In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind over zijn goederen. De rechthebbende, die op dat moment 23 jaar oud was, had eerder een bewind laten instellen vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. In hoger beroep verzocht hij om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het verzoek tot opheffing had afgewezen, te vernietigen. De bewindvoerder verzocht om het verzoek van de rechthebbende af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2023 zijn zowel de rechthebbende als de bewindvoerder gehoord. De rechthebbende voerde aan dat hij inmiddels in staat was om zijn eigen financiële zaken te regelen en dat er geen problematische schulden meer waren. De bewindvoerder daarentegen stelde dat de rechthebbende nog steeds niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen, onder andere vanwege zijn autisme en ADHD.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de rechthebbende onvoldoende had aangetoond dat hij in staat was om zijn financiële zaken zelfstandig te beheren. De rechthebbende had in het verleden impulsieve beslissingen genomen en was recent gaan samenwonen zonder de bewindvoerder hierover te informeren, wat financiële complicaties met zich meebracht. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestond en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank. Tevens werd bepaald dat de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.