ECLI:NL:GHSHE:2023:4019

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
200.326.966_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van eenhoofdig gezag over minderjarigen na beëindiging gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Oost-Brabant verzocht om het gezamenlijk gezag over de kinderen te behouden. De rechtbank had echter op 14 februari 2023 besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de vader het eenhoofdig gezag toe te kennen. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat de kinderen al geruime tijd bij hem wonen en dat de moeder onbetrouwbaar is, met een verleden van verslavingsproblematiek. De moeder daarentegen stelde dat zij inmiddels werk heeft en dat de situatie bij haar is verbeterd, en dat het in het belang van de kinderen is dat zij gezamenlijk gezag blijven uitoefenen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de kinderen is dat de vader het eenhoofdig gezag uitoefent. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De moeder heeft niet aangetoond dat zij in staat is om samen met de vader gezagsbeslissingen te nemen, en er is geen zicht op verbetering in de samenwerking tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 november 2023
Zaaknummer: 200.326.966/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/382319 / FA RK 22-2197
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Regio [regio] , ook handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 mei 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder af te wijzen en partijen alsnog met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te belasten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 juli 2023, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De GI heeft op 28 augustus 2023 per e-mail laten weten dat zij niet zal verschijnen op de mondelinge behandeling.
2.3.2.
Het hof heeft de kinderen in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zij zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 17 januari 2023;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 15 juni 2023 met productie 2 in eerste aanleg;
- de brief van de raad van 1 september 2023;
- het V6-formulier van de advocaat van de vader van 8 september 2023 met het gezinsplan van 30 augustus 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben met elkaar samengewoond. Uit de relatie van partijen zijn onder anderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
3.2.
De vader heeft de kinderen erkend.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 september 2020 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Regio [regio] . Deze maatregel is telkens verlengd, laatstelijk tot 4 september 2023.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 september 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige 1] bij de vader, met ingang van 7 september 2021 tot 4 september 2022.
3.5.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 oktober 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige 2] bij de vader, voor de duur van de ondertoezichtstelling, in dit geval 4 september 2022. Bij beschikking van dit hof van 7 april 2022 is deze beschikking bekrachtigd.
3.6.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2022 werden bovengenoemde machtigingen verlengd tot 4 september 2023.
3.7.
Op 3 juli 2023 heeft de raad het verzoek tot toetsing ontvangen over het voorgenomen besluit van de GI om de ondertoezichtstelling en daarmee de machtiging tot uithuisplaatsing over de kinderen te beëindigen. De raad stemt in met dit voorgenomen besluit.
3.8.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd en bepaald dat de vader vanaf heden belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
3.9.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.10.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Beëindiging van haar gezag is niet gerechtvaardigd en niet in het belang van de kinderen. De moeder heeft tot op heden geen enkele gezagsbeslissing tegengehouden en het ontbreken of het slecht lopen van communicatie is onvoldoende om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Van de vader en de GI mag worden verwacht dat zij eerst inzetten op het welslagen van het gezamenlijk gezag, nu gezamenlijk gezag het uitgangspunt is. [minderjarige 2] is op enig moment bij de vader gaan wonen omdat hij last had van de situatie bij moeder die te maken had met personen rondom de moeder en de oudere dochter van partijen, [dochter] . Inmiddels is de rust teruggekeerd bij de moeder. Zij heeft vast werk, en voorts structuur en steun van haar moeder. Ook vinden er - ondanks het ontbreken van een structurele omgangsregeling - contacten plaats tussen de moeder en de kinderen. De moeder vreest dat zij geen enkele rol meer in het leven van de kinderen zal spelen na een gezagsbeëindiging.
3.11.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. [minderjarige 1] woont al vijf jaar bij de vader, [minderjarige 2] al twintig maanden. De kinderen hebben rust bij de vader en hebben het naar hun zin. De moeder heeft een verleden met drank en drugs en zij heeft deze problematiek nog steeds. De moeder is niet of moeizaam te bereiken, zij heeft wisselende telefoonnummers en verblijft niet steeds op hetzelfde adres. Er is niet met de moeder te communiceren over de kinderen. Er wordt middels begeleide omgang getracht om contact te leggen tussen de moeder en de kinderen. Dit verloopt niet goed, de moeder is bij de contacten onder invloed. Uit het gezinsplan blijkt dat het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de toekomst niet bij de moeder ligt. Er is sprake van een bijzondere situatie, waarbij het zeer in het belang is van de kinderen dat de vader alleen met het gezag wordt belast.
3.12.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het eenhoofdig gezag van de vader in stand te houden. De raad is gevraagd de beëindiging van de ondertoezichtstelling te toetsen. De moeder was tijdens deze toetsing niet bereikbaar voor de raad. Het was de bedoeling om tot een vorm van contactherstel tussen de moeder en de kinderen te komen tijdens de ondertoezichtstelling, maar dit is niet van de grond gekomen. Dat de moeder geen inhoudelijke beslissingen kan nemen over de kinderen zou kunnen bijdragen aan het contactherstel, omdat de kinderen dan minder belast worden met de problemen tussen de ouders en daarmee het contact met de moeder zo onbelast mogelijk wordt gemaakt. Zodra de moeder betrouwbaar genoeg is om concrete afspraken te maken met betrekking tot de omgang, dan kan zij - omdat de ondertoezichtstelling inmiddels is beëindigd - een functionaris van de gemeente daartoe benaderen.
De motivering van de beslissing
3.13.
Het hof overweegt het volgende.
3.13.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Het verzoek om de ouder alleen met het gezag te belasten wordt ingevolge artikel 1:253c lid 3 BW slechts ingewilligd, indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
3.13.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de vader het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefent. Het hof voegt daar het volgende aan toe. Het is goed dat de moeder inmiddels werk heeft en dat dit haar structuur en stabiliteit biedt. De moeder heeft echter niet laten zien dat
ze deze positieve ontwikkeling ook ten behoeve van haar kinderen heeft ingezet. Zij heeft onvoorspelbaar gedrag richting de kinderen vertoond en is tijdens de ondertoezichtstelling onbereikbaar gebleken voor de GI. Er is geen zicht op een verbetering van de samenwerking tussen de ouders, waardoor het hof er geen vertrouwen in heeft dat de ouders gezamenlijk gezagsbeslissingen over de kinderen kunnen nemen.
Conclusie
3.14.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.