterk worden gemaakt in zijn rol als ouder, ook al is dit op afstand. Gesprekken bij de praktijkondersteuner zijn ontoereikend voor de vader. Het lukt hem niet en hij is al lang bezig. De problemen liggen op een dieper vlak. De vader zou baat hebben bij een persoonlijk traject met systemische hulp waarin hij meer leert over de impact op de kinderen (en de moeder) van hetgeen is gebeurd. Pas daarna zou kunnen worden bezien of er mogelijkheden zijn voor contact tussen de vader en de kinderen. De vader moet eerst naar zichzelf leren kijken.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.7.2.
Het inleidend verzoek van de vader tot het treffen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen dateert van begin november 2018. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het de taak van de rechter is om te bevorderen dat er een omgangsregeling tot stand komt. De rechtbank heeft deze zaak circa 3½ jaar aan zich gehouden en partijen eind 2018 al verwezen naar [instantie 1] . Toen dit niet het gewenste resultaat had, heeft de rechtbank in maart 2020 een raadsonderzoek gelast. Het hof stelt vast dat de rechtbank toen alle in het gegeven geval mogelijke en gepaste maatregelen heeft genomen om contact tussen de vader en de kinderen te bevorderen, maar dat die maatregelen niet tot enige vorm van contact hebben geleid. Uit de eindrapportage van [instantie 1] van 22 juli 2021 is gebleken dat het de vader zelf was die boos en gefrustreerd de samenwerking met [instantie 1] heeft stopgezet. De rechtbank zag hierna geen mogelijkheden meer voor omgang. Het hof ziet deze mogelijkheden ook niet. Sterker nog, de mogelijkheden zijn alleen maar minder geworden, gelet op het volgende.
3.7.3.
De spanningen tussen de ouders en hun beide families zijn zo hoog opgelopen dat er sinds eind 2021 meerdere (fysieke) aanvaringen op het schoolplein tussen de moeder en familieleden van de vader (broer en schoonzus) hebben plaatsgevonden. In september 2022 vond er dermate heftige escalatie plaats dat de politie heeft moeten ingrijpen. De kinderen zijn hierna van hun basisschool verwijderd, omdat school de rust, orde en veiligheid voor alle kinderen en medewerkers niet meer kon garanderen. De kinderen zijn in oktober 2022 gestart op een nieuwe school.
Inmiddels hebben de vader en de kinderen elkaar al geruime tijd niet meer niet gezien en is er tussen beide families zoveel spanning ontstaan dat de kinderen op dit moment geen onbelast contact met de vader kunnen hebben, ook niet indien dit een veilige setting van begeleide omgang gebeurt. Er is nog steeds geen rustige situatie voor de kinderen. Door alle incidenten die zich sinds de bestreden beschikking hebben voorgedaan, heeft de moeder bovendien al het vertrouwen in de vader verloren.
3.7.4.
Het hof betrekt ook bij de beoordeling dat de begeleide omgangsmomenten niet zo positief zijn verlopen als de vader schetst; hij kwam één keer te laat en één keer helemaal niet. In totaal heeft hij bij [instantie 1] maar één keer beide kinderen gezien en één keer alleen [minderjarige 1] . Toen de kinderen hem niet meer wilden zien, heeft [instantie 1] de vader geadviseerd om de kinderen kaartjes te sturen. Uit het eindverslag van 22 juli 2021 blijkt dat de vader toen zo boos is geworden dat hij de samenwerking met [instantie 1] heeft stopgezet. Hieruit blijkt niet dat de vader vanuit het belang van de kinderen kan denken en handelen. De vader stelt weliswaar dat hij het contact met de kinderen heel belangrijk vindt, maar dit blijkt niet uit zijn doen en laten. Op de mondelinge behandeling is verder gebleken dat de vader alle schuld buiten zichzelf legt en zich niet verantwoordelijk voelt voor wat de kinderen doormaken. De vader kan zich niet inleven wat het voor de kinderen heeft betekend (en nog steeds betekent) als ze hem onverwachts tegenkomen en hij naar ze zwaait. Hij denkt hierbij alleen vanuit zichzelf. Bij vragen van het hof wat de uitwerking hiervan op de kinderen is, wijst de vader meteen naar de moeder.
3.7.5.
De raad heeft in zijn rapport van 1 december 2020 beide ouders geadviseerd een persoonlijk proces aan te gaan om ervaringen met elkaar meer een plek te geven zodat er rust kan ontstaan en er vanuit daar gewerkt kan worden aan het vormgeven van contactherstel tussen vader en de kinderen. Ook [instantie 1] beveelt in de eindrapportage (22 juli 2021) beide ouders aan om eerst een individuele behandeling te ondergaan.
De moeder heeft aantoonbaar aan zichzelf gewerkt en meerdere trajecten gevolgd. Waar zij eerder nog grote moeite had om de kinderen emotionele toestemming te geven om contact met de vader te hebben, is uit de stukken gebleken dat zij heeft geleerd de kinderen te ondersteunen op dit gebied. De raad heeft bij de rechtbank verklaard dat de moeder, anders dan voorheen, nu wel het belang inziet voor de kinderen bij contact met hun vader. Het hof ziet dit ook terug in de houding van de moeder; zij heeft meegewerkt aan het traject bij [instantie 1] tot het moment waarop de vader de samenwerking stopzette.
De vader heeft geen individuele hulpverleningstrajecten gevolgd. Hij heeft weliswaar regelmatig contact met de praktijkondersteuner om daar te praten over zijn slaapproblemen en zijn gepieker, maar verdergaande hulp heeft de vader niet. Dit vindt hij ook niet nodig. Het hof is het met de raad eens dat verdergaande hulp wèl nodig is. De vader heeft echter geen hulpvraag en, zoals hij tegenover het hof verklaarde, als hij al mee zou werken aan een individueel hulpverleningstraject, weet hij op voorhand al dat er uit komt dat hij geen hulp nodig heeft. Het hof adviseert de vader om zich te laten begeleiden bij het formuleren van een hulpvraag; dit zou hij kunnen bespreken met de praktijkondersteuner of iemand van het wijkteam.
3.7.6.
Voor een nieuw raadsonderzoek of een andere instantie die de begeleide omgang kan gaan faciliteren ziet het hof momenteel geen aanleiding. Daarmee blijven de zorgen en de problemen zoals hiervoor omschreven, nog steeds volledig bestaan. Bij gewijzigde omstandigheden, zoals het positief afronden van een individueel hulpverleningstraject door de vader, kan de vader zich tot de rechtbank wenden voor een nieuw verzoek tot omgang.
3.7.7.
Op grond van het vorenstaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader vaststelling van een omgangsregeling met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden afgewezen.
3.7.8.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 2 februari 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.P. de Beij in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.