ECLI:NL:GHSHE:2023:3973

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
20-001929-21 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging betalingsverplichting in ontnemingszaak met betrekking tot cocaïneversnijdingslaboratorium

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank eerder de vordering van de officier van justitie had afgewezen. De officier van justitie stelde hoger beroep in, waarbij het hof de ontnemingsvordering opnieuw beoordeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1969 en woonachtig op een onbekend adres, betrokken was bij een cocaïneversnijdingslaboratorium. Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 3.687.665,-, waarvan 70% aan een onbekend gebleven betrokkene werd toegerekend. De overige betrokkenen, waaronder de betrokkene, kregen elk een deel van het resterende bedrag toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd van € 122.922,-. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure vastgesteld, maar hieraan geen verdere consequenties verbonden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001929-21 OWV
Uitspraak : 23 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats te Breda, van 22 juli 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 02-056328-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie afgewezen
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 150.000,- en aan betrokkene een betalingsverplichting zal opleggen van € 75.000,-.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het vonnis van de rechtbank bevestigd dient te worden en dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank van 22 juli 2021 onder parketnummer 02-056328-20 onder meer veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het medeplichtig zijn aan het bewerken en verwerken van cocaïne door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de periode van 18 november 2019 tot en met 8 februari 2020.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van voormelde feiten en andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan te weten – kort gezegd – het medeplichtig zijn aan het bewerken en verwerken van cocaïne in de periode voorafgaande aan 18 november 2019 een voordeel als bedoeld in artikel 36 e Sr heeft behaald. Het hof overweegt daarbij dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat alle cocaïne in de bewezenverklaarde periode is bewerkt en verwerkt en dat niet valt uit te sluiten dat ook een deel is bewerkt en verwerkt in de periode voorafgaande aan 18 november 2019.
Schatting van het voordeel
Algemeen
De ontnemingsrapportage bestaat uit een algemeen ontnemingsrapport van 9 september 2020 en afzonderlijke ontnemingsrapportages ten aanzien van [medeverdachte 1] , [verdachte] (
hof: de betrokkene), [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Bij het algemene ontnemingsrapport zijn als bijlagen gevoegd:
- een rapport (proces-verbaal van bevindingen) van het Landelijk Faciliteit Ontmantelen [plaats] ; (
hof: hierna het rapport LFO)
-een schriftelijk bescheid betreffende de prijzen van drugs&precursoren in 2018,
Deze bijlagen worden in de afzonderlijke ontnemingsrapportages aangeduid met respectievelijk “A” en “B”.
Daarnaast is er nog in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen (p. 79) inhoudende een onderzoeksrapport van het NFI betreffende het drugsonderzoek aan de aangetroffen materialen van 17 juli 2020. Dit proces-verbaal is als “C” aangeduid in de afzonderlijke ontnemingsrapportages.
Introductie
In het algemeen ontnemingsrapport van 9 september 2020 is omtrent het bewerken en verwerken van de cocaïne onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende gerelateerd.
Op 8 februari 2020 is in de woning aan [adres 2] een cocaïnebewerkingsruimte aangetroffen waarbij op grote schaal cocaïne werd versneden met tetramisol.
[medeverdachte 1] en [verdachte] staan geregistreerd als bewoners van de woning aan [adres 2] . Hun zoon, [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] zijn tijdens de doorzoeking in en bij de woning op 8 februari 2020 aangehouden.
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn later aangehouden.
Het LFO heeft bij het onderzoek onder meer het navolgende vastgesteld
- in de woning werden lege verpakkingen van Tetramisole (versnijdingsmiddel) aangetroffen;
- aan de hand van deze verpakkingen kon worden vastgesteld dat minimaal 150 kg Tetramisole is verwerkt;
- in de ruimte zijn op papiertjes mengverhoudingen aangetroffen voor het versnijden van cocaïne. Aan de hand van deze mengverhoudingen en de aangetroffen lege verpakkingen Tetramisole is het zeer waarschijnlijk dat op deze locatie minimaal 150 kg 'onversneden' cocaïne is verwerkt tot circa 300 kg versneden cocaïne;
- in de woning werden 29 blokken geperst wit materiaal aangetroffen waarvan zeker 37,99 kilo positief is getest op cocaïne;
- verder werd in de woning nog minimaal 3,7 kilo aan poeders en brokken positief getest op cocaïne.
Verder is in het NFI rapport van 17 juli 2020 opgenomen dat er in het versnijdingslaboratorium negen met bruine tape gesealde blokken(AAJC6840NL/V4) werden aangetroffen. Deze blokken leken afkomstig uit Zuid-Amerika en hierin zat 80% cocaïne. In de 11 aangetroffen versneden en opnieuw gesealde blokken (AAJC6892NL/VI) zat 37% cocaïne.
