ECLI:NL:GHSHE:2023:3885

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
01-103600-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen tijdens de coronarellen in Eindhoven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2001, is beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen tijdens de rellen in Eindhoven op 24 januari 2021. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft gemengd in een groep die geweld heeft gepleegd tegen de mobiele eenheid en andere personen, waaronder de aangevers [aangever 1] en [aangever 2]. De verdachte heeft stenen gegooid naar het Centraal Station en heeft bijgedragen aan de mishandeling van de aangevers. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 110 uur, subsidiair 55 dagen jeugddetentie, en voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken. De benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001354-22
Uitspraak : 22 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats te ‘s-Hertogenbosch, van 16 juni 2022, parketnummer 01-103600-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-296348-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen,

onder toepassing van het jeugdstrafrecht, veroordeeld tot een leerstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, bestaande uit So-Cool Verlengd, een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest en jeugddetentie voor de duur van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 79.553,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente, subsidiair 0 dagen gijzeling. De verdachte is daartoe hoofdelijk veroordeeld. Tevens is de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot de vonnisdatum begroot op nihil. Voor het overige is de vordering afgewezen. Ten slotte heeft de politierechter de proeftijd met één jaar verlengd van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf onder parketnummer 02-296348-19.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd (voor zover betrekking hebbend op het gooien met stenen tegen de ruiten van het Centraal station en de geweldpleging jegens [aangever 1] en [aangever 2] ) en de verdachte daarvoor zal veroordelen, onder toepassing van het jeugdstrafrecht ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht en rekening houdend met een geringe overschrijding van de redelijke termijn, tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande in een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal toewijzen tot een bedrag van € 80.704,55 (hoofdelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en met niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde werkstraf heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal afwijzen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is verweer gevoerd en is bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, is bepleit deze af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2021 te Eindhoven openlijk, te weten op of aan de openbare weg(en), het Catharinaplein en/of het Stratumseind en/of de Demer en/of het Stationsplein en/of het 18 septemberplein en/of de Piazza en/of de Vestdijk en/of de Boschdijktunnel en/of elders in het centrum van Eindhoven, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten (een) politieambtena(a)r(en) en/of (een) ordehandhaver(s) en/of tegen goederen, welk geweld bestond uit het (opzettelijk)
- los trekken van bestrating en/of ter hand nemen van (een) straatklinker(s) en/of (een) ste(e)n(en) en/of (een) fles(sen) en/of (een) fiets(en) en/of (andere) voorwerpen en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of straatklinker(s) en/of fles(sen) en/of fiets(en) en/of (andere) voorwerpen naar de mobiele eenheid en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of straatklinker(s) en/of fles(sen) en/of fiets(en) en/of (andere) voorwerpen tegen en/of in de richting van (een) voertuig(en) van de mobiele eenheid en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of straatklinker(s) tegen de ruiten en/of deur(en) van het centraal station en/of het schoppen en/of trappen tegen(de) deur(en) van het centraal station en/of
- ter hand nemen van een (metalen) paal (met een (scherpe) punt) en/of dreigend zwaaien met die (metalen) paal en/of (vervolgens) gooien van die (metalen) paal (met (scherpe) punt) in de richting van de mobiele eenheid en/of
- schreeuwen en/of schelden tegen (een) politieambtena(a)r(en) en/of ordehandhaver(s) en/of
