Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/392663 / HA ZA 21-176)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploot;
- de memorie van grieven met de producties HB 1 tot en met HB 6;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met de producties 1 tot en met 6;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met de producties HB 7 en HB 8;
- de bij H12-formulier van 21 september 2023 namens de vrouw toegezonden productie 7, die mr. Baas bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
- de bij H12-formulier van 18 september 2023 namens de man toegezonden productie HB 9, die mr. Anthonise-Gieling bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
€ 70.000.00 +
in conventie:
- bepaald dat bij gebreke van medewerking van de man binnen de hiervoor genoemde termijn dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van en ondertekening door de man in de akte van levering en – indien en voor zover opgemaakt – de akte van verdeling;
- bepaald dat in geval de vrouw het aandeel van de man in de woning binnen de hiervoor genoemde termijn van drie maanden overneemt de polissen die zijn genoemd in artikel 3.8 van het convenant worden afgekocht en dat de man recht heeft op de helft van de waarde van de polissen op 25 oktober 2012 en de vrouw recht heeft op hetgeen resteert;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
- de proceskosten gecompenseerd.
in reconventie, in het geval dat de vrouw het aandeel van de man in voornoemde woning niet binnen drie maanden na heden kan of wil overnemen:
- bepaald dat wordt aangesteld [makelaar] en [Y] Makelaardij te [plaats] als verkopende makelaar die de vraag- en laatprijs van de woning aan de [adres] bindend vaststelt op minstens € 365.000;
- de man gemachtigd om, indien vereist, namens de vrouw akkoord te gaan met toekomstige adviezen van de makelaar ten aanzien van de promotie van de woning alsook van de vraag- en laatprijs van de woning;
- de vrouw gelast om de nodige medewerking te verlenen tot verkoop van de woning waaronder begrepen het in behoorlijke staat openstellen van de woning voor bezichtiging door potentiële kopers en hen, vergezeld door de makelaar, daartoe toegang tot de woning te verschaffen, één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat de vrouw de woning niet op verzoek van de makelaar openstelt respectievelijk niet in behoorlijke staat openstelt voor bezichtiging door potentiële kopers samen met de makelaar, zulks tot een maximum van € 30.000,--;
- de vrouw gelast om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van de makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of de man de koopovereenkomst te ondertekenen;
- de vrouw gelast om, in geval van verkoop van de woning, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de man haar volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de onroerende zaak – en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is – te verschijnen voor de instrumenterende notaris, zulks op een door de notaris te bepalen datum en plaats en haar medewerking te verlenen aan het doen verlijden van een notariële akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
- bepaald dat wanneer de vrouw in gebreke blijft om de koopovereenkomst te ondertekenen en/of aan de eigendomsoverdracht medewerking te verlenen zoals hiervoor genoemd, dit vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring en ondertekening van de koopovereenkomst en/of notariële leveringsakte;
- de vrouw gelast de woning in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels aan de instrumenterende notaris ontruimd te hebben met alle daarin aanwezige personen en zaken;
- bepaald dat wanneer de vrouw in gebreke blijft om aan de gelaste ontruiming te voldoen, de kosten van maatregelen tot ontruiming voor rekening komen van de vrouw;
- bepaald dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
- de proceskosten gecompenseerd.
De manvordert te concluderen dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
de vrouwincidenteel hoger beroep ingesteld. Zij vordert:
vrouwdat de afspraken zoals deze in het echtscheidingsconvenant zijn neergelegd, worden nagekomen. Overeenkomstig het echtscheidingsconvenant wil zij het aandeel van de man in de echtelijke woning overnemen, tegen betaling van een bedrag van € 39.772,30 aan de man wegens haar overbedeling. Ook moeten de afspraken in het echtscheidingsconvenant over de Reaal-polis (nummer [polisnummer 1] ) en de ING-polis (nummer [polisnummer 3] ) worden nagekomen. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd voor zover daarbij haar vorderingen in conventie zijn toegewezen. Zij kan zich evenwel niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat de man de bedragen die hij na 25 oktober 2012 heelt betaald aan hypotheek (rente en aflossing), aan premies voor de spaarpolissen en de opstalverzekering, aanslag OZB, gas, water, elektra, telefoon, internet en (overige) gemeentelijke belastingen alsmede onderhoud van de woning door haar aan de man moeten worden vergoed. Het hof begrijpt de tweede grief van de vrouw aldus dat, voor het geval het hof van oordeel is dat de afspraken uit het convenant niet meer gelden, zij van mening is dat zij op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid de woning desalniettemin moet kunnen overnemen voor het indertijd overeengekomen bedrag van € 225.000,-- dan wel meer subsidiair dat sprake is van een stilzwijgende verdeling.
