ECLI:NL:GHSHE:2023:4061

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
200.319.477_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de echtelijke woning na echtscheiding en de uitvoering van het echtscheidingsconvenant

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de verdeling van de echtelijke woning centraal na een echtscheiding. De partijen, een man en een vrouw, waren op 7 september 1988 gehuwd en hebben op 1 april 2012 een echtscheidingsconvenant gesloten. De man heeft op 12 april 2012 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Breda op 31 mei 2012 de echtscheiding heeft uitgesproken. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan de vrouw zou worden toegedeeld, maar de uitvoering hiervan is problematisch gebleken. De vrouw heeft herhaaldelijk geprobeerd de woning over te nemen, maar de man heeft zijn medewerking onthouden, onder andere omdat de hypotheeknemer hem niet had ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. Het hof heeft vastgesteld dat de opschortende voorwaarde in het convenant niet is vervuld, waardoor de verdeling van de woning niet heeft plaatsgevonden. De vrouw heeft in hoger beroep vorderingen ingesteld om de man te dwingen zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning, maar het hof heeft deze vorderingen afgewezen. Het hof heeft de vorderingen van de man in reconventie toegewezen, waarbij de woning moet worden verkocht en de opbrengst gelijkelijk verdeeld tussen de partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.319.477/01
arrest van 5 december 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 november 2022, hersteld bij exploot van 28 november 2022, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 21 september 2022, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen de man als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en de vrouw als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
Vooraf
Deze zaak gaat over de vraag of op grond van het door partijen op 1 april 2012 gesloten echtscheidingsconvenant verdeling van de echtelijke woning heeft plaatsgevonden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/392663 / HA ZA 21-176)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, alsmede naar het tussenvonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 13 april 2022.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot;
  • de memorie van grieven met de producties HB 1 tot en met HB 6;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met de producties 1 tot en met 6;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met de producties HB 7 en HB 8;
  • de bij H12-formulier van 21 september 2023 namens de vrouw toegezonden productie 7, die mr. Baas bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
  • de bij H12-formulier van 18 september 2023 namens de man toegezonden productie HB 9, die mr. Anthonise-Gieling bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 4 oktober 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Partijen zijn op 7 september 1988 gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen.
De man heeft op 12 april 2012 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
Bij beschikking van 31 mei 2012 heeft de rechtbank Breda (thans: rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover thans van belang, bepaald dat het aan die beschikking aangehechte en gewaarmerkte echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van die beschikking.
De echtscheidingsbeschikking is op 25 juli 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.2.
In voornoemd echtscheidingsconvenant zijn partijen, voor zover thans van belang, het volgende overeengekomen:
"Artikel 3. EIGEN WONING
3.1.
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de woning gelegen te [adres]
.
3.2 .
Op de in artikel 3.1 genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van twee hypothecaire geldleningen, afgesloten onder nummers:
Maatschappij Nummer Saldo
Syntrus Achmea 1165871 € 75.455,40
ING Bank [polisnummer 2]
€ 70.000.00 +
€ 145.455,40
(…)
3.3.
De in artikel 3.1 genoemde woning zal voor een waarde van € 225.000,- worden toebedeeld aan de vrouw. Dit is de taxatiewaarde zoals vastgesteld door [X] Makelaar. De kosten van de taxatie zullen partijen 50/50 betalen.
Indien de vrouw op enig moment afziet van toedeling van de woning, zal zij dit kenbaar maken aan de man. De woning zal dan zo spoedig mogelijk te koop worden aangeboden conform het in artikel 3.11 bepaalde.
3.4.
Zo mogelijk binnen één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en anders zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, doch uiterlijk drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, zullen partijen een notariële akte doen verlijden, conform welke akte de hierboven onder 3.1 omschreven onroerende zaak goederenrechtelijk wordt toegescheiden aan de vrouw.
3.5.
De restant hoofdsom van de genoemde hypothecaire geldleningen bedraagt per heden
€ 145.455,50. De vrouw neemt op zich om vanaf de datum overdracht van de woning op haar naam bij uitsluiting van de man alle uit deze geldlening voortvloeiende verplichtingen als haar eigen schuld te voldoen. Zij vrijwaart de man daarvoor.
