ECLI:NL:GHSHE:2023:3945

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
20-001518-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit 2, maar was wel veroordeeld voor feit 1, gekwalificeerd als mishandeling. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 42 dagen opgelegd, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 2. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de ontvankelijkheid, maar heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep tegen de vrijspraak van feit 2, omdat er volgens de wet geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

Het hof heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van de slachtoffers, waaronder de dochter van de verdachte, zorgvuldig gewogen. De verklaringen werden als consistent en geloofwaardig beschouwd, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen niet betrouwbaar waren. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het onder feit 1 tenlastegelegde en heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001518-23
Uitspraak : 22 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-098033-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (voormalig [geboorteplaats 1] ) op [geboortedag 1] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde. De politierechter heeft het onder feit 1 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mishandeling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor [adres 2] . De gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht zijn bij vonnis dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 en het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de ontvankelijkheid ter zake van het ingestelde hoger beroep tegen de vrijspraak van feit 2. Ter zake van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de opgelegde straf heeft de raadsman zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van het hof en aangevoerd dat hij zich kan verenigen met de door de politierechter aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden voorwaarden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen onder feit 2 aan hem ten laste is gelegd, kort gezegd de mishandeling van zijn kind [slachtoffer 2] .
Tegen het vonnis is bij akte van 31 mei 2023 namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 2.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het betreden vonnis en met de gronden waarop het berust, met dien verstande dat het hof – mede naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep – aanleiding ziet om de bewijsmiddelen uit te werken en de bewijsoverwegingen geheel te vervangen op na te melden wijze.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2321-2023054617, gesloten d.d. 13 april 2023, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-51.

1..Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2023, dossierpagina’s 8-9, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Op dinsdag 11 april 2023 om 02.58 uur kregen wij een melding om te gaan naar het politiebureau, gelegen aan [adres 3] . Daar stond een vrouw met haar dochter bij de intercom van het politiebureau.
Op dinsdag 11 april 2023 om 03.01 uur kwamen wij ter plaatse op het politiebureau gelegen aan [adres 3] . Wij zagen een vrouw met een kind, die zich later identificeerden als: [slachtoffer 1] [geboortedag 2] 1987 in [geboorteplaats 2] , Joegoslavië, en [slachtoffer 2] [geboortedag 3] 2013 in [geboorteplaats 3] , bij de ingang van het politiebureau staan. Wij brachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen het politiebureau en hoorden hun verklaren:
- Wij bevonden ons in onze woning welke gelegen is op [adres 2]
. Wij lagen in ons bed.
- [slachtoffer 1] zag dat [verdachte] binnen kwam en dat hij onder invloed was van alcohol en drugs.
- Wij hoorden dat [verdachte] riep: "vieze hoer, moet ik weer op de bank slapen".
- Wij hoorden heel veel lawaai, hierop stonden wij op en liepen naar de woonkamer.
- Wij hoorden [verdachte] zeggen: "zo koffieapparaat kapot".
- [slachtoffer 1] kreeg hierop 3 à 4 vuistslagen op het hoofd.
- [slachtoffer 2] kwam ertussen.
- Wij zijn beiden de slaapkamer in gevlucht.
- [verdachte] kwam ons achterna en bleef ons uitschelden.
- [verdachte] zou [slachtoffer 1] met de vuist op het hoofd hebben geslagen. Vervolgens in de buik hebben getrapt. En nog een keer op haar rechterkant van haar ribben geslagen.
- [verdachte] pakte de stofzuiger en begon de rotzooi op te ruimen.
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zagen op dat moment de kans om samen te vluchten.
- Wij zijn via de brandgangetje en binnendoor paadjes naar het politiebureau gelopen.
- Ik durf geen aangifte te doen, omdat ik ben bang voor represailles.
- [verdachte] heeft beide autosleutels van mijn Audi afgepakt.
Opmerking verbalisanten: Slachtoffers zijn beiden zichtbaar aangeslagen en emotioneel.