- het aannemen van een agressieve en/of uitdagende houding tegenover de mobiele eenheid en/of politieambtena(a)r(en) en/of belagen van (een) (onbeschermde) politieambtena(a)r(en) en/of orderhandhaver(s) en/of
- gooien van (een) fiets(en) en/of ste(e)n(en) en/of klinker(s) en/of voorwerp(en) tegen (een) winkelruit(en) en/of winkelpand(en) (te weten een winkel van Jumbo City en/of Schaap en Citroen en/of Bijenkorf en/of Stationskapsalon en/of gemeente Eindhoven en/of N.S. en/of Oogwereld en/of Jurc en/of Hema (gevestigd aan de Hermanus Boexstraat) en/of C en A en/of Happiness café en/of America Today en/of Seasons en/of Jazz Bar en/of Ramban) en/of
- plunderen en/of beroven van (een) winkel(s) (in elk geval Jumbo City) en/of
- vernielen van straatmeubilair en/of stationsmeubilair en/of
- vernielen en/of omver gooien van terrasmeubilair en/of
- schoppen en/of slaan tegen een voertuig van Pro Rail (eigendom van Leaseplan Nederland N.V.) en/of omver gooien van dat voertuig en/of
- ter hand nemen en/of ontsteken van vuurwerk en/of het gooien van dat vuurwerk in de richting van de mobiele eenheid en/of in een voertuig van Pro Rail en/of het in brand steken van dat voertuig en/of
- afpakken van een wapenstok van een politieambtenaar en/of ordehandhaver en/of slaan met die wapenstok tegen en/of in de richting van (een) politieambtena(a)r(en) en/of ordehandhaver(s) en/of
- duwen tegen het lichaam van [aangever 1] en/of [aangever 2] (waardoor die [aangever 1] en/of die [aangever 2] ten val kwam) en/of slaan en/of schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of tegen andere lichaamsdelen van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of het (met kracht) gooien van een fiets op die [aangever 1] en/of die [aangever 2] (waardoor die [aangever 1] en/of die [aangever 2] lichamelijk letsel opliepen).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2021 te Eindhoven openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Stationsplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en tegen goederen, welk geweld bestond uit het opzettelijk
- ter hand nemen van stenen en
- gooien van stenen tegen de ruiten van het centraal station en
- slaan en schoppen tegen het gezicht en tegen andere lichaamsdelen van [aangever 1] en [aangever 2] , waardoor die [aangever 2] lichamelijk letsel opliep.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Met de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich, al dan niet in vereniging, schuldig heeft gemaakt aan hetgeen onder het 2e en 3e en het 5e tot en met 14e tenlastegelegde gedachtestreepje ten laste is gelegd. Het hof zal hem daarvan vrijspreken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen, tenzij anders vermeld, naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, dossiernummer OB2R021009-42, gesloten d.d. 22 april 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 194), nader te noemen: het einddossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Een proces-verbaal van aangifte door [gemachtigde] namens Nederlandse Spoorwegen, d.d. 26 januari 2021, p. 73-76 van het einddossier, voor zover inhoudende:
Ik doe aangifte van openlijke geweldpleging in vereniging tegen goederen. Ik ben
stationmanager van station Eindhoven Centraal en ben verantwoordelijk voor dit station.
Op 24 januari 2021 zat ik thuis maar ik had calamiteitendienst waardoor elk moment opgeroepen zou kunnen worden. Ik hoorde van de rellen in Eindhoven op het nieuws. Omstreeks 16.00 uur werd ik gebeld door personeel van het eerste niveau van de calamiteiten organisatie. Ik hoorde de medewerker zeggen dat de dreiging van het 18 septemberplein naar het Stationsplein verplaatste en dat het station én de winkels preventief gesloten werden. Ondertussen keek ik thuis naar de livestream van Omroep Brabant en zag dat de relschoppers flink huis hielden in het station. Ik zag dat ze meerdere panden vernielden.
Omstreeks 18.30 uur kreeg ik een telefoontje van de officier van dienst en ik hoorde hem zeggen dat ik via de Noord brabantlaan naar het station mocht komen.
Op 24 januari 2021 omstreeks 19.30 uur hoorde ik de officier van dienst zeggen dat we toestemming kregen van de politie om het station aan de voorzijde te gaan schouwen om zo de schade in te kunnen schatten. Het was nog niet veilig genoeg om het station aan de buitenzijde te bekijken dus ik kon de schade alleen bekijken vanuit de binnenzijde van het station.