3.6.
De partijen zullen de hypotheeknemer verzoeken de man te ontslaan uit zijn verplichtingen met betrekking tot de hypotheek genoemd in artikel 3.2.
3.7.
Als gevolg van bovengenoemde verdeling wordt vrouw overbedeeld. De hoogte van de
overbedeling wordt vastgesteld op een bedrag van € 79.544,60. De vrouw verplicht zich als gevolg van deze verdeling uiterlijk op de datum van overdracht van de woning een bedrag ter grootte van € 39.772,30 over te maken op een door de man aan te geven bankrekening.
3.8.
Verder hebben partijen de volgende spaarpolissen afgesloten:
-een polis bij Reaal onder nummer [polisnummer 1] met een actuele waarde die volgens partijen circa
€ 30.000,- bedraagt.
-een polis bij de ING bank onder nummer [polisnummer 3] . De waarde van deze polis zal door partijen
worden opgevraagd.
Deze polissen zullen tot de datum van overdracht van de woning door partijen samen worden
voortgezet onder de verplichting de premies samen te voldoen, ieder voor de helft. Na overdracht van de woning zullen de polissen worden afgekocht en zal de waarde tussen partijen worden verdeeld, ieder voor de helft, tenzij de vrouw een polis wil behouden. In dat geval zal de vrouw 50% van de waarde van de betreffende polis op de datum van overdracht overmaken op een door de man aan te geven bankrekeningnummer.
(…)
3.10.
Toescheiding van de in artikel 3.1 genoemde woning aan de vrouw geschiedt onder de
opschortende voorwaarde, dat de hypotheeknemer de man binnen drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking ontslaat uit zijn hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in artikel 3.2 genoemde hypotheekschuld.
3.11.
Indien de hypotheeknemer de man niet binnen drie maanden na inschrijving van de
echtscheidingsbeschikking ontslaat uit zijn verplichtingen met betrekking tot de hypotheekschuld zal de woning genoemd in artikel 3.1 door een onafhankelijk makelaar te koop worden aangeboden, tenzij partijen in overleg andere afspraken maken. (... ).”
De procedure bij de rechtbank
3.2.1.
In deze procedure vordert de vrouw in conventie, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De man te veroordelen om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris, zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van zijn aandeel (van 50%) in de eigendom van de woning aan de [adres] aan de vrouw, onder de voorwaarde dat:
 de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening;
 de vrouw een bedrag van € 39.772,30 aan de man zal betalen;
Te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de man binnen de gestelde termijn als omschreven in I aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om namens de man de akte van levering en – indien en voor zover noodzakelijk – een akte van verdeling te laten opmaken, alsmede te ondertekenen en verder ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning aan de vrouw;
II. Te bepalen dat de polissen zoals genoemd in artikel 3.8 van het echtscheidingsconvenant worden afgekocht en dat de man recht heeft op de helft van de waarde van de polissen op datum 12 april 2012 en de vrouw recht heeft op hetgeen resteert;
III. De man te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft de vrouw, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Partijen hebben ten tijde van de echtscheiding afspraken gemaakt over de (voormalige) echtelijke woning (hierna: de woning). Deze afspraken zijn in een echtscheidingsconvenant vastgelegd. Partijen zijn overeengekomen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een bedrag van € 225.000,--. De vrouw tracht dit al jaren tevergeefs met de man te regelen. Zij wil daarom vervangende toestemming om de woning aan haar geleverd te kunnen krijgen tegen de in het echtscheidingsconvenant overeengekomen waarde. Voorts wil de vrouw afwikkeling van de polissen bij Reaal ( [polisnummer 1] ) en ING ( [polisnummer 2] ) zoals is overeengekomen in het echtscheidingsconvenant.
3.2.3.
