ECLI:NL:GHSHE:2023:3913

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
200.332.136_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige door de ouders

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De ouders, de moeder en de vader, zijn het niet eens met de beslissing om hun kind, geboren op [geboortedatum] 2023, bij de oma te plaatsen. De ouders hebben verzocht om de beschikking te vernietigen en te bepalen dat [minderjarige] in een neutraal pleeggezin dient te worden geplaatst. De ouders hebben aangegeven dat zij zich niet verzetten tegen de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, maar enkel tegen de specifieke plaatsing bij oma.

De mondelinge behandeling vond plaats op 31 oktober 2023, waarbij de ouders, de Raad voor de Kinderbescherming (de raad), de gecertificeerde instelling (de GI) en de advocaat van oma aanwezig waren. De ouders hebben hun zorgen geuit over de veiligheid van [minderjarige] bij oma, verwijzend naar een slechte verstandhouding en eerdere ervaringen van de moeder met oma. De raad heeft echter aangegeven dat er signalen zijn van veilige hechting tussen [minderjarige] en oma, en dat de GI voldoende ondersteuning biedt.

Het hof heeft de situatie van [minderjarige] en de rol van oma zorgvuldig gewogen. Ondanks de zorgen over de belastbaarheid van oma, heeft het hof geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om bij oma te blijven wonen, gezien de hechting die is opgebouwd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de ouders de ruimte krijgen om hun situatie te verbeteren en het contact met [minderjarige] te herstellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 23 november 2023
Zaaknummer : 200.332.136/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/319717 / JE RK 23-1226
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
en
[de vader],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder en de vader, respectievelijk de ouders,
advocaat: mr. Y.K. Kunze,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[oma],
in haar hoedanigheid van pleegmoeder van de minderjarige [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: oma,
advocaat: mr. B.H.S Brinkman.
de stichting
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 september 2023, hebben de ouders verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek terzake de plaatsing van [minderjarige] bij oma te vernietigen en te bepalen dat [minderjarige] in een neutraal pleeggezin dient te worden geplaatst.
De ouders hebben desgevraagd op na te noemen mondelinge behandeling verklaard dat zij zich niet verzetten tegen de ondertoezichtstelling en op zich ook niet tegen de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Het beroepschrift richt zich enkel tegen de plaats waar [minderjarige] verblijft.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2023, heeft de raad verzocht de beschikking waarvan beroep in stand te laten en te concluderen tot afwijzing van het beroepschrift van de ouders.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. Kunze;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- namens oma, mr. Brinkman.
2.3.1.
Als toehoorder heeft de stiefvader van de vader, de heer [de stiefvader van de vader] , de mondelinge behandeling bijgewoond. Deze bijzondere toegang is verleend met instemming van betrokkenen.
2.3.2.
Oma is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 juli 2023;
  • de brief van de advocaat van oma d.d. 2 oktober 2023;
  • de brief van de advocaat van de ouders met productie d.d. 9 oktober 2023;
  • de brief van de advocaat van de ouders van 24 oktober 2023, met als bijlage het rapport van de raad van 4 juli 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] geboren: [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ). De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont feitelijk sinds 6 februari 2023 bij oma.
3.2.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI van 19 juli 2023 tot 19 juli 2024. Daarnaast is een machtiging verleend om [minderjarige] met ingang van 19 juli 2023 tot uiterlijk 19 januari 2024 uit huis te plaatsen in het netwerkpleeggezin van oma.
3.3.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De ouders voeren, samengevat, aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [minderjarige] niet in een neutraal pleeggezin dient te worden geplaatst, het wonen bij oma de juiste keuze is en daarom de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden heeft verleend.
Ten tijde van de geboorte van [minderjarige] zagen de ouders geen andere optie dan [minderjarige] naar oma te brengen omdat zij zichzelf niet in staat achtten om voor hem te zorgen. De moeder zag in dat het niet goed met haar ging en dacht dat zij snel hulp zou krijgen voor haar mentale / psychische problemen. Het was dan ook de verwachting van de ouders dat [minderjarige] weer snel bij hen zou komen wonen. Het was niet de bedoeling om [minderjarige] voor een langere periode bij oma te plaatsen. Er was sprake van een noodsituatie.
De verstandhouding met oma was ook toen al slecht en is inmiddels nog meer verslechterd. Dat heeft ook te maken met ervaringen van de moeder met oma uit het verleden; volgens de moeder heeft oma haar mentaal en fysiek mishandeld en zijn er veel conflicten.
