ECLI:NL:GHSHE:2023:4018

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
200.326.198_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van een vader na herseninfarcten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vader die onder bewind en mentorschap is gesteld door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De vader, geboren in 1948, heeft in het verleden twee herseninfarcten gehad, wat zijn geestelijke en lichamelijke toestand heeft beïnvloed. De dochters van de vader hebben verzocht om ondercuratelestelling, maar dit verzoek is afgewezen. Wel is er een bewind ingesteld over de goederen van de vader en is er een mentorschap ingesteld. De vader is het niet eens met deze beslissingen en heeft hoger beroep aangetekend.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader zijn standpunten toegelicht en aangegeven dat hij in staat is zijn financiële belangen zelf te behartigen. De dochters daarentegen stellen dat de vader niet in staat is om zijn belangen te behartigen en dat het bewind noodzakelijk is om hem te beschermen. Het hof heeft de situatie van de vader beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar zijn financiële situatie, de rol van zijn dochters en de impact van zijn herseninfarcten.

Het hof heeft geoordeeld dat de vader bescherming nodig heeft op vermogensrechtelijk vlak en heeft de beslissing van de kantonrechter om een bewind in te stellen bekrachtigd. Echter, het hof heeft de instelling van het mentorschap vernietigd, omdat niet is aangetoond dat de vader niet in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De vader is in staat om hulp te vragen indien nodig en woont zelfstandig. Het hof heeft de vader in de gelegenheid gesteld om een voorstel te doen voor een professionele bewindvoerder, terwijl de dochters voorlopig als bewindvoerders blijven optreden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 november 2023
Zaaknummer: 200.326.198/01
Zaaknummers eerste aanleg: 10271747 TD VERZ 23-48, 10292015 TD VERZ 23-150 en 10292085 TD VERZ 23-152
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende of de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende of de vader,
advocaat: mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong,
tegen
[de dochter van de rechthebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende of [de dochter van de rechthebbende 1] ,
advocaat: mr. E.X.M. Ong,
en
[de dochter van de rechthebbende 2],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende of [de dochter van de rechthebbende 2],
advocaat: mr. E.X.M. Ong.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de zoon van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zoon van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 27 januari 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 april 2023;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 10 juli 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 18 januari 2023;
- een V-formulier met een brief en producties (het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 8 mei 2023;
- een V-formulier met een brief en productie van de advocaat van de vader d.d. 28 juli 2023;
- een V-formulier met een brief en producties van de advocaat van de dochters d.d. 7 september 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Dekkers-De Jong;
- de dochters, bijgestaan door mr. Ong;
- de zoon.

3.De feiten

3.1.
De vader is geboren op [geboortedatum] 1948. Uit zijn huwelijk met [de moeder] (hierna: de moeder) zijn de dochters en de zoon geboren.
De moeder is overleden op [datum] 2023.
3.2.
De vader heeft op 17 december 2019 ten overstaan van notaris mr. [notaris] een levenstestament opgemaakt, waarin hij een algemene volmacht heeft verleend aan zijn echtgenote en – bij overlijden, ontstentenis of belet van zijn echtgenote – aan zijn drie kinderen tezamen (hierna: de volmacht).
Procedure in eerste aanleg
3.3.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van de rechtbank op
26 januari 2023, hebben de dochters verzocht de vader onder curatele te stellen.
3.4.
Bij beschikking van 27 januari 2023 heeft de kantonrechter:
- het verzoek van de dochters tot ondercuratelestelling van de vader afgewezen;
- een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de vader wegens een lichamelijke of geestelijke toestand, met benoemding van de dochters tot bewindvoerders;
- een mentorschap ingesteld ten behoeve van de vader wegens een lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de dochters tot mentoren;
- bepaald dat deze beschikking door de griffier wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De vader kan zich met voornoemde beschikking van 27 januari 2023 niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Het hof gaat er hierbij, gezien de mondelinge behandeling en de inhoud van de stukken, vanuit dat in het petitum van het beroepschrift abusievelijk is opgenomen ‘de beschikking van 28 februari 2023’.
4.2.
De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt – voor zover het betreft het ingestelde bewind en mentorschap.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij subsidiair verzoekt een onafhankelijk bewindvoerder te benoemen indien het bewind in stand wordt gelaten.