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. De man heeft tevens een eis in reconventie ingesteld. Hij vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de wijze van verdeling te gelasten van de voormalige echtelijke woning met ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als [plaats] , sectie [nummer] , en de wijze van verdeling te gelasten van de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen;
II. te bepalen dat de woning aan de [adres] dient te worden verkocht, waarna aan elk van partijen zal worden toegedeeld de helft van de overwaarde die resteert na verkoop en levering van de woning en na volledige aflossing van de aan de woning verbonden hypothecaire geldleningen;
III. te bepalen dat man gerechtigd is tot de helft van de waarde van twee spaarpolissen op 1 april 2012: Reaal-polis onder nummer [polisnummer 1] en INGbankpolis onder nummer [polisnummer 3] en de vrouw is tot de helft van de waarde van polissen op 1 april 2012 vermeerderd met de vermogensvermeerdering van deze polissen na 1 april (het hof begrijpt:) 2012 tot en met de dag van afkoop van deze polissen;
IV. te bepalen dat wordt aangesteld [makelaar] en [Y] Makelaardij te [vestigingsplaats] als verkopende makelaar of althans een makelaar door het hof in goede justitie aan te wijzen, die de vraag- en laatprijs van de woning aan de [adres] bindend vaststelt op tenminste € 365.000,-- en dat de man gemachtigd wordt om, indien vereist, namens de vrouw akkoord te gaan met toekomstige adviezen van de makelaar ten aanzien van de promotie van de woning alsook van de vraag- en laatprijs van de woning;
V. te bepalen dat de vrouw veroordeeld wordt om de nodige medewerking te verlenen
tot verkoop van de woning waaronder begrepen het in behoorlijke staat openstellen
van de woning voor bezichtigingen door potentiële kopers en hen, vergezeld door
de makelaar, daartoe toegang tot de woning te verschaffen, één en ander op
verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat de vrouw de
woning niet op verzoek van de makelaar openstelt respectievelijk niet in behoorlijke
staat openstelt voor bezichtigingen door potentiële kopers samen met de makelaar;
VI. de vrouw te veroordelen om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van de
makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de sub I
genoemde woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend
schriftelijk verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of de man het koopcontract
te ondertekenen; op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat
de vrouw niet overgaat tot ondertekening van de definitieve, door de makelaar
opgestelde, koopovereenkomst;
VII. de vrouw te veroordelen om, in geval van verkoop van de sub I genoemde woning, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de man, haar
volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel
in de onroerende zaak – en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is – te
verschijnen voor de instrumenterende notaris, zulks op een door de notaris te
bepalen datum en plaats, en haar medewerking te verlenen aan het doen verlijden
van een (notariële) akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
VIII. te bepalen dat wanneer de vrouw in gebreke blijft aan de sub VI en VII uitgesproken veroordelingen te voldoen, het te dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van haar medewerking aan, toestemming voor of ondertekening van het koopcontract en/of de notariële leveringsakte;
IX. te bepalen dat de vrouw de sub I genoemde woning in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels aan de
instrumenterende notaris ontruimd dient te hebben met alle daarin aanwezige
personen en zaken;
X. te bepalen dat wanneer de vrouw in gebreke blijft aan de sub IX uitgesproken veroordeling te voldoen, de kosten van nadere maatregelen tot ontruiming voor rekening komen van de vrouw;
XI. te bepalen dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
XII. de vrouw primair te veroordelen in de werkelijke proceskosten van het geding en subsidiair in de proceskosten conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van de (werkelijke) proceskosten en nakosten niet binnen gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente ver de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.4.
In het tussenvonnis van 13 april 2022 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.
De vrouw heeft nadien verweer gevoerd tegen de door de man gevorderde verkoop. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.6.
In het eindvonnis van 21 september 2022 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg)
in conventie:
- de man veroordeeld om binnen één week na een binnen drie maanden na heden gedaan daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris, zijn medewerking te verlenen aan de levering van zijn aandeel in de eigendom van de woning aan de [adres] aan de vrouw, onder de voorwaarde dat:
 de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire leningen;
 de vrouw een bedrag van € 39.772,30 aan de man zal betalen vermeerderd met het bepaalde in rov. 4.8 van dat vonnis;
  • bepaald dat bij gebreke van medewerking van de man binnen de hiervoor genoemde termijn dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van en ondertekening door de man in de akte van levering en – indien en voor zover opgemaakt – de akte van verdeling;
  • bepaald dat in geval de vrouw het aandeel van de man in de woning binnen de hiervoor genoemde termijn van drie maanden overneemt de polissen die zijn genoemd in artikel 3.8 van het convenant worden afgekocht en dat de man recht heeft op de helft van de waarde van de polissen op 25 oktober 2012 en de vrouw recht heeft op hetgeen resteert;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen;
  • de proceskosten gecompenseerd.
