ECLI:NL:GHSHE:2023:4029

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
200.334.429_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlening machtiging gesloten plaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen de verlening van een machtiging tot gesloten plaatsing van haar zoon, hierna te noemen [minderjarige]. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet langer met het gezag over [minderjarige] is belast en dat hij niet door haar wordt verzorgd en opgevoed. Hierdoor is de moeder geen belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De moeder heeft op 9 november 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Limburg van 3 november 2023, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp was verleend. De rechtbank had op 7 november 2023 het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogd over [minderjarige]. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 21 november 2023 gehouden, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de (opvolgend) gecertificeerde instelling en de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat. De voormalig GI en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet aanwezig. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de beslissing over de machtiging tot gesloten plaatsing geen rechtstreekse gevolgen heeft voor haar rechten en verplichtingen. De uitspraak van het hof is gedaan op 30 november 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 november 2023
Zaaknummer : 200.334.429/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/323501 / JE RK 23-1870
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de (opvolgend) gecertificeerde instelling (GI) en voogd van [minderjarige].
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[minderjarige],
opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg van [gesloten jeugdzorg] te [plaatsnaam] op de groep [gesloten groep],
hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat: mr. R. Engwegen.
Het hof merkt als informant aan:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond,
hierna te noemen: de voormalig GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De moeder komt in hoger beroep tegen de verlening van een machtiging om haar zoon, [minderjarige], te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Aan de orde is eerst de vraag of de moeder ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 3 november 2023, op schrift gesteld op 10 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 9 november 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de voormalig GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 17 november 2023, heeft de (opvolgend) GI verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Tijdens de mondelinge behandeling is gelet op de samenhang deze zaak gelijktijdig behandeld met zaaknummer 200.334.808/01 betreffende het hoger beroep van [minderjarige] tegen de bestreden beschikking. In de zaak met zaaknummer 200.334.808/01 wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
2.4.
Het hof heeft betrokkenen voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten dat één van de onderwerpen die het hof in ieder geval aan bod zal stellen betreft de (eventuele) gevolgen van de gezagsbeëindiging van de moeder voor onderhavige procedure.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl als waarnemer voor
mr. De Gruijl;
  • de (opvolgend) GI en voogd, vertegenwoordigd door twee medewerkers;
  • [minderjarige], bijgestaan door mr. Engwegen.
2.6.
De voormalig GI is met voorafgaand bericht niet verschenen op de mondelinge behandeling. Ook de raad heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2.7.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de tijdens de mondelinge behandeling op verzoek van het hof door de advocaat van de moeder overgelegde beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 7 november 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De minderjarige [minderjarige] is op [geboortedatum] 2009 geboren te [geboorteplaats].
3.2.
[minderjarige] staat sinds 29 mei 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 29 mei 2024.
3.3.
[minderjarige] is al enkele jaren uit huis geplaatst. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 16 mei 2023 is een voorwaardelijke machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 15 november 2023. Bij beschikking van 21 september 2023 heeft het hof voornoemde beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige]
te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 november 2023 tot 13 december 2023. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Er is een nadere mondelinge behandeling gepland bij de rechtbank op 6 december 2023.
3.5.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 7 november 2023 heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogd over [minderjarige].
3.6.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de moeder ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep.
3.6.1.
De moeder is door de rechtbank in de bestreden beschikking van 3 november 2023 aangemerkt als belanghebbende en de moeder heeft in die hoedanigheid op 9 november 2023 hoger beroep ingesteld bij het hof tegen voormelde beschikking. Het hof stelt vast dat de positie van de moeder op de dag van het instellen van het hoger beroep een andere was dan op de dag van de bestreden beschikking. De rechtbank heeft bij beschikking van 7 november 2023, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de (opvolgend) GI benoemd tot voogd. De moeder heeft na de mondelinge behandeling van 21 november 2023, op 24 november 2023, tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld, maar omdat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard heeft het hoger beroep geen schorsende werking. Gelet op het bepaalde in artikel 1:280 onder b van het Burgerlijk Wetboek is de voogdij door de GI derhalve aangevangen op 8 november 2023.
3.6.2.
Het hof constateert dat op de dag dat de moeder bij het hof tegen de bestreden beschikking hoger beroep instelde (op 9 november 2023) zij niet langer met het gezag over [minderjarige] belast was en dat [minderjarige] evenmin door de moeder werd verzorgd en opgevoed als een kind behorende tot haar gezin. De moeder is daarom in hoger beroep niet aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv. De beslissing betreffende de machtiging tot gesloten plaatsing heeft immers geen rechtstreekse betrekking op haar rechten en verplichtingen. Gelet op het vorenstaande kan de moeder naar het oordeel van het hof niet in het door haar ingestelde hoger beroep worden ontvangen. Het hof zal de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep. Aan een inhoudelijke beoordeling wordt niet toegekomen.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.