ECLI:NL:GHSHE:2023:4030

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
200.334.808_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak gaat het om de verlening van een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 3 november 2023 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 15 november 2023 tot 13 december 2023. De minderjarige is sinds 29 mei 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en is al enkele jaren uit huis geplaatst. De minderjarige en zijn advocaat, mr. R. Engwegen, hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en het verzoek van de voormalig GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 is de minderjarige gehoord, evenals de opvolgend GI en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. R.W. de Gruijl. De minderjarige voert aan dat er geen geldige instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper is overgelegd en dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk is. De opvolgend GI stelt dat de machtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De moeder ondersteunt de stelling van de minderjarige dat de instemmingsverklaring ontbreekt.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en is van oordeel dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd. Het hof concludeert dat er voldaan is aan de formele en materiële vereisten voor de verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De minderjarige heeft in het verleden positieve ontwikkelingen laten zien, maar er zijn recentelijk zorgen gerezen over zijn gedrag, wat de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderstreept. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de minderjarige afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 november 2023
Zaaknummer : 200.334.808/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/323501 / JE RK 23-1870
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige],
opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg van [gesloten jeugdzorg] te [plaatsnaam] op de groep [gesloten groep],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat: mr. R. Engwegen,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de (opvolgend) gecertificeerde instelling (GI) en voogd van [minderjarige].
Het hof merkt als informanten aan:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl.
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond,
hierna te noemen: de voormalig GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De minderjarige komt in hoger beroep tegen de verlening van een machtiging om hem te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 3 november 2023, op schrift gesteld op 10 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 20 november 2023, heeft [minderjarige] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de voormalig GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Er is in deze zaak geen verweerschrift ontvangen. Door de (opvolgend) GI is gewezen op de korte tijdspanne tussen het hoger beroepschrift en de mondelinge behandeling. De (opvolgend) GI heeft verweer gevoerd tijdens de mondelinge behandeling en verwezen naar het verweerschrift met producties zoals is ingediend in de zaak met zaaknummer 200.334.429/01, ingekomen bij de griffie van het hof op 17 november 2023.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Tijdens de mondelinge behandeling is gelet op de samenhang deze zaak gelijktijdig behandeld met zaaknummer 200.334.429/01. Deze zaak ziet op het door de moeder op 9 november 2023 ingediende hoger beroepschrift tegen de bestreden beschikking. Het hof heeft bij beschikking van 30 november 2023 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek in hoger beroep.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 zijn gehoord:
  • [minderjarige], bijgestaan door mr. Engwegen;
  • de opvolgend GI en voogd, vertegenwoordigd door twee medewerkers;
  • de moeder, bijgestaan door mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl als waarnemer voor
mr. De Gruijl.
2.5.
De voormalig GI is met voorafgaand bericht niet verschenen op de mondelinge behandeling. Ook de raad heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2.6.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de tijdens de mondelinge behandeling op verzoek van het hof door de advocaat van de moeder overgelegde beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 7 november 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De minderjarige [minderjarige] is op [geboortedatum] 2009 geboren te [geboorteplaats].
3.2.
[minderjarige] staat sinds 29 mei 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 29 mei 2024.
3.3.
[minderjarige] is al enkele jaren uit huis geplaatst. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 16 mei 2023 is een voorwaardelijke machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 15 november 2023. Bij beschikking van 21 september 2023 heeft het hof voornoemde beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige]
te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 november 2023 tot 13 december 2023. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Er is een nadere mondelinge behandeling gepland bij de rechtbank op 6 december 2023.
3.5.
Bij beschikking van 7 november 2023 heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogd over [minderjarige].
3.6.
[minderjarige] kan zich met de beschikking van 3 november 2023 niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In het beroepschrift wordt voor wat betreft de grieven verwezen naar de inhoud van het beroepschrift van de moeder, met het verzoek dat als hier herhaald en ingelast te beschouwen. Het beroepschrift van de moeder is gehecht aan het op 21 november 2023 tijdens de mondelinge behandeling overgelegde beroepschrift.