De rechtbank heeft
in reconventie, in het geval dat de vrouw het aandeel van de man in voornoemde woning niet binnen drie maanden na heden kan of wil overnemen:
- de wijze van verdeling gelast van de woning met ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als [plaats] sectie [nummer] en van de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen als volgt:
 de woning dient te worden verkocht, waarna aan elk van partijen zal worden toegedeeld de helft van de overwaarde die resteert na verkoop en levering van de woning en na volledige aflossing van de aan de woning verbonden hypothecaire geldleningen;
 de man is gerechtigd tot de helft van de waarde op 25 oktober 2012 van de Reaal-polis onder nummer [polisnummer 1] en van de ING-polis onder nummer [polisnummer 3] , beide vermeerderd met een bedrag gelijk aan de bedragen die door hem aan premies op deze polissen zijn betaald na 25 oktober 2012 en de vrouw is gerechtigd tot de helft van de waarde van deze polissen op 25 oktober 2012 vermeerderd met de vermogensvermeerdering van deze polissen na 25 oktober 2012 tot en met de dag van afkoop van deze polissen en verminderd met een bedrag gelijk aan de bedragen die door de man zijn betaald na 25 oktober 2012;
  • bepaald dat wordt aangesteld [makelaar] en [Y] Makelaardij te [plaats] als verkopende makelaar die de vraag- en laatprijs van de woning aan de [adres] bindend vaststelt op minstens € 365.000;
  • de man gemachtigd om, indien vereist, namens de vrouw akkoord te gaan met toekomstige adviezen van de makelaar ten aanzien van de promotie van de woning alsook van de vraag- en laatprijs van de woning;
  • de vrouw gelast om de nodige medewerking te verlenen tot verkoop van de woning waaronder begrepen het in behoorlijke staat openstellen van de woning voor bezichtiging door potentiële kopers en hen, vergezeld door de makelaar, daartoe toegang tot de woning te verschaffen, één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat de vrouw de woning niet op verzoek van de makelaar openstelt respectievelijk niet in behoorlijke staat openstelt voor bezichtiging door potentiële kopers samen met de makelaar, zulks tot een maximum van € 30.000,--;
  • de vrouw gelast om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van de makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of de man de koopovereenkomst te ondertekenen;
  • de vrouw gelast om, in geval van verkoop van de woning, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de man haar volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de onroerende zaak – en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is – te verschijnen voor de instrumenterende notaris, zulks op een door de notaris te bepalen datum en plaats en haar medewerking te verlenen aan het doen verlijden van een notariële akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
  • bepaald dat wanneer de vrouw in gebreke blijft om de koopovereenkomst te ondertekenen en/of aan de eigendomsoverdracht medewerking te verlenen zoals hiervoor genoemd, dit vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring en ondertekening van de koopovereenkomst en/of notariële leveringsakte;
  • de vrouw gelast de woning in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels aan de instrumenterende notaris ontruimd te hebben met alle daarin aanwezige personen en zaken;
  • bepaald dat wanneer de vrouw in gebreke blijft om aan de gelaste ontruiming te voldoen, de kosten van maatregelen tot ontruiming voor rekening komen van de vrouw;
  • bepaald dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen;
  • de proceskosten gecompenseerd.
De procedure in hoger beroep
3.3.
De man heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd.
De manvordert te concluderen dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
I. in conventie: alsnog de vorderingen van de vrouw, eiseres in conventie in eerste aanleg, af te wijzen;
II. in reconventie: alsnog de vorderingen van de man, eiser in reconventie in eerste aanleg, toe te wijzen.
3.4.
