Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het proces-verbaal van die comparitie van 6 september 2022, bij welke gelegenheid partijen geen regeling hebben getroffen;
- de memorie van grieven met producties 27 tot en met 31;
- de memorie van antwoord met 1 productie;
- de mondeling behandeling, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd;
- de namens [appellante] bij H-12 formulier toegezonden productie 32, ingekomen ter griffie op 3 juli 2023, die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding is gebracht.
6.De beoordeling
behoren uil te voeren.
- € 250.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 september 2015;
- € 23.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de in de dagvaarding in eerste aanleg vermelde facturen;
- € 3.400,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure.
“Bij verkoop van het perceel aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] ontvangt de aannemer meteen bij de verkoop een schadevergoeding van € 250.000,00 of behoud het recht van bouwen conform deze bouwovereenkomst”.
Volgens [appellante] staat er nu eenmaal in artikel 14.3 van BTO [plaatsnaam] dat zij een
- ofwel ontvangst van € 250.000,-- ofwel behoud van het recht om te bouwen conform de bouwovereenkomst.
[geïntimeerde] heeft voldoende aangetoond dat geen sprake was van een levensvatbaar project en een aanneemovereenkomst als in de BTO voorzien. In deze zaak is in een relatief vroeg stadium gebleken dat Lidl afhaakte en dat er geen financiering was voor het oorspronkelijke voorziene project (appartementen en commerciële ruimte). De voorziene ontwikkeling bleek daardoor niet mogelijk en het perceel is verkocht. Dat er aanvankelijk bouwtekeningen zijn gemaakt en enige voorbereidingshandelingen zijn verricht zoals [appellante] met grief 3 betoogt, doet aan een en ander niet af. [appellante] heeft niet (althans onvoldoende gemotiveerd) bestreden dat Lidl in een vroeg stadium afhaakte, dat er geen financiële ruimte was om het voorziene project te realiseren en dat er uiteindelijk parkeerplaatsen zijn aangelegd op het door [geïntimeerde] verkochte perceel. Met grief 4 bestrijdt [appellante] nog dat het niet relevant is dat op het perceel parkeerplaatsen zijn aangelegd. Het hof acht dit wel relevant omdat dit steun geeft aan het standpunt van [geïntimeerde] dat ten tijde van de verkoop geen sprake meer was van een reëel uitzicht op totstandkoming van een aanneemovereenkomst als in de BTO voorzien (de ontwikkeling van appartementen en commerciële ruimte). Grief 5 heeft geen zelfstandige betekenis.
[appellante] grondt deze vordering op deze bepaling in de BTO:
€ 13.500.00
[appellante] heeft, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] , niet deugdelijk (nader) toegelicht welke werkzaamheden zijn opgedragen en uitgevoerd door [het architectenbureau] en waarom de gestelde kosten door [appellante] zouden zijn