Het laboratorium aangetroffen op [adres 2] voldoet aan de omschrijving cocaïne versnijdingslocatie. Hierdoor kan er vanuit gegaan worden dat de versneden blokken met cocaïne opnieuw werden geperst en verpakt zodat ze afkomstig leken uit Zuid-Amerika. Dit zodat er meer geld gevraagd kon worden per verkochte blok cocaïne.
Aangezien het een cocaïne versnijdingsplaats betrof waarbij pure cocaïne uit Zuid Amerika werd versneden om het vervolgens weer door te verkopen als “pure" cocaïne wordt er vanuit gegaan dat:
-per kilo cocaïne € 28.300, -(Groothandel) is betaald. (Bron: Synthetische drugs & precursoren prijzen 2018)
-deze kilo cocaïne versneden werd en daarna verkocht voor € 28.300(Groothandel);
Door het LFO werd in de woning 37,99 kilo cocaïne aangetroffen. Er wordt vanuit gegaan dat dit versneden cocaïne betrof die eerder uit 18,995 kilo zuivere cocaïne bestond. Deze kilo’s hebben de woning niet verlaten en hebben daarom geen opbrengst opgeleverd. De inkoopkosten verband houdende met deze aangetroffen cocaïne kunnen derhalve evenmin in aanmerking worden genomen.
Samenvattend
Opbrengst
Versneden in laboratorium volgens rapport LFO: 300kg
Aangetroffen in laboratorium:
37.99kg -/-
Opbrengst gegenereerd 262,01kg
Verkoopprijs per kg
€28 300 x
Opbrengst laboratorium € 7.414.833,-
Kosten
Voor dit proces zijn aftrekbare kosten gemaakt die hieronder worden opgesomd;
Uit het rapport van het LFO volgt dat er van 1 blok onversneden cocaïne, 2 blokken versneden cocaïne werden gemaakt
Aangetroffen versneden cocaïne in laboratorium: 37,99kg
Mengverhouding 1 op 2:
:2
Aangetroffen onversneden cocaïne 18,995 kg
Aantal kg bij 300kg versneden cocaïne: 150kg
Aan getroffen onversneden cocaïne:
18,995kg -/-
Aantal kg onversneden cocaïne inkoop: 131.005 kg
Inkoopprijs cocaïne:
€ 28.300. -x
Inkoopkosten: € 3.707.441,50
Daarnaast worden nog de navolgende kosten in mindering gebracht.
Afschrijvingskosten
Afschrijvingskosten van de hardware zoals aangetroffen magnetrons, warmtelampen, 2 metalen persframes, potkrikken, persmallen en cocaïne logo’s.
Deze kosten worden geschat op € 10.000,-.
Inkoopkosten Tetramisole
Voor het voorbereiden en vermengen van de cocaïne is gebruik gemaakt van Aceton en Tetramisole. Er zijn vaten met aceton aangetroffen.
Volgens het LFO is er 150 kg Tetramisole gebruikt om 300 kg versneden cocaïne te maken.
Volgens de website: “ [website 1] ” liggen de kosten voor Tetramisole per kg tussen de € 25,- en € 100,-. In het cocaïne laboratorium zijn lege verpakkingen aangetroffen van 25 kg Tetramisole. De gemiddelde prijs voor 1 kg Tetramisole is € 62,50,-. 150 kg x € 62,50,- = € 9.375,- kosten voor de aanschaf van de 150 kg Tetramisole.
Inkoopkosten Aceton
Volgens de website: [website 2] kan je 20 liter Aceton bestellen voor € 75,-. Uit rapporten van LFO blijkt dat aceton bij het versnijden van cocaïne 3 a 4 keer kan worden gebruikt. De hoeveelheid benodigde aceton voor 300 kilo versneden cocaïne wordt geschat op 100 liter. Dit maakt 5 x € 75,- = € 375,- kosten voor de aceton
Samenvattend
Opbrengst laboratorium: € 7.414.833,-
Inkoopkosten: € 3.707.441,50 -/-
Afschrijvingskosten hardware € 10.000,- -/-
Tetramisol: € 9.375,- -/-
Aceton
€ 375,- -/-
Netto-voordeel: € 3.687.665,- (afgerond)
Het hof heeft geen reden anders te oordelen en neemt vorenstaande schatting van het voordeel over en maakt deze tot de zijne.