manwil, verkort weergegeven, dat de voormalige woning wordt verkocht tegen de huidige marktwaarde. Volgens de man is er, doordat de opschortende voorwaarde in het echtscheidingsconvenant niet in vervulling is gegaan, geen verdeling van de woning tot stand gekomen. Hij vordert daarom de wijze van verdeling te gelasten van de voormalige echtelijke woning, inhoudende dat de woning wordt verkocht, alsook de wijze van verdeling te gelasten van de aan de hypothecaire leningen gekoppelde spaarpolissen zoals door hem is gevorderd. Ten slotte moeten de vorderingen van de vrouw in conventie worden afgewezen en al hetgeen verder door hem in reconventie is gevorderd toegewezen..
hofstelt allereerst vast dat in art. 3.10 van het echtscheidingsconvenant is overeengekomen dat toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw geschiedt onder de
opschortende voorwaardedat de hypotheeknemer de man binnen drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking ontslaat uit zijn hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in art. 3.2 van het convenant genoemde hypotheekschuld. Nu vaststaat dat ontslag uit de hoofdelijkheid als vorenbedoeld thans nog altijd niet is bewerkstelligd, staat daarmee tevens vast dat de opschortende voorwaarde niet is vervuld, zodat voor de woning toentertijd uiteindelijk geen verdeling tot stand is gekomen. Dat dit voor partijen ook duidelijk was, blijkt ook uit het feit dat zij in 2013/2014 opnieuw met elkaar zijn gaan onderhandelen over de overname van de woning door de vrouw dan wel verkoop van de woning aan een derde. Het hof wijst in dit verband op de e-mailcorrespondentie tussen partijen zoals overgelegd als productie 1 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie.
vrouwstelt dat zij heeft getracht om de toedeling van de woning aan haar te realiseren, maar dat aan de man te wijten is dat dit haar (nog altijd) niet is gelukt. Dit kan niet aan haar worden toegerekend. Hieruit volgt dat het echtscheidingsconvenant nog steeds de rechtsverhouding tussen partijen beheerst en de man de daarin overeengekomen afspraken moet nakomen.
manheeft het door de vrouw gestelde gemotiveerd betwist.
hofheeft de vrouw, in het licht van de betwisting van de man, onvoldoende gesteld dat het niet-vervullen van de opschortende voorwaarde enkel en alleen aan de man te wijten valt en derhalve voor zijn rekening en risico dient te komen. Uit de door de man bij memorie van grieven overgelegde e-mailcorrespondentie (productie HB 4) blijkt dat in ieder geval tot 20 oktober 2022 nog nimmer een verzoek tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ING is binnengekomen. De vrouw stelt weliswaar dat uit diezelfde e-mailcorrespondentie blijkt dat het “proces Ontslag Hoofdelijke Aansprakelijkheid” niet kan worden uitgevoerd zonder dat partijen beiden hiervoor een (concept) akte van verdeling bij de notaris hebben laten opstellen en dat de man “niet thuis gaf”, maar – nog los van het feit dat niet is gebleken dat het “proces Ontslag Hoofdelijke Aansprakelijkheid” bij de ING in 2012 gelijk was aan het proces zoals dat in 2022 geldt dan wel gold – de vrouw heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij indertijd zelfstandig concrete pogingen heeft ondernomen om het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen en dat haar pogingen door gebrek aan medewerking van de man zijn gestrand. Daarenboven blijkt uit het echtscheidingsconvenant dat partijen niet alleen een hypothecaire geldlening bij de ING hadden, maar óók bij Syntrus Achmea. Ten aanzien van deze hypotheekverstrekker zijn geen gegevens door de vrouw in het geding gebracht, zoals bijvoorbeeld correspondentie omtrent eventuele in het verleden door de vrouw gedane verzoeken tot ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.