In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder, wonende in Duitsland, verzoekt om wijziging van de zorg- en opvoedingsregeling voor haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijven, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen. De moeder is van mening dat de vader de volledige verantwoordelijkheid voor het halen en brengen van de kinderen moet dragen, gezien haar rijangst en de angst voor intimidatie door de vader. De vader daarentegen betwist de rijangst van de moeder en stelt dat het niet redelijk is om van hem te verwachten dat hij de volledige vervoersregeling op zich neemt, vooral gezien de afstand tussen zijn woonplaats en die van de moeder in Duitsland.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd om de bestaande regeling in stand te houden, maar heeft ook een aanpassing van het overdrachtsmoment voorgesteld. Uiteindelijk hebben de ouders tijdens de behandeling overeenstemming bereikt over een wijziging van het tijdstip van ophalen op vrijdag. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de regeling voor de zorg- en opvoedingstaken is vastgesteld. De kinderen zullen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag 14.00/14.30 uur tot zondag 18.00 uur, en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen. De vader haalt de kinderen op bij de school in Duitsland, en de moeder haalt de kinderen op bij de woning van de ouders van de vader, waarbij de vader niet aanwezig zal zijn.