ECLI:NL:GHSHE:2023:3900

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
20-000596-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot rijden onder invloed

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij op 3 oktober 2022 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig onder invloed van alcohol had gereden. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van één week en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor veertien maanden opgelegd. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot dezelfde straf. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een lichtere straf passend zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het bewezenverklaarde feit, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak van normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor veertien maanden. De tijd dat het rijbewijs van de verdachte eerder was ingevorderd, zal in mindering worden gebracht op de ontzegging. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000596-23
Uitspraak : 22 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 28 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 96-254149-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (1030 microgram)’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week. Daarnaast is aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 14 maanden opgelegd, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Door de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één week. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Door de raadsvrouw van de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2022 te Eindhoven, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2022 te Eindhoven, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Alle hierna te noemen processen-verbaal, opgenomen in het niet doorgenummerde dossier
van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, gesloten d.d. 3 oktober 2022, zijn – voor zover niet anders vermeld – in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
1.
Het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 3 oktober 2022, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
2.
De als bijlage bij het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 3 oktober 2022 gevoegde afdruk van de uitslag van de ademanalyse d.d. 3 oktober 2022, voor zover inhoudende de uitslag van het ademonderzoek.
3.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op
8 november 2023.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één dag in verband met de taakstrafbeperking en een taakstraf voor de duur van 70 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
19 september 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermaals, te weten in 2014, 2016 en 2018, onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast is de verdachte in 2017 veroordeeld wegens het weigeren mee te werken aan een onderzoek naar zijn alcoholgebruik (artikel 163 Wegenverkeerswet 1994). Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Uit voornoemd uittreksel volgt dat zowel het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, als de taakstrafbeperking van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dat verband verklaard dat hij sinds anderhalf jaar een eigen uitzendbureau heeft, waar hij een onmisbare rol vervult. Als aan de verdachte conform het vonnis van de politierechter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week zou worden opgelegd, zou dat tot grote bedrijfsproblemen leiden, aldus de verdediging.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met de door de verdediging bepleite afdoeningsmogelijkheden en dat oplegging van een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, geboden is.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden.
Voorts zal het hof, evenals de politierechter, mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, ter zake van het bewezenverklaarde de verdachte voor de duur van 14 maanden de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 22 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.