De vrouwvordert in principaal hoger beroep, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans deze vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
Voorts heeft
de vrouwincidenteel hoger beroep ingesteld. Zij vordert:
I. de man te veroordelen om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris, zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van zijn aandeel (van 50%) in de eigendom van de woning aan de [adres] aan de vrouw ,onder de voorwaarde dat:
- de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening;
- de vrouw een bedrag van € 39.772,30 aan de man zal betalen;
te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de man binnen de gestelde termijn als omschreven in I aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om namens de man de akte van levering en -indien en voor zover noodzakelijk - een akte van verdeling te laten opmaken, alsmede te ondertekenen en verder ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning aan de vrouw;
II. te bepalen dat de polissen zoals genoemd in artikel 3.8 van het echtscheidingsconvenant worden afgekocht en dat de man recht heeft op de helft van de waarde van de polissen op datum 12 april 2012 en de vrouw recht heeft op hetgeen resteert;
III. te bepalen dat de vordering van de man omtrent de betalingen van "lasten" wordt afgewezen;
IV. de man te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.5.
De manvordert bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw
niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen in het incidenteel hoger beroep, althans haar deze vorderingen te ontzeggen.
3.6.1
Met de grieven is beoogd het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.
3.6.2.
Kort gezegd, wil de
vrouwdat de afspraken zoals deze in het echtscheidingsconvenant zijn neergelegd, worden nagekomen. Overeenkomstig het echtscheidingsconvenant wil zij het aandeel van de man in de echtelijke woning overnemen, tegen betaling van een bedrag van € 39.772,30 aan de man wegens haar overbedeling. Ook moeten de afspraken in het echtscheidingsconvenant over de Reaal-polis (nummer [polisnummer 1] ) en de ING-polis (nummer [polisnummer 3] ) worden nagekomen. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd voor zover daarbij haar vorderingen in conventie zijn toegewezen. Zij kan zich evenwel niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat de man de bedragen die hij na 25 oktober 2012 heelt betaald aan hypotheek (rente en aflossing), aan premies voor de spaarpolissen en de opstalverzekering, aanslag OZB, gas, water, elektra, telefoon, internet en (overige) gemeentelijke belastingen alsmede onderhoud van de woning door haar aan de man moeten worden vergoed. Het hof begrijpt de tweede grief van de vrouw aldus dat, voor het geval het hof van oordeel is dat de afspraken uit het convenant niet meer gelden, zij van mening is dat zij op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid de woning desalniettemin moet kunnen overnemen voor het indertijd overeengekomen bedrag van € 225.000,-- dan wel meer subsidiair dat sprake is van een stilzwijgende verdeling.
3.6.3.
De
manwil, verkort weergegeven, dat de voormalige woning wordt verkocht tegen de huidige marktwaarde. Volgens de man is er, doordat de opschortende voorwaarde in het echtscheidingsconvenant niet in vervulling is gegaan, geen verdeling van de woning tot stand gekomen. Hij vordert daarom de wijze van verdeling te gelasten van de voormalige echtelijke woning, inhoudende dat de woning wordt verkocht, alsook de wijze van verdeling te gelasten van de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen zoals door hem is gevorderd. Ten slotte moeten de vorderingen van de vrouw in conventie worden afgewezen en al hetgeen verder door hem in reconventie is gevorderd toegewezen..
Periode 2012, opschortende voorwaarde echtscheidingsconvenant
3.7.
Het
hofstelt allereerst vast dat in art. 3.10 van het echtscheidingsconvenant is overeengekomen dat toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw geschiedt onder de
opschortende voorwaardedat de hypotheeknemer de man binnen drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking ontslaat uit zijn hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in art. 3.2 van het convenant genoemde hypotheekschuld. Nu vaststaat dat ontslag uit de hoofdelijkheid als vorenbedoeld thans nog altijd niet is bewerkstelligd, staat daarmee tevens vast dat de opschortende voorwaarde niet is vervuld, zodat voor de woning toentertijd uiteindelijk geen verdeling tot stand is gekomen. Dat dit voor partijen ook duidelijk was, blijkt ook uit het feit dat zij in 2013/2014 opnieuw met elkaar zijn gaan onderhandelen over de overname van de woning door de vrouw dan wel verkoop van de woning aan een derde. Het hof wijst in dit verband op de e-mailcorrespondentie tussen partijen zoals overgelegd als productie 1 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie.