Ik zag dat bijna alle ruiten en deuren van de gevel kapot waren van het station. Ik zag dat er veel stenen en glas op de grond lag. Ook zag ik dat hierdoor het station niet meer af te sluiten was omdat de glas pui er uit lag.
De schade aan de buitenzijde van de panden hoort bij het station en is dus eigendom van de NS.
Voorgevel eerste verdieping.
-speciale zonwerende en warmtewerende ramen. Hiervan zijn er 31 kapot. De voorste laag van deze ramen zijn er volledig uit. Van deze 31 kapotte voorruiten zijn 10 achterruiten ook kapot gegaan. Dit betrof veiligheidsglas dus is niet door maar er zitten wel sterren in de ruit.
Doordat er in het gehele station veiligheidsglas zit zijn de ruiten niet door maar zitten er sterren in het glas omdat deze er niet uit kunnen vallen doordat het veiligheidsglas is. Ze zijn dusver beschadigd dat er volledig nieuwe ruiten geplaatst moeten worden.
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2021, p. 81 t/m 85 van het einddossier, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 2] :
Op zondag 24 januari 2021 omstreeks 16.40 uur bevond ik mij met mijn vriendin [aangever 1] in Eindhoven op het Stationsplein.
Ik had mijn telefoon gepakt en ik ben foto's gaan maken van de relschoppers en ik heb ook gefilmd. Ik zag een jong mannetje, ik vermoed een tiener en niet ouder dan 18 jaar, naar mij kijken terwijl ik aan het filmen was. Ik hoorde deze jongen roepen ‘geen gezichten filmen’. Ik zag dat de jongen mij aankeek toen hij deze woorden riep. Ik zag dat de jongen naar een grote groep andere jeugdige relschoppers liep. Ik zag dat de jongen die mij toeschreeuwde geen gezichten te filmen één jongen in de groep aantikte. Ik zag dat de groep, ik schat tien of elf man, als één mijn kant opkeek. Ik zag dat de groep de kant van mij en mijn vriendin op kwamen lopen. Ik hoorde de jongen weer schreeuwen dat ik de groep aan het filmen was. Ik voelde en ik zag dat wij door deze menigte van relschoppers ingesloten werden. Ineens voelde ik een harde klap op mijn achterhoofd. Ik voelde een hevige pijnscheut en ik zakte door mijn knieën, naar de grond.
Het eerstvolgende dat ik me herinner was dat ik van alle kanten geschopt werd terwijl ik op de grond lag. Ik voelde de schoppen mij raken over mijn hele lichaam, mijn gezicht en mijn hoofd. Ik voelde overal pijn en ik was heel bang.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2021, p. 98 t/m 101 van het einddossier, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] :
Ik doe aangifte van openlijk geweld in vereniging gepleegd tegen mij. Het geweld bestond uit schoppen en slaan.
Op zondag 24 januari 2021 omstreeks 16.40 uur bevond ik mij met mijn vriend, [aangever 2] , op het Stationsplein te Eindhoven. Mijn vriend [aangever 2] en ik stonden naast elkaar. Wij stonden links voor het station. Ik riep tegen de stenen gooiende jongens "stop stop". Ik hoorde mijn vriend [aangever 2] roepen "kappen nou" of woorden van gelijke strekking.
Uit het niets greep een andere man of jongen mijn vriend [aangever 2] van achteren vast. Ik zag dat deze persoon mijn vriend [aangever 2] van achteren in een nekklem vast pakte. Ik zag dat [aangever 2] door zijn knieën zakte en op de grond viel.
Ik zag dat de meute relschoppers toenam, ik zag namelijk dat steeds meer relschoppers zich bij de groep voegden die wij aangesproken hadden. Ik zag dat de gehele groep zich op mijn vriend [aangever 2] stortte. Ik zag dat mijn vriend [aangever 2] van alle kanten geschopt en geslagen werd terwijl hij weerloos op de grond lag. Ik hoorde de meute relschoppers joelen. De meute wilde ons niet laten ontsnappen en bleef maar trappen en slaan.
