3.2.3.In de concessie komen – voor zover van belang – de navolgende bepalingen voor:
“ Artikel 2
1. Aan de concessionarisse wordt het recht verleend tot het leggen en hebben van buisleidingen, alsmede van electrische geleidingen ten dienste van haar waterleidingbedrijf in, onder, over of boven de aan den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen;(…)
2. Voor het in het vorige lid verleende recht wordt, behoudens het bepaalde in het volgend lid, tijdens den duur dezer concessie onder geen vorm betaling of andere vergoeding gevorderd, dan met goedkeuring van den Minister van Arbeid, als bedoeld in artikel 13 der Overeenkomst van 28 September 1920.
3. Als vergoeding voor het in het eerste lid verleende recht wordt aan de gemeente toegestaan het water, benoodigd voor brandblussching door de van harentwege daartoe aangewezen personen, kosteloos te onttrekken aan de leidingen van de concessionarisse door middel van tot dit doel door de concessionarisse in hare leidingen aan te brengen en te onderhouden brandkranen, zoals nader is bepaald in artikel 18”.
“ Artikel 7
1. De concessionarisse is verplicht de buizen te verleggen binnen een door Burgemeester en Wethouders aan te geven voldoenden termijn, wanneer dit door Burgemeester en Wethouders, hetzij voor de uitvoering van openbare werken – (…) – hetzij in het belang der openbare orde of der veiligheid van het verkeer noodig wordt geacht.
2. De Gemeente vergoedt aan de concessionarisse alle door de verlegging ontstane kosten”.
“ Artikel 8
1. Wegens het gebruik van gemeentewegen, met hunne kanten en van gemeentewater met de zijkanten daarvan, voor tijdelijke opslag van het voor aanleg en onderhoud der waterleiding en bijbehoorende werken, ter plaatse of in de nabijheid benoodigd materiaal, wordt geene vergoeding, hoe dan ook genaamd, gevorderd, behoudens de verplichting der concessionarisse om, voor zoover verpachte perceelen betreft, zich te verstaan met den pachter.
2. De opslag van materiaal geschiedt niet dan daartoe verkregen vergunning van Burgemeester en Wethouders, op de door hen aan te wijzen plaatsen en slechts gedurende den door hen te bepalen termijn.
3. De gemeente kan nimmer worden aangesproken voor schade door de concessionarisse geleden door diefstal of vernieling of op andere wijze verloren gaan of waardeloos worden van op of aan gemeentewegen en in of aan gemeentewater opgeslagen materialen, bedoeld in de eerste zinsnede van dit artikel”.
“ Artikel 23
1. De concessie kan te allen tijde door den Gemeenteraad worden ingetrokken, indien:
a. de concessionarisse in staat van faillissement is verklaard;
b. de concessionarisse de haar bij deze concessie opgelegde verplichtingen grovelijk veronachtzaamd en de gemeente en de afnemers door deze veronachtzaming ernstig nadeel ondervinden.
2. Bij intrekking der concessie is de gemeente echter verplicht, zonder eenige recognitie, toe te laten, dat buizen voor doorvoer van water en electrische geleidingen naar de gemeenten, die aan de concessionarisse eene waterleiding-concessie hebben verleend, in, onder, over of boven de voor den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen worden of blijven gelegd, mits uit deze buizen binnen het grondgebied der gemeente geen water worde afgetapt. (…)”.
3.2.4.Bij brief van 15 december 2016 heeft de gemeente de concessie opgezegd tegen 15 maart 2017. De brief luidt - voor zover van belang - als volgt:
“Hoewel de gemeente van mening is dat op grond van de hiervoor genoemde jurisprudentie de betreffende overeenkomsten opzegbaar zijn en de aard en de inhoud van de overeenkomst derhalve niet met zich brengen dat voor de opzegging een zwaarwegende reden moet bestaan, is de gemeente van oordeel dat die reden – voor zover al noodzakelijk en zonder enige bewijslast op zich te nemen – met het navolgende voldoende is gegeven.
Gewijzigde verhoudingen tussen de overheid en netbeheerders
Allereerst is van belang om te constateren dat de overeenkomst tussen de gemeente en Brabant Water is gesloten, in een tijd waarin gemeenten het van het grootste belang achtten dat nutsvoorzieningen als de gas-, elektra- en watervoorzieningen, snel en voor veel inwoners beschikbaar kwamen. Dat is inmiddels reeds lang het geval.