Toerekening
Vervolgens is in de afzonderlijke ontnemingsrapportages gerelateerd dat alle aangehouden betrokkenen een aanzienlijk kleinere rol hebben gehad dan een onbekend gebleven betrokkene genaamd “ [naam] ”. Hierdoor wordt er in deze rapportages vanuit gegaan dat de betrokkenen een vergoeding hebben ontvangen voor hun diensten. De hoogte van de vergoeding is vervolgens bepaald aan de hand van hun “rol” binnen de organisatie, welke kennis ze hierbij nodig hebben gehad en hoeveel risico ze hebben genomen. Dit is vervolgens ingevuld aan de hand van een zogenaamd “cokeboek” waarin de verschillende rollen worden onderscheiden en van een vergoeding worden voorzien. Gedurende de procedure in eerste aanleg is dit “cokeboek” door het openbaar ministerie niet ingebracht omdat het slechts is bedoeld voor intern gebruik. Reden waarom de rechtbank in de zaken van de betrokkenen, de ontnemingsvordering van het openbaar ministerie heeft afgewezen.
Nadat door het openbaar ministerie hoger beroep is ingesteld is het betreffende “cokeboek” (
hof: “cokeboek, kennisdocument over het wassen van cocaïne, uitgave april 2011”) bij proces-verbaal van 6 juli 2022 alsnog aan het dossier toegevoegd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het “cokeboek” niet bruikbaar is om het voordeel aan de diverse betrokkenen toe te rekenen. Volgens de verdediging gaat het “cokeboek” om cocaïnewasserijen terwijl het in deze zaak om een versnijdingslaboratorium gaat. Verder zou het om een oud, niet actueel, document gaan en is het geen op ambtseed opgemaakt proces-verbaal maar slechts een schriftelijk bescheid. Verder is niet duidelijk op welke strafzaken de bevindingen in het “cokeboek” zijn gebaseerd en of deze met de onderhavige zaak vergelijkbaar zijn. Gelet hierop is het “cokeboek” niet bruikbaar. Bij gebreke aan overige aanknopingspunten om tot een toerekening te komen en de omstandigheid dat betrokkene heeft ontkend iets te hebben verdiend, dient de ontnemingsvordering te worden afgewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Omtrent de toerekening van het voordeel stelt het hof het navolgende voorop.
Vooropgesteld moet worden dat de rechter, in het geval er verscheidene daders zijn, niet altijd de omvang van het voordeel van elk van die daders aanstonds zal kunnen vaststellen. Dan zal hij op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval, zoals de rol die de onderscheiden daders hebben gespeeld en het aantreffen van het voordeel bij één of meer van hen, moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan elk van hen moet worden toegerekend. Indien de omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een andere toerekening, kan dit ertoe leiden dat het voordeel pondspondsgewijze wordt toegerekend. Dat betekent niet dat de rechter, in het geval er verscheidene daders zijn, verplicht is tot een verdeling te komen en evenmin dat pondspondsgewijze toerekening, ingeval de rechter wel tot een verdeling komt, dan op zichzelf het uitgangspunt dient te vormen. De omstandigheden van het geval zijn in deze beslissend. Voor het antwoord op de vraag in hoeverre de rechter tot een nadere motivering van zijn oordeel is gehouden, komt bovendien gewicht toe aan de procesopstelling van de betrokkene
In het licht van deze vooropstelling overweegt het hof het navolgende.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat het “cokeboek” zoals dat door het openbaar ministerie in hoger beroep is ingebracht in het kader van de toerekening in deze zaak niet bruikbaar is. Het “cokeboek” is toegesneden op cocaïnewasserijen waarbij kort gezegd cocaïne middels bewerkingen wordt teruggewonnen uit een andere stof en niet op versnijdingslaboratoria. Verder blijkt uit het “cokeboek” dat het wassen van cocaïne veel ingewikkelder is dan het versnijden van cocaïne wat als een eenvoudige procedure wordt gezien. Daardoor is denkbaar dat de rolverdelingen en de daarbij behorende vergoedingen van een andere orde zijn dan bij laboratoria waarbij cocaïne wordt versneden zoals in de onderhavige zaak. Daar komt nog bij dat het “cokeboek” gedateerd (2011) is.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om tot een wijze van toerekening te komen. Zo heeft de rechtbank in het onderliggende strafvonnis nauwkeurig de rol van betrokkenen bij het versnijdingslaboratorium beschreven. De rechtbank heeft het navolgende vastgesteld ten aanzien van de afzonderlijke rollen.
Rol [medeverdachte 1] (p.5 onderliggend strafvonnis)
De versnijdingsruimte is in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen. Uit camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 1] meermalen cocaïne zijn woning in en uit heeft gebracht. Een aantal keren was hij thuis terwijl er een overdracht plaatsvond. Ook blijkt uit camerabeelden en het onderzoek naar de Vsmart telefoon van [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 1] werkers, waaronder [medeverdachte 3] heeft opgehaald en weggebracht.