4.3.
De dochters voeren verweer. Zij verzoeken het hof de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De beoordeling

5.1.
Voor zover de vader stelt dat hij in eerste aanleg ten onrechte niet van het verzoekschrift op de hoogte is gesteld en niet is gehoord door de kantonrechter, is dit gebrek in hoger beroep hersteld. De vader heeft in hoger beroep zijn standpunten naar voren gebracht en hij heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tijdens de mondelinge behandeling te worden gehoord. Voormeld gebrek kan daarom niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.
5.2.
Het hof zal hierna beoordelen of in eerste aanleg het bewind en mentorschap terecht en op goede gronden is ingesteld. Indien het bewind en/of mentorschap in stand wordt gelaten, ligt ook de vraag voor wie tot bewindvoerder en/of mentor benoemd moet worden.
De afwijzing van het verzoek tot ondercuratelestelling van de vader ligt in hoger beroep niet meer voor.
ten aanzien van het bewind
onderbewindstelling
5.3.
De vader stelt dat de kantonrechter ten onrechte zijn goederen onder bewind heeft gesteld. Hij voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader is in staat om zelf zijn financiële belangen te behartigen. Hij heeft in het verleden een periode gehad dat hij dat niet zelf kon als gevolg van twee herseninfarcten – over die periode heeft hij ook geheugenverlies –, maar het gaat de afgelopen jaren weer goed met hem. Zijn echtgenote deed in het verleden hun administratie en, nadat zij dat niet meer kon, de kinderen op basis van de bij levenstestament verleende volmacht (het opstellen daarvan kan hij zich niet herinneren). Hierdoor heeft hij eerder niet de kans gehad om zelf zijn financiële belangen te behartigen. Dat hij dit wel kan wordt ondersteund door mensen uit zijn omgeving, waaronder zijn schoonzus. Dit blijkt ook uit door de door hem in het geding gebrachte medische verklaring van specialist ouderengeneeskunde [specialist ouderengeneeskunde 1] d.d. 17 mei 2023. Indien nodig is de vader bereid om hulp te vragen.
De vader heeft geen schulden. Zijn inkomsten en lasten zijn nagenoeg gelijk. De vader betwist deels het door de dochters overgelegde overzicht van zijn financiële situatie. Naast zijn AOW-uitkering dient de vader aan inkomsten een rentebedrag van de kinderen te ontvangen. Die renteverplichting van de kinderen houdt verband met de afspraken die zijn gemaakt bij het uittreden van de vader in 2019 als vennoot van de vennootschap onder firma (hierna: de v.o.f.), waarvan de kinderen nu de vennoten zijn. Nergens blijkt echter uit dat hij die rente ontvangt. De aanspraak van de vader op zorgtoeslag ontbreekt ook in het overzicht.
De vader heeft de indruk dat de dochters de onderhavige procedure vooral gestart zijn, omdat zij financiële beslissingen willen nemen die niet in overeenstemming zijn met zijn wil. Hij vermoedt dat de dochters voornemens zijn om een verzorgingshuis voor hem te zoeken, zodat zij de woning van de vader en de in hun bezit zijnde grond daaromheen kunnen verkopen. Dit is tegen de wil van de vader. Hij wil en kan in zijn woning blijven wonen.
5.4.
De dochters menen dat de kantonrechter terecht een bewind heeft ingesteld over de goederen van de vader wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Zij voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader heeft twee herseninfarcten gehad, in januari 2019 en juli 2019. Hij is daarvan niet hersteld en zijn toestand zal niet verbeteren. De vader heeft nimmer zijn eigen financiën geregeld. Eerst heeft de moeder dat voor hem gedaan en sinds augustus 2020 hebben de dochters dat van haar overgenomen. De vader kan de consequenties van zijn handelen niet overzien, hij is wantrouwend en gaat zijn eigen gang. Een voorbeeld hiervan is dat hij in 2022 buiten de dochters om een eigen bankrekening heeft geopend en daarop (gedeeltes van) zijn AOW-uitkering heeft laten storten, terwijl die uitkering nodig is om zijn kosten van te voldoen. De dochters moeten de vader op structurele basis helpen met zijn financiën. Zij helpen hem onder andere met het behapbaar houden van zijn energiekosten en het betalen van zijn lasten. Dat de vader niet in staat is zijn (financiële) belangen zelf te behartigen blijkt ook uit de voorbeelden die zij noemen in productie 1 van het verweerschrift en uit de door hen overgelegde verklaring van specialist ouderengeneeskunde drs. [specialist ouderengeneeskunde 2]. De bescherming die het bewind aan de vader biedt is noodzakelijk, ook om bepaalde handelingen van de vader tegen te gaan of te kunnen terugdraaien.