Ik ben direct bovenop [aangever 2] gesprongen om hem met mijn lichaam te beschermen. Ik lag bovenop [aangever 2] en ik zag de schoppende voeten van alle kanten komen. Ik voelde dat ik door meerdere schoppen geraakt ben. Dit kunnen ook slagen zijn geweest.
4. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2023, voor zover inhoudende als
verklaring van [aangever 1]:
Op de vragen van de raadsheer-commissaris antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of ik kan vertellen wat er is gebeurd de dag van het voorval (het hof begrijpt: 24 januari 2021).
We kwamen op het Stationsplein (het hof begrijpt: te Eindhoven) terecht en zagen dat mensen de tegels uit de stoep trokken en door de ramen van het station gooiden. Een auto van de politie werd omgegooid. Ik riep toen van dit kan niet, dit moet stoppen. Een van die mensen die bezig was, riep andere mensen erbij en ik zei al we moeten hier weg tegen mijn vriend. Mijn vriend werd op zijn achterhoofd geslagen en stortte daardoor in en viel flauw op de grond. Ik ben toen in reflex bovenop hem gesprongen om hem te beschermen. Ik voelde veel agressie om mij heen. Ik zag toen alleen maar schoenen die tegen ons schopten.
We zijn later naar het ziekenhuis gegaan, omdat mijn vriend een wond had aan zijn achterhoofd. De arts zei dat dit kwam door een voorwerp en dat dat niet kon zijn
gebeurd door een hand.
Op de vragen van de raadsman antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of ik er een herinnering aan heb dat iemand mij aan de rugzijde aanraakte,
direct of voordat ik mij op mijn vriend liet vallen. Ja, daar heb ik herinneringen aan. Ik weet
dat er op mijn rug werd geslagen. U vraagt mij hoe lang er tussen het slaan en het springen
zat. Ik ben op mijn rug geslagen voordat ik op [aangever 2] sprong, maar daarna is het ook
gebeurd. U vraagt mij op welke plek ik ben geraakt. Op de boven rug, tussen mijn
schouders. U vraagt mij of dat met enige kracht was, en met hoeveel kracht dat was. Dat
was niet aaien. Ik voelde er agressie in. Ik had mijn winterjas aan, het was wel met kracht.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, als los proces-verbaal gevoegd bij het procesdossier, genummerd pagina 107-132, voor zover inhoudende als weergave van de verklaring de verklaring van [medeverdachte 1] op 11 mei 2021 afgelegd:
V: Vertel eens wat er die dag, 24 januari (het hof begrijpt: 2021) gebeurd is.
V: Met wie ben je gekomen?
A: Met vrienden uit Tilburg, [medeverdachte 2] en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte). We hadden rond 09.00 uur de trein gepakt naar Eindhoven. We waren rond 09.30 uur in Eindhoven. We hebben eerst door de stad gelopen. We zijn toen naar een parkje achter het station gelopen en daar gaan zitten. We hebben daar gewacht totdat de demonstratie zou beginnen. Dat was rond 13.00 uur. Toen zijn we terug naar het centrum gegaan. Toen hoorden we al harde knallen. We zagen dat er een waterkanon was.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 31 maart 2021 met betrekking tot signalement verdachte, p. 102 van het eindossier, voor zover inhoudende:
Op woensdag 31 maart 2021, omstreeks 10.06 uur, bevond ik mij op de
arrestantencomplex aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven. Aldaar zit verdachte [medeverdachte 2] voor het onderzoek Luzerne. Verdachte was een dag eerder door mij en collega [verbalisant 2] gehoord terzake de door verdachte [medeverdachte 2] gepleegde strafbare feiten. In zijn verhoor noemde verdachte [medeverdachte 2] 2 namen van personen. Hij gaf te kennen dat zijn vriend [medeverdachte 1] en een vriend van [medeverdachte 1] genaamd [verdachte] in Eindhoven bij de rellen op 24 januari 2021 aanwezig waren. Tijdens het verhoor werd aan verdachte [medeverdachte 2] videobeelden getoond. Verdachte [medeverdachte 2] wees op de beelden [verdachte] en [medeverdachte 1] aan. [verdachte] droeg een lichtkleurig jas een donkere broek met een witte streep. [medeverdachte 1] droeg een zwarte jas, donkere broek en donkere Adidas schoenen.