Rol [medeverdachte 2] (p. 5 en 6 onderliggend strafvonnis)
[medeverdachte 2] heeft meermalen cocaïne de woning in en uitgebracht en een aantal keren was hij thuis, terwijl er een overdracht plaatsvond. Verder is op camerabeelden te zien dat hij op 1 februari 2020 een ton de woning binnenbracht die gelijkend is op tonnen die in de versnijdingsruimte zijn aangetroffen. Daarnaast heeft hij werkers opgehaald en weggebracht. Uit de inhoud van chatgesprekken heeft de rechtbank afgeleid dat [medeverdachte 2] zich onder meer heeft beziggehouden met de verpakking van cocaïneblokken en dat hij op de hoogte was wanneer er werd gewerkt en welke spullen er werden gebracht en in de woning lagen.
Rol [medeverdachte 4] (p.6 onderliggend strafvonnis)
[medeverdachte 4] is bestuurder van de taxi geweest en is vanaf 18 november 2019 bijna dagelijks bij de woning aan [adres 2] geweest om cocaïne te brengen of op te halen.
Rol [medeverdachte 3] (p. 6 onderliggend strafvonnis)
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 1 en 8 februari 2020 blokken heeft gemaakt.
Rol. [verdachte] (p. 7 onderliggend strafvonnis)
[verdachte] heeft samen met haar man [medeverdachte 1] in de woning aan [adres 2] gewoond. Dit wordt bevestigd door [medeverdachte 2] die eveneens heeft verklaard dat zijn ouders op [adres 2] wonen. Verder is uit camerabeelden gebleken dat [verdachte] in de periode van 17 december 2019 tot en met 8 februari 2020 tenminste 66 keer bij de woning aanwezig is geweest. Verder was zij op meerdere moment aanwezig als er een overdracht plaatsvond en er mensen – onder wie [medeverdachte 3] in de versnijdingsruimte aan het werk waren.
De belangrijkste rol was blijkens de ontnemingsrapportage weggelegd voor “Generaal pro” waaromtrent verder niets bekend is geworden.
Oordeel hof
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] een gelijkwaardige rol hebben vervuld bij het versnijdingslaboratorium. Allen zijn ook door de strafrechter aangemerkt als medepleger bij het bewerken en verwerken van cocaïne. [verdachte] heeft een andere, kleinere, rol vervuld. De strafrechter heeft haar ook niet als medepleger maar als medeplichtige aangemerkt.
Het hof komt op basis van ieders rol tot een verdeling waarbij aan de onbekend gebleven “ [naam] ” van het voordeel 70% wordt toegerekend. Van het totale voordeel is dat dan een bedrag van (€ 3.687.665,- x 70%=) € 2.581.365,50. Het restant (€ 3.687.665 -/- € 2.581.365,50=) € 1.106.299,-(afgerond) is aan de overige 5 betrokkenen toegekomen waarbij het hof aan [verdachte] 1/9 deel van dit bedrag zal toerekenen en aan de overige betrokken telkens 2/9 deel van voormeld bedrag.
Dit betekent dat aan [verdachte] wordt toegerekend een bedrag van (1/9 x € 1.106.299-=)
€ 122.922,-(afgerond) en aan de overige betrokkenen telkens een bedrag van (2/9 x € 1.106,299=) € 245.844,- (afgerond).
Het hof betrekt bij deze toerekening eveneens de procesopstelling van betrokkene dat zij op geen enkel moment heeft verklaard omtrent de rol die zij bij het versnijdingslaboratorium heeft vervuld en het financiële voordeel dat haar daarbij is toegekomen. Haar verklaring niets te hebben verdiend komt het hof hoogst onaannemelijk voor.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de fase van het hoger beroep is overschreden. Het hof stelt de aanvang op 5 augustus 2021 zijnde het moment dat door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld. De einddatum van deze termijn stelt het hof op de datum van dit arrest zijnde 23 november 2023. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren met ruim drie maanden is overschreden. Het hof volstaat met de enkele constatering van deze overschrijding maar verbindt daaraan geen verdere consequenties gelet op de geringe mate van overschrijding van de termijn mede gelet op de omvang en complexiteit van deze zaak.
Gijzeling
Het hof zal tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 122.922,00 (honderdtweeëntwintigduizend negenhonderdtweeëntwintig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 122.922,00 (honderdtweeëntwintigduizend negenhonderdtweeëntwintig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. J. Nederlof en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 23 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.