ECLI:NL:GHSHE:2023:3948

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
20-000381-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door middel van braak en/of verbreking in woning van 91-jarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de woning van een 91-jarige man had verschaft door middel van braak en/of verbreking. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar ook voor een alternatieve straf, zoals een taakstraf. Het hof heeft de bewijsvoering van de verdachte beoordeeld, inclusief camerabeelden van de poging tot inbraak, en oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij enkel wilde bellen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 mei 2022 te Best heeft geprobeerd in te breken in de woning van de benadeelde, waarbij hij met zijn schouder tegen de deur beukte en met een voorwerp probeerde de deur te openen. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen en oordeelde dat de ernst van het feit en het onveiligheidsgevoel dat het bij de benadeelde heeft veroorzaakt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000381-23
Uitspraak : 15 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 8 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-326309-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Grave te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en verbreking’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat wordt verzocht bij bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf al dan niet gecombineerd met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit de woning, gelegen aan het Achterom, enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking:
- met zijn schouder geprobeerd heeft de voordeur te forceren en/of
- met een voorwerp geprobeerd heeft via de brievenbus de deur te openen en/of
- de hor bij het raam naast de voordeur verwijderd heeft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 mei 2022 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit de woning, gelegen aan het Achterom, enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking:
- met zijn schouder geprobeerd heeft de voordeur te forceren en
- met een voorwerp geprobeerd heeft via de brievenbus de deur te openen en
- de hor bij het raam naast de voordeur verwijderd heeft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022, dossierpagina’s 3 en 4, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens [benadeelde] :

Ik doe hierbij aangifte van poging inbraak in de woning van mijn opa (het hof begrijpt: [benadeelde] ). Mijn opa woont aan [adres 2] .
Op zondag 8 mei 2022 in de ochtend belde opa naar mijn moeder. Opa had verteld dat hij onrustig had geslapen vanwege rumoer. Hij was van "iets" wakker geworden.
Ik ben de filmpjes van de Ring Doorbell gaan kijken.
Toen ik de filmpjes bekeek zag ik duidelijk [verdachte] staan. Ik herkende hem meteen. Ik zag dat op 8 mei 2022, omstreeks 01.19 uur, [verdachte] kwam aanlopen en dat hij probeerde via een sleutel de deur van de woning van mijn opa te openen. Dit lukte natuurlijk niet omdat ik de sloten had vervangen. Omdat de sleutel niet werkt zie je dat [verdachte] een gigantische beuk met zijn linkerschouder tegen het raam geeft. Vervolgens zie je dat [verdachte] met iets in zijn handen, een soort haak, probeert om via de brievenbus de deur te openen. Dit lukt gelukkig niet.
Ik stuur u hierbij 3 linkjes door van de Ring Doorbell. Op deze filmpjes is duidelijk te zien dat het hier om [verdachte] gaat die bij mijn opa probeert in te breken op het adres [adres 2] .
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2022, dossierpagina’s 6 en 7, voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 1] :

Naar aanleiding van de aangifte poging inbraak woning gedaan op 10 mei 2022 heeft aangever 3 Ring Doorbell filmpjes naar mijn diensttelefoon gestuurd. De Ring Doorbell behoort bij de woning [adres 2] . Op deze filmpjes is het volgende te zien:
FILMPJE 1
Op zondag 8 mei 2022 omstreeks 01.19 uur komt er een man aanlopen die in eerste instantie een gedeelte van zijn jas voor zijn gezicht houdt. Deze man probeert de voordeur van de woning te de openen, dit lukt niet. Hierna beukt hij hard met zijn linkerschouder tegen de deur aan. Vervolgens pakt hij iets voor, vermoedelijk, het raam weg. Het lijkt op een hor. Deze zet hij op de grond. De man blijft nog even staan en loopt vervolgens weg.
FILMPJE 2
Omstreeks 01.20 uur zie je de man terugkomen, hij rommelt aan de deur. Vervolgens draait de man zich om en maakt aanstalten om het pad langs de trapopgang in te lopen. Hij loopt de galerij af uit beeld. Vervolgens komt de man terug en zie je dat hij iets in zijn hand heeft waar hij een uitslaande maakt. Het blijken handschoenen te zijn. Ook heeft hij een langwerpig voorwerp in zijn hand (lijkt op een kleerhanger) waarmee hij naar de deur reikt. Je ziet dat hij handelingen bij de deur verricht.
FILMPJE 3, RECHTSTREEKS VERVOLG VAN FILMPJE 2
Omstreeks 01.21 uur zie je de man handelingen verrichten aan de voordeur, hij probeert op een of andere manier de voordeur te openen. Hierbij kijkt hij een aantal keer recht in de camera. Hierbij is zijn gezicht goed te zien.
De man kan als volgt worden omschreven:
- tenger postuur;
- tussen de 30 en 40 jaar oud;
- smal gezicht;
- keurig kort kapsel;
- eendagsbaardje;
- ritsje in de jas, linkermouw bovenarm.
Ik heb de filmpjes getoond aan collega [verbalisant 2] . Zij herkende de persoon op de Ring Doorbell filmpjes als [verdachte] ,