3.8.
De
vrouwstelt dat zij heeft getracht om de toedeling van de woning aan haar te realiseren, maar dat aan de man te wijten is dat dit haar (nog altijd) niet is gelukt. Dit kan niet aan haar worden toegerekend. Hieruit volgt dat het echtscheidingsconvenant nog steeds de rechtsverhouding tussen partijen beheerst en de man de daarin overeengekomen afspraken moet nakomen.
3.9.
De
manheeft het door de vrouw gestelde gemotiveerd betwist.
3.10.
Naar het oordeel van het
hofheeft de vrouw, in het licht van de betwisting van de man, onvoldoende gesteld dat het niet-vervullen van de opschortende voorwaarde enkel en alleen aan de man te wijten valt en derhalve voor zijn rekening en risico dient te komen. Uit de door de man bij memorie van grieven overgelegde e-mailcorrespondentie (productie HB 4) blijkt dat in ieder geval tot 20 oktober 2022 nog nimmer een verzoek tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ING is binnengekomen. De vrouw stelt weliswaar dat uit diezelfde e-mailcorrespondentie blijkt dat het “proces Ontslag Hoofdelijke Aansprakelijkheid” niet kan worden uitgevoerd zonder dat partijen beiden hiervoor een (concept) akte van verdeling bij de notaris hebben laten opstellen en dat de man “niet thuis gaf”, maar – nog los van het feit dat niet is gebleken dat het “proces Ontslag Hoofdelijke Aansprakelijkheid” bij de ING in 2012 gelijk was aan het proces zoals dat in 2022 geldt dan wel gold – de vrouw heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij indertijd zelfstandig concrete pogingen heeft ondernomen om het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen en dat haar pogingen door gebrek aan medewerking van de man zijn gestrand. Daarenboven blijkt uit het echtscheidingsconvenant dat partijen niet alleen een hypothecaire geldlening bij de ING hadden, maar óók bij Syntrus Achmea. Ten aanzien van deze hypotheekverstrekker zijn geen gegevens door de vrouw in het geding gebracht, zoals bijvoorbeeld correspondentie omtrent eventuele in het verleden door de vrouw gedane verzoeken tot ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
Uit het voorgaande volgt dat partijen niet meer zijn gebonden aan de bepalingen in het convenant over de toedeling van de woning.
Periode 2013/2014
3.11.1
Uit de stukken blijkt dat partijen in 2013/2014 opnieuw getracht hebben om de verdeling van de voormalige echtelijke woning te bewerkstelligen. Voor een verdeling als bedoeld in art. 3:182 BW is vereist dat er ook overeenstemming bestaat over de financiële consequenties van die verdeling (HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4279). Uit de e-mailcorrespondentie (periode 19 juli 2013 tot 22 april 2014) waaraan door het hof in rov. 3.7 reeds is gerefereerd, blijkt dat het partijen ook in 2013/2014 niet is gelukt om te komen tot verdeling van de voormalige echtelijke woning. Zo e-mailt de man onder meer aan de vrouw (30 juli 2013):
“Jij zou het huis kopen maar wel voor het afgesproken bedrag zie convenant.
Als je het huis niet koopt moet het worden verkocht.”
Na enkele e-mails over en weer, e-mailt de vrouw (18 april 2014):
“Helaas is het uitgaan van 225.000 euro al heel lang niet meer van deze tijd. (…) Kom met een redelijk bod (…) misschien dat we dan verder kunnen praten.”
Waarop de man antwoordt (21 april 2014):
“Ik heb je een voorstel gedaan dat is het. En ik denk niet dat wij er ooit uit gaan komen.”
3.11.2.
Gelet op deze e-mailcorrespondentie blijkt dat tussen partijen in 2013/2014 geen overeenstemming bestond over de waarde van de woning. Hieruit volgt, met inachtneming van bovengenoemde uitspraak van de Hoge Raad, dat de woning ook niet in 2013/2014 is verdeeld.
Periode na 2014
3.12.