Uit het politieonderzoek in Tilburg is gebleken dat [medeverdachte 1] contacten heeft met [verdachte] , geboren te [geboortedag] 2001.
De door verdachte [medeverdachte 2] genoemde [verdachte] is vermoedelijk [verdachte] .
7. Het proces-verbaal van verhoor als los proces-verbaal gevoegd bij het procesdossier, genummerd pagina 140-159, voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] afgelegd op 30 maart 2021:
V: [medeverdachte 2] , dan starten we met de zaakgerichte vragen. Hoe ben jij naar het centrum van Eindhoven gekomen op 24 januari 2021?
V: Met wie ben jij toen naar Eindhoven gekomen?
A:.Met [medeverdachte 1] , een vriend. Er kwam later nog een vriend van [medeverdachte 1] bij. Hij heet [verdachte] (fon.)
O: Er is namelijk aangifte onder andere tegen jou gedaan betreffende een mishandeling op die zondag 24 januari 2021 te Eindhoven centrum, waarbij jij gefilmd bent.
V: Die man heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij door een 18 jarige werd aangesproken dat hij niet gefilmd wilde worden. Dat er vervolgens door die jongen een groep werd bijgehaald en het uit de hand liep.
A: Nu weet ik wat er is gebeurd. [medeverdachte 1] werd gefilmd en haalde mij en de rest erbij.
V: We zullen je het filmpje laten zien en vragen je daarbij; Wat was jouw rol met betrekking tot deze mishandeling‘?
NOOT: Filmpje wordt afgespeeld, meerdere malen.
A: Je kan in het filmpje zien dat ik met mijn hand een beweging maak 'rustig'.
V: Kun jij op het filmpje jouw vriend [medeverdachte 1] aanwijzen?
A: Volgens mij is hij degene met de blauwe Northface jas.
V: Kun jij op het filmpje die derde persoon, die later bij jullie aansloot en bevriend was met [medeverdachte 1] aanwijzen?
A: ja, dat is die met die lichte jas. Hij heet trouwens [verdachte] (fon.)
Noot: Bovenstaande screenshot (het hof begrijpt: de onderste foto op pagina 146) werd tijdens het afspelen van het filmpje op aanwijzen van verdachte, gemaakt. Verdachte gaf aan dat de persoon in de Iichte jas (door ons op zijn aanwijzen rood omcirkeld) ' [verdachte] ' (het hof begrijpt: [verdachte] ) betrof.
8. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 28 februari 2023, voor zover inhoudende als
verklaring van [medeverdachte 2]:
Op vragen van de raadsheer-commissaris antwoord ik als volgt:
U houdt mij voor dat er openlijk geweld is gepleegd in Eindhoven op 24 januari 2021 en dat
daar het verhoor over zal gaan. U vraagt mij of ik op 30 maart 2021 de waarheid heb verklaard bij de politie. Ja. Ik heb naar waarheid verklaard. U vraagt mij of ik mij kan herinneren dat de politie camerabeelden en/of stills heeft laten zien aan mij. Ja, die hebben ze laten zien. U vraagt mij of ze ook hebben gevraagd of ik mensen herkende die op de foto’s stonden. Ja. U vraagt mij of ik mensen kende op de foto. Ja.
