ECLI:NL:GHSHE:2023:3910

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
200.323.667_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en wijziging van zorg- en opvoedingsregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder, wonende in Duitsland, verzoekt om wijziging van de zorg- en opvoedingsregeling voor haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijven, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen. De moeder is van mening dat de vader de volledige verantwoordelijkheid voor het halen en brengen van de kinderen moet dragen, gezien haar rijangst en de angst voor intimidatie door de vader. De vader daarentegen betwist de rijangst van de moeder en stelt dat het niet redelijk is om van hem te verwachten dat hij de volledige vervoersregeling op zich neemt, vooral gezien de afstand tussen zijn woonplaats en die van de moeder in Duitsland.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd om de bestaande regeling in stand te houden, maar heeft ook een aanpassing van het overdrachtsmoment voorgesteld. Uiteindelijk hebben de ouders tijdens de behandeling overeenstemming bereikt over een wijziging van het tijdstip van ophalen op vrijdag. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de regeling voor de zorg- en opvoedingstaken is vastgesteld. De kinderen zullen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag 14.00/14.30 uur tot zondag 18.00 uur, en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen. De vader haalt de kinderen op bij de school in Duitsland, en de moeder haalt de kinderen op bij de woning van de ouders van de vader, waarbij de vader niet aanwezig zal zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 23 november 2023
Zaaknummer : 200.323.667/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/375185 FA RK 21-4483
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Taskent-Demir.
Tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] .
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 maart 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en ten aanzien van de zorg- haal en brengregeling te wijzigen als volgt:
- te bepalen dat de zorgregeling voortaan zal inhouden dat de vader de kinderen eenmaal per
14 dagen op vrijdag vanuit school in Duitsland zal ophalen en op zondag terug naar de moeder in [woonplaats moeder] zal brengen waarbij de vervoersregeling geheel voor rekening van de vader zal komen, eventueel met compensatie van de vader in de reiskosten door de kinderalimentatie op nihil te stellen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 september 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans haar dat te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen alsmede de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Taskent-Demir en P. Bosscha, tolk in de Turkse taal met het tolkennummer 170;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van den Dungen;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de kinderen hebben hun verblijfsplaats in Duitsland. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.2.
Partijen zijn op 24 februari 2012 in [plaats] met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 3 januari 2023 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.1.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt bepaald:
de kinderen verblijven bij de man:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, zulks in onderling overleg te bepalen;
- waarbij de man de kinderen op vrijdag ophaalt uit school in Duitsland en de vrouw de kinderen ophaalt bij de woning van de ouders van de man, waarbij de man niet aanwezig zal zijn.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. Ten onrechte heeft de rechtbank bepaald dat het halen en brengen van de kinderen tussen partijen verdeeld dient te worden. De moeder beseft dat de verantwoordelijkheid bij beide ouders ligt, maar gelet op de belangen van de kinderen acht de moeder het beter wanneer de vader de kinderen haalt en terugbrengt. Sinds mei 2021 tot 1 december 2022 heeft de vader altijd zorggedragen voor het halen en brengen van de kinderen tijdens de omgangsweekenden. Dat ging goed. De moeder heeft veel angst voor de vader en een PTSS ontwikkeld. De vader blijft de moeder intimideren en zij voelt zich niet veilig. De vader houdt zich niet aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de vervoersregeling; zo is hij in strijd met de afspraken aanwezig bij de woning van oma (vz) bij de overdracht van de kinderen. Wanneer de regeling wordt gewijzigd naar een verdeling bij helfte vreest de moeder dat de vader haar iets zal aandoen en intimiderend gedrag zal vertonen in het bijzijn van de kinderen. De moeder heeft daarnaast rijangst en rijdt niet via de snelwegen, waardoor een enkele reis met de auto ruim 2,5 uur tot 3 uur duurt. De kinderen ervaren de autoritten als zeer vervelend. De kinderen moeten vaak huilen en regelmatig braken. [minderjarige 2] heeft last van wagenziekte. Ook zijn zij op de zondagen pas erg laat thuis. Toen de vervoersregeling volledig bij de vader rustte was er minder spanning bij de kinderen. Indien de vader de kinderen moet halen en brengen is de moeder bereid de alimentatie op nihil te stellen zodat de vader zijn reiskosten kan compenseren. Indien het hof van mening is dat de vervoersregeling bij helfte dient te worden uitgevoerd, heeft de moeder er baat bij dat er een tussenlocatie, onder begeleiding en met toezicht, wordt bepaald zodat de kinderen zonder tussenkomst van de familie van de vader kunnen worden opgehaald.
3.6.
