In deze zaak gaat het om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat het huurrecht toekomt aan de man. De partijen zijn op 27 november 2014 in Turkije gehuwd en zijn recentelijk gescheiden, met de echtscheiding die op 29 september 2023 is ingeschreven. De rechtbank had bepaald dat de man huurder zou zijn van de woning, met ingang van drie maanden na de inschrijving van de echtscheiding. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat zij meer recht heeft op het huurrecht van de woning, gezien haar situatie en het feit dat zij geen andere woonruimte kan vinden.
De man daarentegen stelt dat hij al lange tijd in de buurt woont en dat een verhuizing zijn zelfredzaamheid zou verminderen. Hij heeft gezondheidsproblemen en zijn sociale leven speelt zich af rondom de woning. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het belang van de man bij het behouden van het huurrecht zwaarder weegt dan dat van de vrouw. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vrouw om huurster te worden van de woning afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.