U vraagt mij of de naam [verdachte] mij iets zegt. Ja. Het is een vriend van een vriend van mij. Die vriend is [medeverdachte 1] . U vraagt mij of ik [verdachte] zelf ook wel eens heb gezien. Ja, ik heb hem een paar keer gezien. U vraagt mij of ik hem vóór 24 januari 2021 wel eens had gezien. Ja. U vraagt mij of ik nog weet of ik hem op 24 januari 2021 heb gezien. Ja.
Wij zijn naar Eindhoven gegaan met zijn drieën. Daarmee bedoel ik, [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik zelf. Dat was met de trein vanuit Tilburg.
U raadsheer-commissaris houdt mij een foto voor op pagina 133 van het politiedossier (
het hof begrijpt: het doorgenummerde einddossier). U houdt mij voor dat ik hier twee foto’s zie die mij ook getoond zijn bij de politie. U vraagt mij of ik weet wie de persoon is in die de lichte jas draagt. Dat durf ik nu zo niet meer te zeggen. U houdt mij een foto voor op pagina 142 van het politiedossier (
het hof begrijpt: het doorgenummerde einddossier). U vraagt mij of ik weet wie dat is.
Ik heb toen bij de politie gezegd dat het [verdachte] is, maar ik denk nog steeds dat hij dat is. Wat ik toen heb verklaard: ik denk echt dat hij dat is.
Op vragen van de raadsman antwoord ik als volgt:
U vraagt mij nogmaals naar de foto’s op pagina 133 uit het politiedossier (
het hof begrijpt: het doorgenummerde einddossier) en houdt mij voor wat ik bij de politie heb verklaard. U vraagt mij of ik nog enig idee heb op basis van welke kenmerken of waarnemingen ik concludeerde dat het om [verdachte] ging. Op dat moment was het nog niet heel ver van die 24e januari, dus toen heb ik hem herkend aan de hand van de kleding die hij die dag droeg. Toen wist ik nog beter welke kleding hij die dag droeg. Dat is een herinnering van mij. Ik weet nu nog dat ik hem toen aan zijn kleding heb herkend.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] op 14 april 2021, bevindingen camerabeelden deel 1, p. 112 t/m 116 van het einddossier, voor zover inhoudende:
Op zondag 24 januari 2021 vonden er in het centrum van Eindhoven, op en rondom het 18
Septemberplein en het Stationsplein, alsmede in de directe omgeving gelegen openbare wegen, ongeregeldheden plaats. Door de vele media aandacht en de maatschappelijke afschuw tegen de rellen, werden er binnen het onderzoek honderden meldingen en videobeelden aangeleverd door zowel burgers en politieambtenaren. Van iedere verdachte, die zichtbaar een strafbaar feit pleegde, werd een foto vast gelegd en het strafbare feit werd opgenomen en op CD gebrand.
In verband met het onderzoek werd op dinsdag 30 maart 2021 binnen dit onderzoek de verdachte [medeverdachte 2] aangehouden en verhoord. Hij verklaarde dat:
- Hij op 24 januari 2021 naar het centrum van Eindhoven was gekomen met een vriend van hem, [medeverdachte 1] .
- Er later nog een vriend van [medeverdachte 1] bij kwam
- Deze vriend [verdachte] (fon.) heet.
- Hij, op de getoonde camerabeelden [verdachte] (fon.) herkend heeft als de persoon met de lichte jas. (Foto 1)
Uit onderzoek is gebleken dat het hierbij gaat om verdachte:
[verdachte] Geboren [geboortedag] 2001 (19) te [geboorteplaats] (Nederland)
Op woensdag 14 april 2021 heb ik, verbalisant, bewegende videobeelden bekeken betreffende de rellen in Eindhoven op zondag 24 januari 2021. Ik, verbalisant, bekeek met name de beelden waarop de verdachte van de bovenstaande foto zichtbaar is.