Voorts is de markt na het sluiten van de overeenkomst en het verlenen van de vergunning sterk veranderd, mede als gevolg van de liberalisering en privatisering van nutsvoorzieningen. Daardoor manifesteren nutsbedrijven zich tegenwoordig vooral als commerciële bedrijven en niet als overheidsdiensten. Ook binnen Brabant Water heeft commercialisering plaatsgevonden. Overheden zijn weliswaar nog steeds de aandeelhouders, maar als gevolg van de gekozen vennootschapsstructuur staat Brabant Water op grotere afstand van de overheid dan in het verleden het geval was.
Publiekrechtelijk normering van kabels en leidingen in gemeentegrond
Bovendien is de gemeente sinds enige tijd doende met de wijziging van de voorwaarden waaronder het beheerders van netten is toegestaan om kabels en leidingen te leggen en te hebben in gemeentegrond. Ook dit hangt samen met de door de jaren heen gewijzigde positie van netbeheerders ten opzichte van de gemeente, alsmede met de wens van de gemeente om alle netbeheerders op dezelfde wijze te gaan behandelen.
Al langere tijd bestaat daarom het voornemen om een instemmingsstelsel in te voeren voor (onder meer) het leggen en veranderen van kabels en leidingen in gemeentegrond. Om concreet ruchtbaarheid te geven aan dit voornemen zal uiterlijk vanaf 01 maart 2017 een gewijzigde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (hierna: “AVOI”) in werking treden. In verband met de AVOI zal daarnaast een beleidsregel worden vastgesteld door het college van burgermeester en wethouders, waarin de voorwaarden staan waaronder nadeelcompensatie zal worden toegekend in het geval van een gedwongen verlegging. Hierover zal u te zijner tijd separaat nog worden geïnformeerd.
Heffen van Precariobelasting
Verder wil de gemeente van alle netbeheerders op gelijke voet precariobelasting gaan heffen voor de aanwezigheid van kabels en leidingen in, op of boven gemeentegrond.
Als gevolg van bezuinigingen van de Rijksoverheid en het feit dat als gevolg van decentralisatie steeds meer taken bij gemeenten worden neergelegd (zoals bijvoorbeeld Jeugdzorg en de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning), staat de financiële huishouding van veel gemeenten, waaronder de gemeente, onder druk. Dit maakt dat het heffen van precariobelasting een zwaarwegende (financiële) reden is om tot opzegging van de overeenkomsten met Brabant Water over te gaan. Het kan immers niet worden uitgesloten, dat de betreffende overeenkomsten in de weg zouden kunnen staan aan de uitvoering van deze beleidswijziging.
Concluderend
Het feit dat de gemeente hierbij de overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten met de rechtsvoorganger van Brabant Water opzegt, betekent niet dat Brabant Water haar leidingen uit de grond van de gemeente moet verwijderen”.
3.2.11.Bij brief van 1 oktober 2019 heeft de gemeente Brabant Water
– voor zover van belang – het volgende bericht:
“Het college van Geertruidenberg heeft op 13 december 2016 besloten om de afspraken op te zeggen die in het verleden zijn gemaakt met betrekking tot het drinkwaternet binnen de (huidige) gemeente Geertruidenberg.
(…)
Het college staat nog steeds achter zijn besluit van 13 december 2016, gelet op de hiervoor beschreven belangen.
Echter, voor het geval de rechter oordeelt dat onze opzegging d.d. 15 december 2016 zonder rechtsgevolg is gebleven, deel ik u mede dat hierbij de eerdergenoemde (en bij Brabant Water bekende) afspraken nogmaals worden opgezegd.
In dat geval zal de gemeente een opzegtermijn van tenminste drie maanden in acht nemen, wat betekent dat de afspraken – voor zover zij dus nog zouden bestaan, en vast komt te staan dat Brabant Water rechten aan zie overeenkomsten kan ontlenen – tegen 1 januari 2020 worden opgezegd.
Als zwaarwegende redenen voor opzegging gelden (wederom) het uniform publiekrechtelijk kunnen normeren van alle netbeheerders met een ondergrondse infrastructuur binnen de gemeentegrenzen op basis van de voornoemde AVOI, de verlegregeling en het handboek kabels en leidingen, alsook de gewijzigde verhoudingen tussen de overheid en netbeheerders. De hieraan ten grondslag liggende argumenten zijn reeds uitvoering aan Brabant Water onderbouwd en als zodanig bij haar bekend.
Het heffen van precariobelasting is nadrukkelijk geen reden die ten grondslag ligt aan deze opzegging”.