3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 november 2022, dossierpagina’s 21 t/m 24, voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:

O: Er is aangifte gedaan van een poging woningsinbraak. Volgens de aangever was u in de nacht van 8 mei 2022 op [adres 2] .
V: Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ja, dat ben ik geweest, dat staat ook op de beelden.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van een poging tot diefstal. De verdachte heeft een alternatief scenario aangedragen, kort gezegd inhoudende dat hij weliswaar heeft getracht binnen te komen bij de woning aan het adres [adres 2] , maar dat dit was om te bellen. Verdachte had namelijk eerder in een café een ruzie met Poolse mannen gekregen, waarna hij het café was uitgelopen. Verdachte was op weg naar huis, toen de politie kwam aangereden. Uit angst voor de politie sprong de verdachte snel in de struiken. Toen hij weer uit de struiken was geklommen en op weg naar huis was, kwam de verdachte erachter dat hij zijn telefoon was verloren. Hij wilde het huis van de opa van zijn vriendin (zijnde het adres [adres 2] ), dat hij onderweg tegenkwam, betreden om te bellen naar zijn zusje zodat zij samen op zoek konden gaan naar zijn telefoon, aldus de verdachte.
Het hof acht het door de verdachte opgeworpen alternatieve scenario niet geloofwaardig en overweegt hierover als volgt.
In de eerste plaats overweegt het hof dat de verdachte pas ter terechtzitting in hoger beroep met deze verklaring is gekomen, terwijl hij eerder, op 2 november 2022, bij de politie ondanks ampele gelegenheid daartoe met geen woord heeft gerept over een intentie om in de woning van de opa te bellen. In plaats daarvan heeft de verdachte tijdens zijn politieverhoor op nadere vragen verklaard dat hij niet weet “wat er is gebeurd” en “waarom hij de deur wilde openen”. Dat de verdachte zich toen niet en nu ineens wel weet te herinneren dat zijn intentie enkel was gericht op het bellen in de woning en niet op het wegnemen van goederen, acht het hof niet geloofwaardig.
Her procesdossier biedt bovendien geen enkel aanknopingspunt voor het door de verdachte geschetste alternatieve scenario. Daarbij overweegt het hof dat het alternatieve scenario op geen enkele wijze nader is onderbouwd. De verdachte heeft ook geen aanknopingspunten aangedragen die het alternatieve scenario zouden kunnen bevestigen. De verklaring van de verdachte strookt naar het oordeel van het hof ook niet met hetgeen op de camerabeelden is te zien. Verbalisant [verbalisant 1] , die de camerabeelden heeft uitgekeken, heeft gerelateerd dat zij zag dat de persoon op de camerabeelden (zijnde de verdachte) hard met zijn schouder tegen de deur van de woning aan beukte, een hor van een raam heeft verwijderd, aan de deur heeft gerommeld en met handschoenen en een langwerpig voorwerp (iets dat volgens de verbalisant op een kleerhanger leek) naar de deur heeft gereikt en handelingen bij de deur heeft verricht. Naar het oordeel van het hof is het niet geloofwaardig dat verdachte deze handelingen heeft verricht, puur en alleen om ervoor te zorgen dat hij kon bellen met zijn zusje om samen zijn verloren telefoon te gaan zoeken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er tal van andere manieren denkbaar waren om zijn zusje te bereiken of zijn telefoon terug te zoeken.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Het hiervoor vermelde gedrag van de verdachte is naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm onmiskenbaar te beschouwen als een poging tot diefstal door middel van braak en/of verbreking van goederen toebehorende aan [benadeelde] .
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door middel van braak en/of verbreking de woning [adres 2] wilde binnengegaan met de intentie en het oogmerk om zich daar goederen wederrechtelijk toe te eigenen en verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft in het holst van de nacht geprobeerd om de woning van [benadeelde] te betreden, zodat hij goederen van die [benadeelde] kon meenemen. Dit soort delicten veroorzaakt vaak niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en in het bijzonder voor gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zich daar kennelijk niets van aangetrokken. Daar komt bij dat de verdachte heeft getracht in te breken bij een destijds 91 jaar oud slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte bijzonder aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld en waarbij aan hem eerder al dan niet gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. Het hof rekent het de verdachte aan dat deze eerdere veroordelingen de verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het strafblad van de verdachte en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het opleggen van een taakstraf of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals bepleit door de verdediging, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde en is derhalve niet passend. Alles afwegende acht het hof, met de politierechter en de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte, griffier,
en op 15 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam Kempen, dossiernummer PL2100-2022093765, afgesloten d.d. 2 november 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.