2..Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2023, dossierpagina’s 11-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Op dinsdag 11 april 2023 hebben wij het slachtoffer nogmaals gehoord in verband met de mishandeling welke in de nacht van maandag 10 april op dinsdag 11 april 2023 had plaatsgevonden.
[slachtoffer 1] verklaarde dat toen [verdachte] thuis kwam, dit gepaard ging met veel geschreeuw. Op enig moment had zij iets kapot horen vallen in de keuken waarna zij naar de keuken/woonkamer liep. Hier zag zij het koffieapparaat kapot liggen, waarna een fysiek conflict plaatsvond. Op enig moment heeft [verdachte] tevens beide autosleutels gepakt van haar Audi A1 wit van kleur met het kenteken: [kenteken] . Hierdoor heeft [slachtoffer 1] zelf geen autosleutel meer. Tijdens de mishandeling van [slachtoffer 1] probeerde [slachtoffer 2] tussen beide te komen.
Op enig moment toen [verdachte] zijn eigen rotzooi in de woning ging opruimen en stofzuigen, hadden zij de kans gezien om beiden snel weg te rennen. [slachtoffer 1] heeft door die snelle beslissing niet de kans gekregen om schoenen te kunnen pakken voor zichzelf. [slachtoffer 1] gaf aan te zijn weggerend via allerlei steegjes en een tijdje in een gats (het hof begrijpt: Limburgs voor ‘steeg/steegje’) achter prullenbakken zich te hebben verstopt omdat ze bang waren dat [verdachte] achter hen aan was gekomen. Hierdoor had ze ook geen telefoon bij zich om de politie te bellen. Uiteindelijk zei mijn dochter dat we naar de politie moesten gaan.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2023, dossierpagina 15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 11 april 2023 heb ik een gesprek gevoerd met [slachtoffer 1] en haar dochter. Ik heb met de dochter gesproken over hetgeen afgelopen nacht is gebeurd en hoe het nu met haar gaat.
Afgelopen nacht was ze geschrokken, omdat er veel herrie in de keuken was. Ze is uit bed opgestaan en ze zag het koffieapparaat op de grond liggen, ook zag ze haar vader in de keuken.
Ze vertelde dat ze zag dat haar vader haar moeder aan het slaan was en ze sprong er toen tussen om haar moeder te helpen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat aan de belastende verklaring van [slachtoffer 2] , de destijds achtjarige dochter van de verdachte en [slachtoffer 1] , geen waarde kan worden gehecht, nu zij niet in een verhoorsituatie is gehoord en het zeer onwaarschijnlijk is dat een kind van die leeftijd de verdachte met een koekenpan op het hoofd zou hebben geslagen. De rode verkleuring op het hoofd van [slachtoffer 1] bij de haargrens past voorts niet bij de gestelde toedracht tot de vermeende mishandeling, aldus de raadsman. Ten slotte heeft buurtonderzoek en navraag door de politie op de school van [slachtoffer 2] evenmin steunbewijs voor het tenlastegelegde opgeleverd. Bovendien heeft de politie de volgende ochtend in de woning geen sporen van vernieling aangetroffen. Om voormelde redenen schiet het bewijs volgens de verdediging tekort om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde te kunnen komen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat het slachtoffer [slachtoffer 1] tot tweemaal toe gedetailleerd en consistent heeft verklaard over hetgeen op 11 april 2023 in de woning aan [adres 2] is voorgevallen. Ze is die nacht zelfs zonder schoenen naar het politiebureau gevlucht, hetgeen de geloofwaardigheid van haar verklaring ondersteunt. De verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van hun dochter [slachtoffer 2] . Er is geen enkele aanwijzing dat de dochter tegenover verbalisant [verbalisant 4] niet naar waarheid heeft verklaard, mede gelet op het opvallende detail in haar verklaring dat zij verklaart haar vader met een pan op het hoofd te hebben geslagen om het slaan van haar moeder te doen stoppen, hetgeen geenszins onvoorstelbaar is voor een dapper meisje van die leeftijd, en de emotionele ontreddering waarin de politie de dochter samen met haar moeder die nacht voor het politiebureau heeft aangetroffen. Dat de verbalisanten de volgende ochtend in de woning van het slachtoffer geen sporen van vernieling hebben geconstateerd, is daarmee niet conflicterend. Integendeel, dit past in de lezing van het slachtoffer en haar dochter dat de verdachte na de mishandeling het huis aan het opruimen was, waardoor zij kans zagen te vluchten.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraakbeslissing van de politierechter ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 22 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.