ECLI:NL:GHSHE:2023:403

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.318.639_01 en 200.318.639_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van voorlopige vervangende toestemming voor inschrijving van minderjarige op basisschool

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de bekrachtiging van een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin voorlopige vervangende toestemming werd verleend aan de moeder om hun minderjarige kind in te schrijven op een andere basisschool. De vader, die in hoger beroep ging, betwistte deze beslissing en voerde aan dat de oude school beter was voor de ontwikkeling van hun kind, die te maken had met pestgedrag. De moeder daarentegen stelde dat de nieuwe school meer aansluit bij de woonomgeving en dat het kind baat zou hebben bij kleinere klassen vanwege zijn ontwikkelingsachterstand. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 22 december 2022. De vader werd bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de moeder en de gecertificeerde instelling (GI) ook aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was afwezig. Het hof oordeelde dat de moeder goede redenen had voor de inschrijving van het kind op de nieuwe school, onder andere vanwege de kortere reisafstand en de mogelijkheid voor een frisse start, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank. De vader werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 februari 2023
Zaaknummer: 200.318.639/01 en 200.318.639/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/308750 / FA RK 22-3240
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingslocatie Maastricht, van 8 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 november 2022, heeft de vader verzocht de uitvoerbaar bij voorraadverklaring te schorsen, voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de moeder tot het voorlopig verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool OBS [basisschool] te [plaats], alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI].
2.3.1
De raad is, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 20 november 2022;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 15 december 2022;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 19 december 2022.

3.3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] woont bij de moeder
.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 11 januari 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van de rechtbank van 6 december 2022 verlengd tot 10 januari 2024.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank in het kader van een 223 Rechtsvordering-procedure voorlopige toestemming aan de moeder verleend, ter vervanging van de toestemming van de vader, om [minderjarige] in te schrijven op basisschool OBS [basisschool] te [plaats] en de overige verzoeken afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
[minderjarige] is op 19 december 2022 begonnen op OBS [basisschool].
De standpunten
3.6.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
Partijen hadden bewust voor de oude school van [minderjarige] gekozen en het ging daar goed met hem. Hij had het naar zijn zin en ontwikkelde zich goed. Wel werd hij gepest door twee kinderen. De negatieve gevoelens die [minderjarige] ervoer ten aanzien van deze school zouden met dit pestgedrag te maken kunnen hebben. De vader heeft navraag gedaan bij de school en de school verzocht onmiddellijk actie te ondernemen, hetgeen ook gebeurde. De vader betwist dat [minderjarige] een nieuwe start zou willen maken in de buurt van het huis van de moeder en de moeder heeft geen alternatieven aangedragen die beter passend zijn voor [minderjarige] dan zijn oude school. De nieuwe school is weliswaar dichter bij het huis van de moeder, maar de moeder is zonder toestemming van de vader verhuisd en de nieuwe school is juist verder weg van het huis van de vader. De vader ziet de voordelen niet van een inschrijving op OBS [basisschool]. Het eventuele positieve effect dat een kleinere groep kan opleveren wordt teniet gedaan door het milieu van de school. Veel van de kinderen op deze school tonen problematisch gedrag en hebben extra aansturing nodig. Op de nieuwe school is [minderjarige] teruggeplaatst naar groep 3, een beslissing waar de vader zich niet in kan vinden.
3.7.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De moeder heeft ervoor gekozen op zoek te gaan naar een andere school voor [minderjarige] zodat [minderjarige] in de wijk waar hij woont naar school kan gaan en zo aan kan sluiten bij activiteiten in de wijk. De moeder heeft de vader betrokken in deze zoektocht, maar de vader heeft nagelaten hier een rol in te spelen en een school aan te dragen. De keuze is op OBS [basisschool] gevallen omdat het een openbare school is en zij met kleinere groepen werken. [minderjarige] loopt op sociaal en emotioneel vlak achter op zijn leeftijdsgenoten en kan daarom profiteren van de extra aandacht die hij op deze school zal krijgen. Op de oude school bestond er al twijfel over de vraag of [minderjarige] over moest gaan naar groep 4. Na lang onderzoek is besloten om [minderjarige] op de nieuwe school in groep 3 te laten starten.
3.8.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de inschrijving van [minderjarige] op OBS [basisschool] in stand te laten. Anders dan de vader heeft gesteld is de populatie van kinderen op deze school niet anders dan op de eerdere school van [minderjarige]. Op advies van zowel de oude als de nieuwe school is besloten [minderjarige] groep 3 (deels) over te laten doen. De jeugdbeschermer heeft [minderjarige] na zijn eerste dag op OBS [basisschool] gesproken en hij gaf aan een fijne eerste dag te hebben gehad. Ook de school was positief. De vader heeft na de inschrijving bij zowel de oude als de nieuwe school aangegeven het niet eens te zijn met de overstap en dat hij van plan was [minderjarige] van school te komen halen. Het gevolg hiervan was dat er twee dagen politie bij OBS [basisschool] heeft gestaan om te garanderen dat de moeder [minderjarige] veilig van school kon halen.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Schorsingsverzoek
3.9.1.
Nu het hof in deze beschikking tevens uitspraak doet in de hoofdzaak heeft de vader geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het schorsingsverzoek door het hof. Dit brengt met zich dat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het schorsingsverzoek.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.3.
Het hof stelt voorop dat het karakter van een voorlopige voorziening een tijdelijke beslissing is die geldt voor de duur van de procedure alsmede dat het een algemeen vereiste is dat de partij die de voorlopige voorziening vraagt, de beperkte werkingsduur van een voorziening op de voet van artikel 223 Rv in aanmerking genomen, in die zin belang moet hebben bij een dergelijk verzoek dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
3.9.4.
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de moeder goede argumenten heeft aangevoerd voor de inschrijving van [minderjarige] per direct op OBS [basisschool]. Deze school ligt in de wijk waar de moeder woont, waardoor de reisafstand naar de school voor [minderjarige] en de moeder korter wordt en [minderjarige] meer aansluiting kan hebben bij buurtkinderen. Daarnaast waren er aanwijzingen dat er op de oude school sprake was van pestgedrag richting [minderjarige], waar [minderjarige] met periodes veel last van heeft gehad. Op de nieuwe school kan [minderjarige] een frisse start maken. Verder is gebleken dat [minderjarige] vanwege zijn ontwikkelingsachterstand gebaat is bij kleinere groepen in de klas. Het is in zijn belang om direct op de nieuwe school te kunnen starten. Het door de vader overige gestelde leidt niet tot een ander oordeel van het hof. De zorg die de vader stelt te hebben over het in aanraking komen van [minderjarige] met kinderen met probleemgedrag is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken.
Afsluitende conclusie
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.318.639/02:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking;
in de zaak met zaaknummer 200.318.639/01:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 november 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.M. Bossink en M.J.C. van Leeuwen en is op 2 februari 2022. uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van
mr. R. Jelicic, griffier.