Het hof stelt vast dat zowel de man als de vrouw in de daaropvolgende jaren passief zijn geweest om te komen tot een oplossing voor de nog immer onverdeelde woning. Er vindt geen contact meer plaats tussen partijen over overname dan wel verkoop aan een derde tot de brief van notariskantoor [Z] aan de man van 28 oktober 2020 (productie 6 van de man bij zijn conclusie van antwoord). Uit deze brief blijkt dat de vrouw zich tot de notaris heeft gewend om op haar kosten alsnog de voormalige echtelijke woning toegedeeld te krijgen conform de afspraken uit het echtscheidingsconvenant. Uit de overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat de man geen medewerking heeft verleend aan de pogingen van de vrouw vanaf oktober 2020 om te komen tot verdeling van de voormalige echtelijke woning. Naar het oordeel van het hof heeft de man zich echter terecht mogen verzetten tegen verdeling van de voormalige echtelijke woning, nu de vrouw zich voor de verdeling van die woning nog altijd baseert op de bepalingen in het echtscheidingsconvenant over de toedeling van de woning. De verdeling van de woning op grond van die bepaling is echter niet tot stand gekomen door het niet in vervulling zijn gegaan van de in deze bepaling vervatte opschortende voorwaarden. Aldus kan het feit dat de man niet heeft meegewerkt aan deze pogingen van de vrouw om alsnog te komen tot verdeling van de woning, niet aan hem worden tegengeworpen.
3.13.1.
De voormalige echtelijke woning is thans derhalve nog altijd onverdeeld.
3.13.2.
Voor zover de vrouw met een beroep op de redelijkheid en billijkheid beoogt om de woning alsnog tegen een taxatiewaarde van € 225.000,-- toegedeeld te krijgen, overweegt het hof als volgt.
In de regel geldt als peildatum voor de waardering de datum van de verdeling. Dit is slechts anders indien partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden bepaald (vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4279). Uit al het vorenoverwogene volgt reeds dat geen sprake is van een tussen partijen overeengekomen (andere) waardepeildatum. Ook de redelijkheid en billijkheid nopen, alle omstandigheden afwegend, niet tot een andere peildatum voor de waardering van de woning dan de datum van de feitelijke verdeling. In dit verband is van belang dat de vrouw alleen heeft aangevoerd dat de man het proces van levering (ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid) heeft tegengewerkt. Gelet op hetgeen het hof in rov. 3.10.2 heeft overwogen ter zake de inspanningsverplichting van de vrouw om ontslag uit de hoofdelijkheid te bewerkstelligen, gaat het hof hier echter aan voorbij. Andere feiten en omstandigheden op grond waarvan de redelijkheid en billijkheid een rol zouden moeten spelen, heeft de vrouw niet gesteld.
3.14.
Voor zover de vrouw nog heeft gesteld dat sprake is van een stilzwijgende verdeling dan wel een andere afspraak tussen partijen, volgt het hof de vrouw hierin ook niet, reeds gelet op het feit dat er al jaren geen consensus bestaat over wat er met de woning moet gebeuren (toedeling aan vrouw of verkoop aan een derde) en wat de financiële gevolgen hiervan zijn.
3.15.1.
Het voorgaande brengt met zich dat dat vordering I van de vrouw, die feitelijke grondslag mist (in het convenant is immers geen verdeling van de woning tot stand gekomen), moet worden afgewezen. In deze afwijzing ligt besloten dat ook vordering II van de vrouw ter zake de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen afgewezen dient te worden.
3.15.2.
Wat betreft vordering III van de vrouw, overweegt het hof, onder verwijzing naar hetgeen hieronder wordt overwogen, dat deze geen verdere bespreking meer behoeft. De man heeft immers gesteld dat hij zijn vordering omtrent de betalingen van lasten niet handhaaft, indien hij in het gelijk wordt gesteld. Nu het hof, zoals blijkt uit rov. 3.16 de vorderingen van de man zal toewijzen (met uitzondering van die ter zake de proceskosten en de dwangsommen), beschouwt het hof die onderliggende vordering van de man, voor zover al sprake is van een vordering op dit punt, als ingetrokken.
3.16.
