In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016, die onder toezicht staat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 2 september 2023. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De GI heeft echter betoogd dat de minderjarige recht heeft op contact met haar vader en dat de moeder hierin niet voldoende meewerkt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2023 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De GI heeft haar standpunt herhaald dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige te adresseren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige moet worden verlengd. Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn, onder andere door het ontbreken van statusvoorlichting van de moeder en het gebrek aan contact met de vader.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen in het kader van de wettelijke vereisten van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechter de mogelijkheid heeft om de ondertoezichtstelling te verlengen indien aan de voorwaarden is voldaan. Het hof heeft de verwachting uitgesproken dat de ouders, met de hulp van de GI, stappen zullen maken om het contact tussen de minderjarige en haar vader te herstellen.