Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de man en de vrouw gezamenlijk toekomt;
- een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige] vastgesteld, zoals in die beschikking is weergegeven;
- de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 4 januari 2021 tot 1 november 2021 vastgesteld op € 267,26 per maand en met ingang van 1 november 2021 vastgesteld op € 150,24 per maand.
- met het verzoek om te bepalen dat de man geen financiële bijdrage per maand dient te leveren, althans een bijdrage van € 25,- per maand, dan wel een lager bedrag dan door de vrouw is verzocht in goede justitie vast te stellen op basis van zijn draagkracht;
- met ingang van de datum van de beschikking van het hof;
- alsmede indien op de dag dat de uitspraak ten uitvoer kan worden gelegd reeds meer dan een termijn verschenen is, om daarvoor een betaling in termijnen toe te staan,
- de ingangsdatum;
- de behoefte;
- de draagkracht.
5.De motivering van de beslissing
welzijn aan te merken als de in het Tremarapport bedoelde ‘hoge oppaskosten’. De stelling van de man dat de hoge kinderopvangkosten voor [minderjarige] kunnen worden gecompenseerd door lagere uitgaven op andere posten (zoals de woonlasten van de vrouw), gaat niet op. Het hof merkt daarbij op dat, voor zover de man met betrekking tot dit punt naar het Tremarapport heeft verwezen, de in het Tremarapport genoemde lagere uitgaven aan andere posten zien op posten in het kader van de behoeftevaststelling van een kind zoals bijvoorbeeld de posten ontspanning en kleding.
- nihil in de periode van 4 januari 2021 tot 1 juni 2022;
- € 58,- per maand met ingang van 1 juni 2022.
6.De slotsom
7.De beslissing
- nihil in de periode van 4 januari 2021 tot 1 juni 2022;
- € 58,- per maand met ingang van 1 juni 2022;