ECLI:NL:GHSHE:2023:405

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.319.093_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezagskwesties

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016, die onder toezicht staat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 2 september 2023. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De GI heeft echter betoogd dat de minderjarige recht heeft op contact met haar vader en dat de moeder hierin niet voldoende meewerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2023 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De GI heeft haar standpunt herhaald dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige te adresseren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige moet worden verlengd. Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn, onder andere door het ontbreken van statusvoorlichting van de moeder en het gebrek aan contact met de vader.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen in het kader van de wettelijke vereisten van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechter de mogelijkheid heeft om de ondertoezichtstelling te verlengen indien aan de voorwaarden is voldaan. Het hof heeft de verwachting uitgesproken dat de ouders, met de hulp van de GI, stappen zullen maken om het contact tussen de minderjarige en haar vader te herstellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 2 februari 2023
Zaaknummer : 200.319.093/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/383943 / JE RK 22-1040
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekende verblijfplaats,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats], locatie [locatie],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: [regio]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 29 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 november 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van één jaar, af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 december 2022, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2];
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad van 6 december 2022 met het bericht dat de raad niet aanwezig zal zijn op de mondelinge behandeling;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde stukken, te weten: het door beide ouders ondertekende contract [instantie] van 4 augustus 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is [minderjarige] geboren. Beide ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige]. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 2 september 2021 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 2 september 2022 verlengd tot
2 september 2023.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling is vereist om omgang tussen [minderjarige] en de vader te bewerkstelligen. Een ondertoezichtstelling is een laatste, uiterste, redmiddel en de ontwikkelingsbedreiging dient voldoende concreet te worden gemaakt. Daar is geen sprake van nu de GI niet dan wel onvoldoende motiveert waarin deze ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is gelegen. Sterker nog, de GI omschrijft [minderjarige] juist als een vrolijk, lief kind dat het goed doet op school en positieve stappen maakt in haar persoonlijke ontwikkeling. Dat [minderjarige] in de toekomst mogelijk vragen krijgt over haar vader vormt geen dusdanig ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] dat een maatregel noodzakelijk is. [minderjarige] kan ooit vragen krijgen over de vader en de moeder staat dan ook open voor statusvoorlichting. Voor hulpverlening is een gedwongen kader niet nodig: de moeder is voldoende bereid en in staat om de aangeboden hulpverlening te accepteren en dit heeft zij tot op heden ook altijd gedaan. Wat de moeder betreft zou het CJG de moeder kunnen begeleiden bij de statusvoorlichting en kan een omganghuis begeleiding bieden bij het opbouwen van het contact tussen [minderjarige] en de vader.
3.6.
De GI voert, samengevat, het volgende aan. De bestreden beschikking is op de juiste gronden afgegeven en de GI handhaaft de stellingen zoals in eerste instantie in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zijn aangevoerd. [minderjarige] heeft er recht op om te weten dat zij een vader heeft en om haar vader te leren kennen. De GI is het eens met de conclusie van de raad in het eerdere raadsrapport. Het is namelijk een ernstige ontwikkelingsbedreiging als een kind het contact met een ouder wordt onthouden, ook als het kind zich verder goed ontwikkelt. Sinds de start van de ondertoezichtstelling in september 2021 is er voor [minderjarige] niets veranderd en de moeder vertraagt het proces. De moeder geeft geen statusvoorlichting en er is ook nog geen onbegeleid contact geweest tussen [minderjarige] en de vader. De GI heeft [instantie] ingeschakeld, de hulp daar is startklaar, maar de moeder is het niet eens met de aanpak van [instantie]. Op 24 november 2022 heeft de moeder aangegeven dat zij niet verder wil met [instantie]. Hierop volgend heeft de gezinsvoogd laten weten dat zij voornemens is een schriftelijke aanwijzing te geven vanwege het feit dat de moeder de uitvoering van de opdracht van de rechtbank in het kader van de ondertoezichtstelling belemmert. Op 13 december 2022 heeft de moeder de aankondiging van de schriftelijke aanwijzing per post ontvangen. De reactietermijn is ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog niet verstreken en onderhavige procedure wordt afgewacht. Gelet op de huidige situatie maakt de GI zich ernstige zorgen over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige].
3.7.
De vader voert, samengevat, het volgende aan. Sinds de geboorte heeft de vader geen contact gehad met [minderjarige]. Er is vanaf 2016 tot heden ook geen verandering of vooruitgang. De moeder lijkt alles te vertragen en tegen te werken waardoor er nog steeds geen (on)begeleid contact en statusvoorlichting heeft plaatsgevonden. De GI kan hierin de regie bepalen en zorgen dat in het belang van [minderjarige] er alsnog contact met de vader komt en er statusvoorlichting plaatsvindt. De verlenging van de ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk in het belang van [minderjarige].
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW/Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd.
3.8.4.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn gelegen in het ontbreken van de statusvoorlichting van de moeder richting [minderjarige] en het ontbreken van contact tussen [minderjarige] en haar vader. Er is een vader die graag betrokken wil zijn, maar [minderjarige] kent haar vader niet, weet niets over hem en heeft geen contact. Dat [minderjarige] zich op het oog verder goed lijkt te ontwikkelen, doet aan die zorgen over haar ontwikkeling niet af.
3.8.5.
De ontwikkelingsbedreigingen kunnen niet zonder gedwongen kader worden opgeheven. De moeder heeft tot op heden geen statusvoorlichting gegeven richting [minderjarige] ondanks haar toezeggingen. Op dit punt is de hulp en regie van de GI nodig. Verder acht het hof de kans erg klein dat het contactherstel zal slagen wanneer de ondertoezichtstelling zal worden beëindigd. Het hof heeft onvoldoende vertrouwen dat de moeder in het vrijwillige kader hulp zoekt, vindt en aangaat, gelet op de eerdere trajecten die er zijn geweest in het kader van de statusvoorlichting en het opstarten van contact tussen [minderjarige] en de vader.
3.8.6.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven dat wanneer de ondertoezichtstelling in stand blijft, zij verder in gesprek gaat met de GI en het [instantie] om te onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd. Ook heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij openstaat voor hulp bij de statusvoorlichting en omgang tussen [minderjarige] en de vader. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de ouders samen met de GI binnen de ondertoezichtstelling stappen zullen maken zodat er contact kan plaatsvinden tussen [minderjarige] en de vader.
3.8.7.
Gezien het vorenstaande en het feit dat het traject nog een aanvang moet nemen, acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.8.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 augustus 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.J.F. Manders en H.J. Witkamp en is op 2 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.