De vader voert, samengevat, het volgende aan. Terecht en voldoende begrijpelijk heeft de rechtbank bepaald, in overeenstemming met het advies van de raad, dat de vervoersregeling tussen de ouders gedeeld dient te worden. De vervoersregeling dient vanuit het belang van de kinderen te worden bepaald. Door het verdelen van het halen en brengen geven de ouders emotionele toestemming aan de kinderen voor het contact met de andere ouder. De moeder grijpt alles aan om de vader in een kwaad daglicht te stellen en de vader heeft een compleet andere lezing van de feiten. Van belang is dat de moeder zelf het besluit heeft genomen om ver bij de vader vandaan te gaan wonen. De moeder was toen al bekend met haar rijangst en welke gevolgen dit zou hebben. De vader betwist overigens de rijangst van de moeder. Bovendien ligt het op de weg van de moeder om binnen haar netwerk een oplossing te vinden. Het gaat te ver om van de vader te verwachten dat hij het volledige halen en brengen voor zijn rekening neemt. De vader heeft ook niet de financiële middelen om dit te doen en het is een zware belasting voor de vader om in een weekend twee keer op en neer te rijden.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat bij het vaststellen van de vervoersregeling het belang van de kinderen voorop staat en niet het belang van de ouders. De vader heeft aangegeven dat hij in de auto spelletjes met de kinderen speelt om te voorkomen dat zij misselijk worden. Het is begrijpelijk dat als de moeder angstig is tijdens het rijden, het haar niet lukt om spelletje te spelen. De raad vindt het geen goed idee om halverwege een tussenlocatie af te spreken. De raad adviseert de regeling in stand te laten maar wellicht het overdrachtsmoment een half uur te vervroegen, zodat de moeder tijd heeft om onderweg een keer te stoppen.
3.8.
Hoewel het tijdstip van het halen en brengen formeel gezien niet voorligt in het hoger beroep zijn de ouders tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep in onderling overleg een wijziging in de zorgregeling overeengekomen met betrekking tot het tijdstip van het overdrachtsmoment op de vrijdagen. De ouders zijn overeengekomen dat de vader de kinderen voortaan op vrijdagmiddag tussen 14.00 uur en 14:30 uur ophaalt bij de school van [minderjarige 2] , waarbij de moeder er voor zorgt dat [minderjarige 1] op dat tijdstip op de school van [minderjarige 2] is. De ouders hebben verzocht de nadere overeenstemming vast te leggen in de te wijzen beschikking, waartoe het hof zal overgaan.
3.9.
Ten aanzien van de vervoersregeling overweegt het hof verder als volgt.
Vervoersregeling
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.Tussen de ouders is in geschil op welke wijze de verdeling van vervoersregeling met betrekking tot de kinderen dient te worden vastgesteld.
3.9.3.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is naar voren gekomen dat de moeder in de kern van mening is dat de vader een groter aandeel moet dragen in de verzorging en opvoeding van de kinderen en daarom het halen en brengen volledig voor zijn rekening moet nemen. Weliswaar is de vader bereid een groter aandeel in de zorg voor de kinderen te nemen, maar door de verhuizing van de moeder met de kinderen naar Duitsland is de afstand tussen de vader en de kinderen dusdanig vergroot dat daarvoor in de reguliere regeling geen ruimte bestaat. De kinderen gaan in Duitsland naar school, zodat het voor de vader onmogelijk is meer zorg op zich te nemen. Anders dan de moeder betoogt, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat derhalve de vader het halen en brengen volledig voor zijn rekening moet nemen. Het wordt juist in het belang van de kinderen geacht dat beide ouders een aandeel in het halen en brengen hebben. Het is onvoldoende aannemelijk dat de moeder vanwege rijangst niet in staat is te rijden. Voor zover zij zich heeft beroepen op het feit dat de kinderen snel misselijk worden, valt niet in te zien dat dit alleen voor de moeder bezwaarlijk is. Evenmin is aannemelijk dat de moeder zo angstig is voor de vader dat hierin een grond ligt om de kinderen niet op te halen bij de moeder van de vader. Weliswaar heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij zich veelal in de woning van zijn moeder bevindt, maar gesteld noch gebleken is dat dit tot problemen heeft geleid. De man heeft toegelicht dat hij, in verband met het ophalen, de kinderen op zondag naar zijn moeder brengt. Omdat zij met een zwakke gezondheid kampt, kan zij niet alleen met de zorg voor de kinderen worden belast totdat de moeder er is. De vader blijft in de woning bij het ophalen en heeft geen contact met de moeder. Het hof gaat ervan uit dat de vader zich hier aan houdt. Met de raad is het hof van mening dat het bepalen van een tussenlocatie niet in het belang van de kinderen is. De door de moeder overigens aangevoerde gronden kunnen naar het oordeel van het hof niet tot een andere beslissing leiden.
3.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 1 december 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
stelt vast dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als
volgt zal zijn:
de kinderen verblijven bij de man:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 14.00/14.30 uur tot zondag 18.00 uur;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, zulks in onderling overleg te
bepalen;
- waarbij de man de kinderen op vrijdag ophaalt op de school van [minderjarige 2] in Duitsland en de vrouw de kinderen ophaalt bij de woning van de ouders van de man, waarbij de man niet aanwezig zal zijn;
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven en is op 23 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.