Mede daarom maken de ouders zich zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij oma. Oma is daarnaast niet alle consultatiebureau afspraken nagekomen. [minderjarige] heeft daardoor niet alle vaccinaties gehad. De ouders vermoeden dat ook de gezondheid van oma haar belemmert om goed voor [minderjarige] te kunnen zorgen. Verder vindt er volgens de ouders door toedoen van oma geen hechting plaats tussen de ouders en [minderjarige] . Het is beter om [minderjarige] in een neutraal pleeggezin te plaatsen om zo de hechting tussen [minderjarige] en de ouders vorm te geven en het contact verder te herstellen. Vanuit die situatie kan objectief worden gekeken naar het toekomstperspectief van [minderjarige] .
3.5.
De raad voert, samengevat, aan dat de raad het onderzoek meer heeft toegespitst op de rol van oma en de mogelijkheden die zij heeft om langere tijd voor [minderjarige] te blijven zorgen. Dit nu de ouders gedurende het raadsonderzoek hebben aangegeven niet voor [minderjarige] te willen zorgen. De moeder wilde zelfs afstand doen van [minderjarige] .
De raad heeft signalen van veilige hechting gezien tussen oma en [minderjarige] . Dat er een slechte verstandhouding is tussen de ouders en oma is meegewogen maar is voor de raad niet doorslaggevend. De regie ten aanzien van het contact tussen de ouders en [minderjarige] is bij de GI belegd. Er moet nog worden bepaald waar [minderjarige] kan opgroeien; bij de ouders, bij oma of elders. De netwerkscreening is in dit verband ook van belang. Gelet hierop is slechts een uithuisplaatsing van zes maanden verzocht. De raad wil daarmee de ouders ook de ruimte bieden om niet alleen vanuit emotie keuzes te maken maar een weloverwogen besluit te kunnen nemen ten aanzien van wat zij zouden willen betekenen in de opvoeding van [minderjarige] .
Tijdens het onderzoek is gesproken over een plaatsing in een neutraal gezin binnen het netwerk. De ouders lieten toen weten dat er niemand anders beschikbaar was in hun netwerk. Oma verzorgt [minderjarige] met veel liefde en zorg. Ook is duidelijk dat dit soms zwaar voor haar is. De woonplek en haar fysieke gezondheid blijven zorgen oproepen. Duidelijk is echter wel dat [minderjarige] goed is gehecht aan oma. De raad wil de netwerkscreening afwachten. De betrokkenheid van de huisarts van oma biedt waarborgen en ook [instantie 1] , die twee keer per week opvoedondersteuning verleent, heeft zicht op de situatie.
3.6.
De GI voert, samengevat, aan dat de samenwerking met de ouders in het begin moeizaam is verlopen maar dat zij de zorgen van de ouders horen. Direct nadat de GI betrokken is geraakt, heeft de GI een verzoek gedaan voor een netwerkscreening van oma. Hiervoor geldt echter een lange wachtlijst. Op dit moment komt er twee keer per week opvoedondersteuning ( [instantie 1] ) bij oma. Ook is de huisarts van oma nauw betrokken; er zijn zorgen over de draagkracht van oma. Verder heeft de GI een sociaal medische indicatie (SMI) gevraagd zodat [minderjarige] (minimaal) twee dagen in de week naar een kinderopvang kan gaan, dit ter ontlasting van oma. De GI concludeert dat er voor nu voldoende hulp thuis is en zodra de kinderopvang geregeld is, oma voldoende wordt ontlast. Vanuit de kinderopvang zal er ook meer zicht komen op hoe het met [minderjarige] gaat. Op dit moment wordt in de basisbehoeftes van [minderjarige] voorzien.
3.7.