Video 1 Man gooit steen naar Station Eindhoven-Centraal (p. 114)
Op deze video is dezelfde man zichtbaar. Hij gooit een steen naar de ruiten van Station
Eindhoven-Centraal. Ik zie dat de man vervolgens omdraait en met zijn gezicht recht op de camera afloopt. Je ziet dat hij een bril op heeft en een zwart mondkapje draagt. Linksboven op zijn jas is een merk zichtbaar in paars: BANLIEUE.
Video 2 Man gooit steen naar Station Eindhoven-Centraal (p. 115)
Op deze video is dezelfde man zichtbaar en komt hij duidelijk in beeld. Ik zie dat de camera gericht is op het station Eindhoven-centraal en op de klok die aan het station hangt is het tijdstip 16.35 uur zichtbaar. De man met de lichte jas en groene broek komt in beeld en als hij omkijkt is te zien dat hij een bril en een zwart mondkapje draagt. Hij heeft twee stenen vast, in allebei zijn handen 1 steen. Ik zie dat hij zijn arm naar achteren uitstrekt en met kracht de steen in zijn rechterhand naar de ruiten van station Eindhoven-Centraal
gooit. Zijn rechtervoet komt van de grond los als hij gooit.
Foto man met twee stenen (pag. 116)
Op een foto die gemaakt is van andere camerabeelden, is dezelfde man zichtbaar met twee steen in zijn beide handen. Op de achtergrond is een blauwe container zichtbaar.
Hij draagt een bril. Een zwarte mondkapje is naar beneden geschoven, waardoor zijn mond en neus zichtbaar zijn. Rechts heeft hij nu een zwarte handschoen aan.
10. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 21 april 2021, bevindingen camerabeelden deel 2, p. 132 t/m 139 van het einddossier, voor zover inhoudende:
Video Mishandeling man en vrouw RTR-beelden
Op dinsdag 16 februari 2021, heeft verbalisant [verbalisant 4] ook de camerabeelden bekeken welke door de RTR waren aangeleverd inzake de mishandeling/openlijke geweldpleging van aangevers [aangever 2] en [aangever 1] .
Op woensdag 21 april 2021 heb ik, verbalisant, deze camerabeelden nader bekeken.
Hierop is te zien dat verdachte afgebeeld op de foto (p. 133) samen met een andere verdachte in een blauwe jas, in gesprek is met de latere slachtoffers van de openlijke geweldpleging/mishandeling [aangever 2] en [aangever 1] . (p. 134)
Op deze camerabeelden was te zien dat de verdachte vervolgens naar het vrouwelijke slachtoffer toeloopt. (p. 135)
De beide slachtoffers weten overeind te komen en worden dan vervolgens weer door een groep aangevallen. (p. 136)
Video Mishandeling man en vrouw Dronebeelden
Op dinsdag 16 februari 2021, heeft verbalisant [verbalisant 4] aanvullende camerabeelden bekeken welke gemaakt zijn door een team van de Politie met behulp van een drone. Hierop is de mishandeling/openlijke geweldpleging van aangevers [aangever 2] en [aangever 1] zichtbaar.
Op woensdag 21 april 2021 heb ik, verbalisant, deze camerabeelden nader bekeken, met name camerabeelden waarop de verdachte van de bovenstaande foto’s ook zichtbaar is. Op deze camerabeelden was te zien dat de verdachte naar het vrouwelijke slachtoffer toe loopt. (p. 137)
Video Mishandeling man en vrouw RTR-beelden
Op dinsdag 16 februari 2021, heeft verbalisant [verbalisant 4] ook de camerabeelden bekeken welke door een omstander waren aangeleverd inzake de mishandeling/openlijke geweldpleging van aangevers [aangever 2] en [aangever 1] .
Op woensdag 21 april 2021 heb ik, verbalisant, deze camerabeelden nader bekeken, met name camerabeelden waarop de verdachte van de bovenstaande foto’s ook zichtbaar is.