Wat betreft de overige vorderingen van de man, stelt het hof vast dat de vrouw deze niet heeft betwist , anders dan door te stellen dat zij het recht moet hebben om de woning toegedeeld te krijgen tegen de voorwaarden zoals in het echtscheidingsconvenant benoemd. Dit betoog kan, onder verwijzing naar al het vorenoverwogene, echter niet slagen. Het hof zal daarom de vorderingen van de man als onbetwist, althans als onvoldoende betwist, toewijzen, met uitzondering van het door de man gevorderde onder XII (de gevorderde proceskosten en dwangsommen). De man heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan verondersteld dient te worden dat de vrouw haar medewerking niet zal verlenen aan het in behoorlijke staat openstellen van de woning voor bezichtigingen door potentiële kopers en hen daartoe toegang tot de woning te verschaffen respectievelijk niet zal overgaan tot ondertekenen van de koopovereenkomst. Aldus ziet het hof geen redenen om, zoals door de man verzocht, aan de betreffende vorderingen dwangsommen te verbinden.
3.17.
Het hof zal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 21 september 2022, met uitzondering van hetgeen daarin ten aanzien van de proceskosten is overwogen;
en, opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af de vorderingen van de vrouw in conventie;
wijst alsnog toe vorderingen I tot en met XI van de man in reconventie, met uitzondering van de door de man verzochte dwangsommen, aldus:
gelast de wijze van verdeling van de voormalige echtelijke woning met ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als [plaats] , sectie [nummer] , en gelast de wijze van verdeling van de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen als volgt;
bepaalt dat de woning aan de [adres] dient te worden verkocht, waarna aan elk van partijen zal worden toegedeeld de helft van de overwaarde die resteert na verkoop en levering van de woning en na volledige aflossing van de aan de woning verbonden hypothecaire geldleningen;
bepaalt dat man gerechtigd is tot de helft van de waarde van twee spaarpolissen op 1 april 2012: Reaal-polis onder nummer [polisnummer 1] en ING-bankpolis onder nummer [polisnummer 3] en dat de vrouw gerechtigd is tot de helft van de waarde van polissen op 1 april 2012 vermeerderd met de vermogensvermeerdering van deze polissen na 1 april (het hof begrijpt:) 2012 tot en met de dag van afkoop van deze polissen;
bepaalt dat wordt aangesteld [makelaar] en [Y] Makelaardij te [vestigingsplaats] als verkopende makelaar, die de vraag- en laatprijs van de woning aan de [adres] bindend vaststelt op ten minste € 365.000,-- en machtigt de man om, indien vereist, namens de vrouw akkoord te gaan met toekomstige adviezen van de makelaar ten aanzien van de promotie van de woning alsook van de vraag- en laatprijs van de woning;
veroordeelt de vrouw om de nodige medewerking te verlenen tot verkoop van de woning waaronder begrepen het in behoorlijke staat openstellen van de woning voor bezichtigingen door potentiële kopers en hen, vergezeld door de makelaar, daartoe toegang tot de woning te verschaffen;
veroordeelt de vrouw om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van de
makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning aan de [adres] over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of de man het koopcontract te ondertekenen;
veroordeelt de vrouw om, in geval van verkoop van de woning aan de [adres] , binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de man, haar volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de onroerende zaak – en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is – te verschijnen voor de instrumenterende notaris, zulks op een door de notaris te
bepalen datum en plaats, en haar medewerking te verlenen aan het doen verlijden
van een (notariële) akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
bepaalt dat wanneer de vrouw in gebreke blijft aan de sub VI en VII uitgesproken veroordelingen te voldoen, het te dezen te wijzen arrest in de plaats treedt van haar medewerking aan, toestemming voor of ondertekening van het koopcontract en/of de notariële leveringsakte;
bepaalt dat de vrouw de woning aan de [adres] in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels aan de instrumenterende notaris ontruimd dient te hebben met alle daarin aanwezige personen en zaken;
bepaalt dat wanneer de vrouw in gebreke blijft aan de sub IX uitgesproken veroordeling te voldoen, de kosten van nadere maatregelen tot ontruiming voor rekening komen van de vrouw;
bepaalt dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Vossestein, P.P.M. van Reijsen en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 december 2023.
griffier rolraadsheer