Het heeft de voorkeur van de dochters dat de vader in zijn eigen vertrouwde omgeving kan blijven wonen. De kinderen hebben steeds vanuit de v.o.f. bijgedragen in het betalen van de woonlasten van de vader, zodat dit financieel mogelijk blijft. Zij betalen op die manier meer dan de rente die zij aan de vader na zijn uittreden uit de v.o.f. verschuldigd zijn. De zorgtoeslag is aangevraagd voor de vader.
5.5.
De zoon heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd.
De instelling van het bewind is nodig, omdat de vader niet zelf zijn financiële belangen kan behartigen. Voor de onderbewindstelling zijn de kinderen verschillende keren met de vader in gesprek geweest over zijn financiële situatie, waaronder het beperken van zijn energiekosten. Hij geeft op dat moment aan dat hij het begrijpt, maar stuurt een paar dagen later een brief met verwijten aan de kinderen. Het is moeilijk om afspraken met hem te maken.
Vanuit goede intenties hebben de kinderen de vader steeds geholpen. Hetgeen zij voor hem bijdragen, wordt voldaan van de rekening van de v.o.f.. De kinderen hebben alles steeds zo geregeld dat de vader in zijn woning kan blijven wonen.
5.6.
Het hof overweegt als volgt.
5.6.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.6.2.
Uit de processtukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, is het hof gebleken dat de vader als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Daarbij heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
De vader heeft nimmer zijn financiën zelf behartigd. Dit werd tijdens zijn huwelijk door zijn echtgenote gedaan en nadat zij dat niet meer kon door de kinderen, met name de dochters. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling geen antwoord kunnen geven op de vragen van het hof over zijn huidige inkomsten en lasten.
In 2019 heeft de vader twee herseninfarcten gehad. Hij heeft verklaard dat hij hierdoor over de periode waarin de herseninfarcten plaatsvonden geheugenverlies heeft. De gaten in zijn geheugen zien ook op de (financiële) keuzes die de vader in die periode heeft gemaakt, waaronder het opstellen van het levenstestament, de verbouwing van zijn woning waarvoor een groot deel van zijn vermogen is aangewend en het uittreden van de vader (en de moeder) uit de v.o.f. De vader overziet niet wat de gevolgen van die keuzes betekenen voor zijn vermogensrechtelijke belangen.
Bovendien zijn de vermogensrechtelijke belangen van de vader niet eenvoudig. De vader is in 2019 uitgetreden uit de v.o.f. Hij heeft nog een eigen woning. De daaromheen liggende grond is ondergebracht in de v.o.f., waarvan de dochters en de zoon nu de vennoten zijn. De vader heeft geen spaargeld. De kinderen stellen dat zij vanuit de v.o.f. hebben bijgedragen in de lasten van de vader en dat nog steeds doen, zodat hij in zijn woning kan blijven wonen. Volgens de vader hebben de kinderen jegens hem juist een betalingsverplichting op grond van de afspraken die bij zijn uittreden uit de v.o.f. zijn gemaakt. Op grond van hetgeen naar voren is gebracht is het hof gebleken dat sprake is van een complexe situatie, waarbij financiële belangen van de vader verweven zijn met belangen van de kinderen én waarbij ook nog speelt dat de familierelatie tussen de vader en de kinderen de laatste jaren is verstoord. Uit de verklaringen van de vader en de kinderen tijdens de mondelinge behandeling komt naar voren dat met name tussen de vader en de dochters het contact zeer beperkt is.