3.7.
[minderjarige] voert – samengevat en zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling – aan dat bij het verzoek van de voormalig GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, geen geldige instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper is overgelegd. Er is een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper van 30 oktober 2023 overgelegd in het kader van het (later ingetrokken) verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, maar niet in het kader van het (nieuwe) verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp.
[minderjarige] voert verder aan dat een machtiging gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Hij verbleef zes maanden bij de groep [gesloten groep] op grond van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Hij ging mee in de structuur daar, hij ging naar school en hij volgde therapie. In de laatste maand waren er wat zorgen bij de voormalig GI over het gedrag van [minderjarige], maar dit rechtvaardigt geen gesloten jeugdhulp. In die periode vonden er verschillende spannende rechtszaken plaats en dit kan van invloed zijn geweest op zijn gedrag en houding. [minderjarige] betwist dat hij destijds de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp heeft geschonden. Er heeft geen hoor- en wederhoor plaatsgevonden. [minderjarige] verliest zijn motivatie. Ondanks zijn goede, mooie en grote stappen in de goede richting, krijgt hij daar niets voor terug en heeft hij geen enkel zicht op enig perspectief.
3.8.
De (opvolgend) GI voert – samengevat – aan dat zij zich voor wat betreft de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper schaart achter de overwegingen van de rechtbank. Bij het verweerschrift in hoger beroep is voor de volledigheid een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, gedateerd 3 november 2023, in het kader van de machtiging gesloten jeugdhulp. De GI voert verder aan dat zij pas sinds de beschikking van de rechtbank van 7 november 2023 is betrokken bij [minderjarige] en dat de gezinsvoogden [minderjarige] en zijn moeder nog niet hebben ontmoet en gesproken. Na de mondelinge behandeling hebben zij een afspraak met de moeder en de volgende dag spreken zij met [minderjarige]. De GI stelt zich op dit moment op het standpunt dat de verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp voor de periode van 15 november 2023 tot 13 december 2023 noodzakelijk is om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of dat anderen hem daaraan zullen onttrekken. Een andere beslissing is op dit moment voorbarig. De GI wil vooruit kijken en hoopt tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 6 december 2023 betreffende het resterende deel van het verzoek, goed geïnformeerd te zijn en met een goed plan te kunnen komen.
3.9.
De moeder merkt – samengevat – op dat een geldige instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper ontbreekt en de bestreden beschikking daarom moet worden vernietigd. De moeder heeft geen zorgen over [minderjarige], behalve dat hij geen goed onderwijs krijgt. Zij wil dat hij weer bij haar komt wonen. De moeder benadrukt dat [minderjarige] niet de dupe mag worden van de wisseling van de GI.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
Hoger beroepschrift
3.10.1.
Het hof buigt zich allereerst over de vraag of het hoger beroepschrift van [minderjarige] voldoet aan de daartoe gestelde eisen. Het hof overweegt daarover als volgt. In artikel 359 in combinatie met artikel 278 lid 1 Rv is bepaald dat het hoger beroepschrift de gronden bevat waarop het berust. Het ontbreken van gronden leidt tot (ambtshalve) niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden.
3.10.2.
[minderjarige] verwijst in zijn hoger beroepschrift naar de inhoud van het door de moeder op 9 november 2023 ingediende hoger beroepschrift en hij voert aan dat de grieven die daarin staan volledig als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Het hoger beroepschrift van de moeder is als bijlage aan zijn hoger beroepschrift gehecht en overgelegd tijdens de mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [minderjarige] benadrukt dat de gronden van het hoger beroep overeenkomen met de bezwaren die in eerste aanleg naar voren zijn gebracht en dat [minderjarige] net als de moeder beoogt het geschil in volle omvang opnieuw aan het hof voor te leggen. Onder de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat in dit geval het ontbreken van specifieke gronden in het hoger beroepschrift niet leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Wettelijk kader machtiging gesloten jeugdhulp
3.10.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (Jw) kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Er wordt beoordeeld of:
  • er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.10.4.
Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.10.5.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 5 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.10.6.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2 lid 3 aanhef en sub b, en lid 5 Jw en overweegt daartoe als volgt.
Instemmingsverklaring
3.10.7.
In de procedure bij de rechtbank heeft de voormalig GI aanvankelijk een verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ingediend en daartoe een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper van 30 oktober 2023 overgelegd. Dit verzoek is vervolgens ingetrokken door de voormalig GI en het (nieuwe) verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp, dat tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank is behandeld, is voorzien van voormelde instemmingsverklaring van 30 oktober 2023. De vraag die voorligt is of dit gewijzigde verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp een geldige instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper bevat.
3.10.8.
Het hof overweegt dat uit de Jw volgt dat zowel het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp (artikel 6.1.2. lid 5) als het verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (artikel 6.1.4. lid 3) de instemming van een gedragswetenschapper behoeft die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Uit de wettekst en toelichting bij voornoemde artikelen volgt naar het oordeel van het hof dat de instemming van de gedragswetenschapper in beide gevallen ziet op de (noodzaak van) gesloten jeugdhulp. De beoordelingscriteria voor de kinderrechter voor het verlenen van een gesloten machtiging, zoals opgenomen in artikel 6.1.2. lid 2 Jw, zijn gelijk aan de beoordelingscriteria voor de kinderrechter voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging, opgenomen in artikel 6.1.4. lid 2 Jw. Een (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp kan slechts worden verleend, indien de kinderrechter van oordeel is dat:
de verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
In het kader van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is bij artikel 6.1.4. lid 2 Jw onder b toegevoegd “dat de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.” De instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper heeft naar het oordeel van het hof geen betrekking op deze voorwaarden maar ziet enkel op de noodzaak van gesloten jeugdhulp. Als de voorwaarden bij een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp immers worden geschonden volgt er geen nieuwe (rechtelijke) toets en is er in zo’n geval geen nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper vereist om de gesloten jeugdhulp ten uitvoer te leggen.
3.10.9.
Gelet op het vorenstaande is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat het verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp een geldige instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper bevat en er is voldaan aan het criterium van artikel 6.1.2. lid 5 Jw. De grief faalt.
Gronden gesloten machtiging
3.10.10.
De volgende vraag die ter beoordeling aan het hof voorligt, is of is voldaan aan de (materiële) gronden voor een machtiging gesloten jeugdhulp, zoals genoemd in artikel 6.1.2 lid 2 Jw. Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, beantwoordt het hof deze vraag bevestigend. Weliswaar ging het aanvankelijk geruime tijd beter met [minderjarige] en werd een positieve ontwikkeling gezien, sinds de plaatsing op een open groep en meer in het bijzonder sinds de afgelopen weken, is er, zoals [minderjarige] ook zelf erkent, een terugval waargenomen waarbij hij diverse voorwaarden heeft overtreden.
Voor zover hij aanvoert dat er geen hoor- en wederhoor heeft plaatsgevonden met betrekking tot de (geschonden) voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, is dat voor de beoordeling in deze zaak niet relevant. De voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is immers bij brief van de voormalig GI van 27 oktober 2023 al omgezet naar een machtiging gesloten jeugdhulp. Naar aanleiding hiervan heeft de voormalig GI het verzoek aan de rechtbank om een verlening machtiging voorwaardelijke gesloten jeugdhulp, gedateerd 23 oktober 2023, alsnog ingetrokken en een nieuw verzoek tot verlening machtiging gesloten jeugdhulp ingediend bij de rechtbank op 2 november 2023. Het wordt thans in het belang van [minderjarige] geacht dat de huidige opvolgend GI met [minderjarige] opnieuw kan bezien wat hij nodig heeft en welke mogelijkheden er zijn om vanuit deze gesloten setting weer naar een open groep te gaan. Het hof gaat er vanuit dat bij de behandeling van het resterend verzoek bij de rechtbank op 6 december daaromtrent de nodige duidelijkheid kan worden gegeven.
3.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 3 november 2023, op schrift gesteld op 10 november 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.