ECLI:NL:GHSHE:2023:4037

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
20-000990-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en woonachtig in Oudenbosch, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten, het voorhanden hebben van wapens, het bezit van MDMA, en wederspannigheid tegen een ambtenaar. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 200 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, maar het onder feit 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen verklaard. Het hof heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 120 uren. Tevens is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, terwijl de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 4.964,00 is toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recent positieve veranderingen in haar leven heeft doorgemaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000990-23
Uitspraak : 7 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

‘s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-165382-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1 primair);
  • ‘medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ (feit 2 subsidiair);
  • ‘medeplegen aan handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 3);
  • ‘medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 4);
  • ‘wederspannigheid met lichamelijk letsel als gevolg’ (feit 5),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarbij een in verzekering doorgebrachte dag op twee uren te verrichten arbeid wordt gewaardeerd. De politierechter heeft bij de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en medewerking aan middelencontrole.
Voorts heeft politierechter beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het onder feit 1 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 4.964,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. Tot slot heeft de advocaat-generaal het hof verzocht ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. Voor wat betreft de overige tenlastegelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.zij in of omstreeks de periode van 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 164 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 164 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.zij in of omstreeks de periode van 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om dat/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan die [verdachte] en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om dat/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [verdachte] en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitswerk zich bevond voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten
- een gasdrukwapen van het merk ASG, type CZ 75D, en/of
- een gasdrukwapen van het merk UMAREX, type HK USP cal.177 (4,5 mm), en/of
- een gasdrukwapen, van het merk ASG, type STI DUTY CO2 Metal Version,
zijnde ((een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat/die een ernstige bedreiging van personen kon(den) vormen en/of dat/die zodanig op een wapen gele(e)k(en) dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens;4.zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12 gram en/of 28 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 2] , brigadier bij de Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- haar lichaam in de andere richting te bewegen dan dat [benadeelde 2] haar trachtte te bewegen, en/of
- wild met haar armen om zich heen te zwaaien, en/of
- haar lichaam naar voren te bewegen om zich los te trekken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een (zwaar) gekneusde (linker)pols bij die [benadeelde 2] , ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. In verband met de leesbaarheid van het onder 3. tenlastegelegde heeft het hof bij dit feit de zinsopbouw gewijzigd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat zij:
1.in de periode van 4 april 2021 tot en met 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ), een hoeveelheid van in totaal 164 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.op 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten
- een gasdrukwapen van het merk ASG, type CZ 75D, en
- een gasdrukwapen van het merk UMAREX, type HK USP cal.177 (4,5 mm), en
- een gasdrukwapen van het merk ASG, type STI DUTY CO2 Metal Version,
zijnde door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen konden vormen en zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens;
4.op 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12 gram en 28 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.op 25 juli 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 2] , brigadier bij de Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- haar lichaam in de andere richting te bewegen dan dat [benadeelde 2] haar trachtte te bewegen, en
- wild met haar armen om zich heen te zwaaien, en
- haar lichaam naar voren te bewegen om zich los te trekken,
terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een (zwaar) gekneusde (linker)pols bij die [benadeelde 2] , ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen aan handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende misdrijven. In de eerste plaats heeft de verdachte een hoeveelheid van 164 hennepplanten opzettelijk in haar woning aanwezig gehad. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Bovendien gaat illegale hennepteelt vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en schade voor de volksgezondheid bij veelvuldig gebruik van hennep. Daarnaast heeft de verdachte meerdere gasdrukwapens voorhanden gehad, hetgeen risico’s met zich mee kan brengen voor de veiligheid van personen. In de derde plaats heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 40 gram MDMA, terwijl harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en daarnaast zorgen voor diverse vormen van (zware) criminaliteit. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld te verzetten tegen de aanhouding door de verbalisant [benadeelde 2] , ten gevolge waarvan hij letsel aan zijn pols heeft opgelopen. Tot op de dag van vandaag ondervindt deze politieambtenaar dusdanig ernstige gevolgen van het destijds opgelopen letsel dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte haar spijt betuigd voor wat zij de politieambtenaar heeft aangedaan, hetgeen het hof oprecht voorkomt. Dit neemt niet weg dat de politieambtenaar nog immer de gevolgen ervaart van verdachtes handelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Gelet op het voorgaande rekent het hof de verdachte aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 september 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder belediging van een ambtenaar in functie.
Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken, nadrukkelijk meegewogen bij de straftoemeting. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dat verband naar voren gebracht dat haar leven volledig is veranderd, zij abstinent van middelen is en momenteel vier maanden in verwachting is.
Getuige [getuige] , reclasseringswerker bij GGZ Fivoor, heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij de verdachte intensief begeleidt, een positieve verandering bij de verdachte waarneemt, en dat de verdachte haar afspraken goed nakomt. Tot slot heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 23 januari 2023 en de daarin geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals die ook door de rechtbank zijn overgenomen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte haar leven – hoewel nog zeer pril – een positieve wending heeft gegeven. Het hof acht het daarom met de verdediging en de advocaat-generaal niet wenselijk om deze positieve ontwikkeling te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten, en mede gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, in combinatie met een taakstraf.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden verbinden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.752,59 te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.828,53.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn wordt vrijgesproken en derhalve geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het hof zal de benadeelde partij als de in het ongelijk partij veroordelen in de proceskosten op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.964,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 964,00 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het onder feit 5 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 964,00. Dat bedrag heeft betrekking op de vordering ten aanzien van de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft moeten maken voor de door hem benodigde huishoudelijke hulp in de periode na het incident. Deze post is voldoende onderbouwd en niet betwist. Het hof zal het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding dan ook integraal toewijzen.
De materiële schade is gevorderd voor een periode van 13 weken, ingaande vanaf de dag van het incident op 25 juli 2021. Nu deze schade op verschillende tijdstippen is ontstaan, zal de ingangsdatum van wettelijke rente over het toewijsbare bedrag bij wijze van moderatie worden bepaald op 1 september 2021, zijnde het moment waarop de helft van de schade wordt geacht te zijn geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade is toegebracht als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren gebracht dat de benadeelde partij als gevolg van het letsel dat hij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft opgelopen, functioneel eenarmig is geworden en tot op heden volledig arbeidsongeschikt is.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021, zijnde de dag wordt deze schade wordt geacht te zijn geleden.
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 4.964,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 181 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
58 (achtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt GGZ Reclassering Fivoor, Johanna Westerdijkplein 40, 2521 E1V Den Haag, en blijft melden zo frequent en zolang als de reclassering dat nodig acht;
  • dat de veroordeelde zich laat behandelen door het ambulant centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proefrijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (een blaastest) kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan intensieve begeleiding door CoachE25 of een soortgelijke instelling;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.964,00 (vierduizend negenhonderdvierenzestig euro) bestaande uit € 964,00 (negenhonderdvierenzestig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021
en € 4.000,00 (vierduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.964,00 (vierduizend negenhonderdvierenzestig euro) bestaande uit € 964,00 (negenhonderdvierenzestig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 en € 4.000,00 (vierduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 59 (negenenvijftig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 7 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.