5.6.3.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang gezien, brengt het hof tot het oordeel dat de vader bescherming nodig heeft op het vermogensrechtelijke vlak. De overgelegde medische verklaringen, die summier zijn en geen onderliggende onderzoeksrapportages bevatten, leiden niet tot een ander oordeel. Voor een nader onderzoek door een deskundige ziet het hof evenmin aanleiding.
Tegen het oordeel van de kantonrechter, dat het levenstestament onvoldoende bescherming aan de vader biedt, is verder geen grief gericht.
5.6.4.
Op grond van het voorgaande acht het hof het terecht dat een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende wegens een lichamelijke of geestelijke toestand.
Het hof komt daarom toe aan de beoordeling van de vraag wie het bewind gaat uitvoeren.
persoon van de bewindvoerder
5.7.
De vader is het niet eens met de benoeming van de dochters tot bewindvoerders. Hij heeft met name er onvoldoende vertrouwen in dat de kinderen bereid zijn hem in zijn eigen woning te laten wonen. De vader verzoekt voor de situatie dat de onderbewindstelling in stand blijft, een onafhankelijk bewindvoerder te benoemen.
5.8.
De dochters voeren aan dat zij de bewindvoerders van de vader willen blijven gezien hun familieband met de vader en zij al jarenlang zijn boekhouding doen, alsmede vanwege de kosten van een professioneel bewindvoerder. De uitvoering van het bewind verloopt nu goed. Het is de bedoeling dat de vader in zijn eigen woning kan blijven wonen.
5.9.
De zoon voert aan dat de dochters het bewind goed uitvoeren en dat hij het fijn vindt als zij dit blijven doen, ook omdat een andere bewindvoerder geld gaat kosten.
5.10.
Het hof overweegt als volgt.
5.10.1.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De vader heeft kenbaar gemaakt dat hij de voorkeur heeft voor een onafhankelijke bewindvoerder. Niet gebleken is dat er gegronde redenen zijn die zich daartegen verzetten.
Gelet op de vermogensrechtelijke belangen van de vader, die ingewikkeld zijn, in combinatie met de verstoorde familierelatie met de kinderen, acht het hof in dit geval de benoeming van een onafhankelijke professionele derde tot bewindvoerder juist aangewezen om de belangen van de vader zo goed mogelijk te waarborgen.
5.10.2.
De vader heeft nog geen bewindvoerder voorgedragen.
Het hof zal daarom de vader in de gelegenheid stellen om binnen twee weken na heden het hof schriftelijk een voorstel te doen voor een persoon of organisatie die bereid is tot professionele bewindvoerder te worden benoemd. De vader dient hierbij een bereidverklaring van die professionele bewindvoerder over te leggen. Het hof zal hierna de dochters en de zoon in de gelegenheid stellen om binnen één week op het voorstel van de vader schriftelijk te reageren.
Na ontvangst van voornoemde informatie dan wel na het verstrijken van voornoemde termijnen zal het hof de zaak verder op de stukken afdoen tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist.
5.10.3.
Voor de goede orde merkt het hof nog op dat totdat het hof een opvolgend bewindvoerder heeft benoemd, de dochters de bewindvoerders blijven.
ten aanzien van het mentorschap
5.11.
De vader stelt dat de kantonrechter ten onrechte een mentorschap ten behoeve van hem heeft ingesteld. Hij voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader is in staat om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Na de herseninfarcten die hij in het verleden heeft gehad, gaat het sinds een aantal jaren weer goed met hem. Hij woont zelfstandig en gaat vier keer per week naar de dagbesteding. Hij heeft een keer per 4/5 weken contact met zijn huisarts, die hem aan huis bezoekt. Daarnaast gaat hij naar de jaarlijkse controles in het ziekenhuis, die hij heeft omdat hij in het verleden nier- en blaaskanker heeft gehad. Voor zover de vader hulp nodig heeft, is hij bereid om hulp te vragen. Die hulp kan hij vragen aan bijvoorbeeld zijn schoonzus, aan de leiding van de dagbesteding of aan zijn advocaat.
5.12.