Namens oma is tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat het voor [minderjarige] van belang is om een ongestoorde en veilige hechting te doorlopen. [minderjarige] is een vrolijke jongen die zich goed ontwikkelt. Oma zorgt voor hem en krijgt daarbij hulp vanuit [instantie 2] , [instantie 1] en bewindvoering. Het heeft een echter wel een tijd geduurd, mede als gevolg van tegenwerking vanuit de ouders, voordat onder meer een aantal financiële zaken kon worden geregeld. De pleegzorgvergoeding is nu geregeld maar de ouders maken de kinderbijslag en het kindgebonden budget niet over naar oma. Oma heeft een actieve hulpvraag. Dit is door de GI opgepakt door kinderopvang te regelen. Voor nu is de plek bij oma voor [minderjarige] de enige juiste en veilige plek. Dat oma bij het consultatiebureau afspraken heeft gemist komt omdat zij niet beschikte over vervoer om naar [woonplaats ouders] te reizen. De locatie van het consultatiebureau is inmiddels gewijzigd naar de woonplaats [woonplaats oma] van oma.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof stelt voorop dat de ouders hebben verklaard dat zij op dit moment (nog) niet de zorg voor [minderjarige] op zich kunnen nemen. De moeder wil graag eerst een (GGZ) behandeling ondergaan om te herstellen van haar (postnatale) depressie en de vader ondersteunt haar daarin. De noodzaak voor de machtiging uithuisplaatsing is niet in geschil.
De rechtbank heeft de verblijfplaats waarvoor de machtiging uithuisplaatsing bedoeld is, beperkt tot het specifieke pleeggezin van oma. De ouders zijn het met die verblijfplaats niet eens. Kort gezegd willen de ouders dat [minderjarige] in een neutraal pleeggezin wordt geplaatst en niet langer bij oma blijft wonen.
3.8.2.
Evenals tijdens de behandeling in eerste aanleg worden er door het hof zorgen gezien ten aanzien van de belastbaarheid van oma en haar woonsituatie. Oma bewoont een eenkamerappartement op een zolderetage die slechts bereikbaar is door veel trappen te lopen. Ook ten aanzien van de gezondheid van oma bestaan zorgen. Zij heeft op 6 mei 2023 een lichte beroerte gehad. Zij stond verder op de wachtlijst voor een maagverkleining, die door de zorg voor [minderjarige] is uitgesteld. Oma heeft in het verleden depressieve klachten gehad. Voorts is naar voren gekomen dat een dochter van oma uit huis is geplaatst. Ook heeft oma zelf aangegeven de zorg voor [minderjarige] af en toe als zwaar te ervaren.
Daar staat tegenover dat [minderjarige] vanaf het moment dat hij zes dagen oud is door de ouders bij oma is gebracht en sinds die dag daar verblijft. Oma is een stabiele en betrouwbare factor in zijn leven. Hij ontwikkelt zich goed en uit de verslagen van de betreffende hulpverleners volgt dat [minderjarige] goed aan oma is gehecht. Het doorbreken van deze hechting kan schadelijk zijn voor [minderjarige] en ertoe leiden dat hij zich in de toekomst niet goed zal ontwikkelen.
Van belang is ook dat oma open en eerlijk aangeeft dat de zorg voor [minderjarige] haar soms zwaar valt. Door de betrokkenheid van de hulpverlening (onder andere [instantie 2] , [instantie 1] en de huisarts) bestaat er zicht op de situatie van [minderjarige] bij oma. Ook via de kinderopvang, die binnenkort zal starten, zal informatie kunnen worden verkregen.
Het hof is bekend met de wachtlijsproblematiek, maar benadrukt dat in dit geval, mede gelet op de zeer jonge leeftijd van [minderjarige] , een goede en spoedige netwerkscreening van groot belang is en zo snel mogelijk dient plaats te vinden. Daarnaast dient de kinderopvang van twee dagen per week voor [minderjarige] snel te worden geregeld. Oma heeft geen dienstbetrekking en is daardoor wellicht niet gebonden aan bepaalde dagen voor opvang.
Hoewel de slechte verstandhouding tussen oma en de ouders niet in het belang van [minderjarige] is, acht het hof alles afwegende voortzetting van het verblijf van [minderjarige] bij oma op dit moment het meest in zijn belang. Bij plaatsing in een neutraal pleeggezin valt niet te overzien hoe lang [minderjarige] daar zou kunnen verblijven, of er wellicht nog meer overplaatsingen zouden volgen en wat dit voor zijn veilige hechting zou betekenen.
Met de raad is het hof van oordeel dat er zorgvuldig gekeken dient te worden naar hoe de toekomst van [minderjarige] eruit gaat zien, waarbij er rekening dient te worden gehouden met zijn reeds opgebouwde hechting met oma, maar ook met het reeds gestarte contactherstel tussen de ouders en [minderjarige] . Oma dient, onder regie van de GI, de ouders toe te laten in het leven van [minderjarige] .
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het hof voorgelegd, dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 juli 2023, voor zover het betreft de machtiging tot uithuisplaatsing;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 23 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.