In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De ouders, de moeder en de vader, zijn het niet eens met de beslissing om hun kind, geboren op [geboortedatum] 2023, bij de oma te plaatsen. De ouders hebben verzocht om de beschikking te vernietigen en te bepalen dat [minderjarige] in een neutraal pleeggezin dient te worden geplaatst. De ouders hebben aangegeven dat zij zich niet verzetten tegen de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, maar enkel tegen de specifieke plaatsing bij oma.
De mondelinge behandeling vond plaats op 31 oktober 2023, waarbij de ouders, de Raad voor de Kinderbescherming (de raad), de gecertificeerde instelling (de GI) en de advocaat van oma aanwezig waren. De ouders hebben hun zorgen geuit over de veiligheid van [minderjarige] bij oma, verwijzend naar een slechte verstandhouding en eerdere ervaringen van de moeder met oma. De raad heeft echter aangegeven dat er signalen zijn van veilige hechting tussen [minderjarige] en oma, en dat de GI voldoende ondersteuning biedt.
Het hof heeft de situatie van [minderjarige] en de rol van oma zorgvuldig gewogen. Ondanks de zorgen over de belastbaarheid van oma, heeft het hof geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om bij oma te blijven wonen, gezien de hechting die is opgebouwd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de ouders de ruimte krijgen om hun situatie te verbeteren en het contact met [minderjarige] te herstellen.