In deze zaak gaat het om de verlening van een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 3 november 2023 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 15 november 2023 tot 13 december 2023. De minderjarige is sinds 29 mei 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en is al enkele jaren uit huis geplaatst. De minderjarige en zijn advocaat, mr. R. Engwegen, hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en het verzoek van de voormalig GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 is de minderjarige gehoord, evenals de opvolgend GI en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. R.W. de Gruijl. De minderjarige voert aan dat er geen geldige instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper is overgelegd en dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk is. De opvolgend GI stelt dat de machtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De moeder ondersteunt de stelling van de minderjarige dat de instemmingsverklaring ontbreekt.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en is van oordeel dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd. Het hof concludeert dat er voldaan is aan de formele en materiële vereisten voor de verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De minderjarige heeft in het verleden positieve ontwikkelingen laten zien, maar er zijn recentelijk zorgen gerezen over zijn gedrag, wat de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderstreept. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de minderjarige afgewezen.