Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder respectievelijk mentor,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de zus.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [rechthebbende] , bijgestaan door haar advocaat;
- de zus;
- [vertrouwenspersoon rechthebbende] , die als vertrouwenspersoon van [rechthebbende] bijzondere toestemming heeft gekregen tot het bijwonen van de mondelinge behandeling.
,met bericht van verhindering, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
3.3. De beoordeling
Ten tijde van de bestreden beschikking waren er geen gronden aanwezig voor een onderbewindstelling. [rechthebbende] begrijpt dat er in de periode rondom de indiening van het verzoek tot ondercuratelestelling door Stichting [verweerder] zorgen waren over haar situatie en dat de kantonrechter misschien de indruk heeft gekregen dat zij onvoldoende in staat zou zijn haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Deze indruk is echter onjuist. Er zijn in eerste aanleg ook geen concrete zorgen geuit over de wijze waarop [rechthebbende] in staat zal zijn om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De noodzaak voor bewind ontbreekt. [rechthebbende] is bekend met persoonlijkheidsproblematiek (een stoornis in het autismespectrum en zij functioneert op een zwakbegaafd niveau), maar haar vermogensrechtelijke belangen heeft zij zelf altijd goed kunnen waarnemen, ook in de periode dat het mentaal minder goed met haar ging. Dat blijkt uit het feit dat [rechthebbende] haar financiën goed op orde heeft en dat zij een duidelijk en realistisch beeld heeft van haar toekomstplannen. Toen er sprake was van een mogelijke verhuizing omdat [rechthebbende] begeleid zou gaan wonen, heeft zij samen met haar vader uitgezocht wat haar woonkosten zouden zijn en daar een proefberekening bij laten maken. Uiteindelijk is ze zelfstandig blijven wonen. [rechthebbende] schakelt hulp in als dat nodig is. Bij praktische zaken kan ze terecht bij haar vertrouwenspersoon en bij haar zus. Verder staat ze op de wachtlijst voor begeleiding van stichting [stichting] , een organisatie die gespecialiseerd is in hulp aan mensen met autisme. [rechthebbende] heeft altijd haar eigen financiën gedaan en haar financiële situatie is stabiel. Ze ontvangt een Wajong-uitkering en heeft inkomsten uit een bijbaan bij Albert Heijn. Ze woont zelfstandig en heeft een auto. Ze heeft geen schulden en had bij aanvang van het bewind een spaarvermogen van ongeveer € 5.000,-. Ze komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand om de kosten van haar bewind te betalen. Daarom wordt haar spaarvermogen daar nu voor aangesproken, dat vindt ze heel erg. Ze is bang dat ze straks haar auto niet meer kan betalen, als al haar spaargeld naar het bewind gaat. Nu [rechthebbende] geen schulden heeft, beschikt over spaarvermogen en alle vaste lasten via een automatische incasso worden afgeschreven, zal bewindvoering in haar optiek niets wezenlijks bijdragen. [rechthebbende] wil zelf beslissen waaraan zij haar geld uitgeeft en wil niet om haar geld te hoeven vragen.