De dochters stellen dat het mentorschap terecht is ingesteld. Zij voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader is niet in staat om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen vanwege zijn geestelijke en fysieke toestand. Hij is niet hersteld van de herseninfarcten die hij heeft gehad. Het gaat al jaren niet goed met de vader. Hij overziet de consequenties van zijn handelen niet en heeft in het dagelijkse leven hulp nodig op uiteenlopende gebieden. Dit blijkt uit de voorbeelden die de dochters noemen in productie 1 van het verweerschrift. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de kinderen (aanvullend) als voorbeelden genoemd dat hun hulp aan de vader nodig is voor het aanpassen van zijn urencontract met de dagbesteding en zijn persoonsgebonden budget en voor de zaken die betrekking hebben op zijn woning.
5.13.
Het hof overweegt als volgt.
5.13.1.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan ingevolge lid 3 eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
5.13.2.
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat de gronden voor een mentorschap niet aanwezig zijn en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof het volgende gebleken. De vader woont zelfstandig en heeft een keer per week poetshulp. Hij gaat zelfstandig vier keer per week naar de dagbesteding; eerder was dit drie keer per week. Die uitbreiding van de dagbesteding heeft hij destijds zelf bespreekbaar gemaakt. Verder heeft de vader onbetwist gesteld dat hij goed en frequent contact met zijn huisarts heeft en dat hij zijn jaarlijkse controleafspraken in het ziekenhuis nakomt. Indien de vader hulp nodig heeft, is hij bereid om hulp te vragen aan bijvoorbeeld zijn schoonzus of de leiding van de dagbesteding, met welke personen hij goed contact heeft.
De vader heeft weliswaar door de herseninfarcten (geheugen)problemen ondervonden – hetgeen hij ook erkent – maar onvoldoende is gebleken dat hij vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand voornoemde zaken nu niet zelfstandig kan regelen en/of andere niet-vermogensrechtelijke belangen niet zelf kan behartigen of daarin bemoeilijkt wordt. De omstandigheid dat incidenteel hulp aan de vader nodig is geweest, zoals bij de door de dochters gestelde aanpassing van zijn urencontract met de dagbesteding, is onvoldoende grond voor de verstrekkende maatregel van mentorschap.
Indien op het vlak van de persoonlijke verzorging van de vader, zijn dagbesteding of (medische) zorg toch een ongewenste situatie zich voordoet, dan gaat het hof ervan uit dat door de reeds betrokken personen vanuit de dagbesteding, de huisarts of het ziekenhuis aan de bel wordt getrokken. Ook de familie zal, zij het niet als mentor, betrokken kunnen blijven.
5.13.3.
Omdat de gronden voor een instelling van een mentorschap niet aanwezig zijn, zal het hof de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
Hoewel de benoeming van de dochters tot mentoren hierdoor met terugwerkende kracht komt te vervallen, blijven de door hen of met hun toestemming verrichte handelingen voor de vader verbindend (artikel 1:461 lid 4 BW in verbinding met artikel 1:384 BW).
slotsom
5.14.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen voor zover daarbij een bewind is ingesteld over de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren. Het hof zal de beslissing over de te benoemen bewindvoerder aanhouden en de rechthebbende in de gelegenheid stellen een voorstel te doen voor de te benoemen bewindvoerder.
5.15.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover daarbij een mentorschap is ingesteld ten behoeve van de vader en de dochters tot mentoren zijn benoemd. Dit brengt mee dat de taak van de dochters als mentoren de dag na de uitspraak van het hof eindigt (artikel 1:461 lid 4 in verbinding met artikel 1:384 BW).

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 januari 2023 voor zover daarbij een mentorschap ten behoeve van de vader is ingesteld en de dochters tot mentoren zijn benoemd;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 januari 2023 voor zover daarbij een bewind is ingesteld over de goederen die de vader (zullen) toebehoren;
alvorens verder te beslissen:
stelt de vader in de gelegenheid om binnen twee weken na heden, uiterlijk 14 december 2023, een voorstel voor een te benoemen professionele bewindvoerder bij het hof in te dienen met daarbij een bereidverklaring;
stelt de dochters en de zoon hierna in de gelegenheid om binnen één week schriftelijk te reageren op het voorstel van de vader;
bepaalt dat het hof na ontvangst van voornoemde informatie dan wel na het verstrijken van voornoemde termijnen de zaak verder op de stukken zal afdoen tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.