Hierop is te zien dat de slachtoffers opgestaan zijn en richting de Bijenkorf lopen. Daarna is te zien dat bovenstaande verdachte, wegloopt en recht in de camera kijkt. (p. 138)
Je ziet dat hij een bril op heeft en een zwart mondkapje, allen over zijn mond draagt. Linksboven op zijn jas is een merk zichtbaar in paars: BANLIEUE. (p. 139)
11. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , d.d. 21 april 2021, p. 140 van het einddossier, voor zover inhoudende:
De woning van verdachte [verdachte] betrof een studio en wij waren binnen op het moment dat
de verdachte zich aan ging kleden. Bij het aanhoudingsverzoek vanuit de collega's van
Eindhoven zat een foto waarop de verdachte stond tijdens de openlijke geweldpleging
Op het bed van verdachte zag ik een lichte jas liggen welke leek op de foto. Voor de
keuken op de grond stonden zwarte sportschoenen met rode accenten op de hak.
Hierop vroeg ik of verdachte toevallig ook een groene trainingsbroek had met een witte bies
op zijkant. Hierop liep verdachte [verdachte] naar de wasmand en pakte een groene Nike
trainingsbroek met witte bies aan de zijkant. Van deze kledingstukken zijn foto's
gemaakt voor het onderzoek. Toen we wilde vertrekken vroeg verdachte of hij zijn
lenzen uit mocht doen. Hierop pakte de verdachte een bril uit de kast. Deze bril leek
veel op de bril welke ook op de foto stond tijdens de openlijke geweldpleging.
12. Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] , d.d. 22 april 2021, p. 141 (met bijlagen de foto’s op p. 142-145) van het einddossier, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van de rellen op 24 januari 2021 te Eindhoven zijn meerdere beelden uitgekeken waarop dezelfde verdachte steeds in beeld komt. Uit onderzoek is gebleken dat het hierbij gaat om verdachte:
[verdachte] Geboren [geboortedag] 2001 (19) te [geboorteplaats] (Nederland)
[verdachte] bevindt zich in een groep die vernielingen verricht onder andere door het gooien van stenen.
Op de later uitgeschreven beelden, is te zien dat [verdachte] meerdere stenen gooit tegen de ruiten van Station Eindhoven-Centraal.
[verdachte] maakt tevens onderdeel uit van de groep die een man en een vrouw mishandelen. Te zien is dat verdachte vooraf aan de mishandeling contact heeft met de slachtoffers.
Opvallend is dat op nagenoeg alle camerabeelden goed is te zien dat verdachte [verdachte] een hele specifieke, opvallende olijfgroene broek met een witte streep aan de buitenzijde van de broekspijp draagt en een lichtkleurige jas draagt. Linksboven op zijn jas is een merk zichtbaar in paars: BANLIEUE.
Op alle afbeeldingen is de opvallende broek van [verdachte] goed te zien.
Bijlagen: de foto’s op pagina 142-143
Bewijsoverwegingen
Verweren
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit, dus ook van het 1e, 4e en 15e gedachtestreepje van de tenlastelegging. Daartoe is primair aangevoerd dat de verdachte niet betrokken is geweest bij enige geweldpleging in Eindhoven op 24 januari 2021. De verdachte stelt dat hij weliswaar die dag wel in Eindhoven is geweest maar dat hij de stad heeft verlaten voordat de rellen waren begonnen. Uit de mastgegevens blijkt ook niet dat de telefoon van de verdachte na 14.43 uur nog in het dekkingsgebied bij het Stationsplein te Eindhoven is geweest. De verdachte betwist dat hij de persoon is met de lichtkleurige jas, groene broek met witte bies en zwarte schoenen die te zien is op de foto’s in het dossier en op de filmbeelden die ter terechtzitting zijn vertoond. Volgens het proces-verbaal van verhoor zou getuige [medeverdachte 2] de verdachte op een hem door de politie getoonde foto (afgebeeld op pagina 146 van dat proces-verbaal) hebben herkend maar van een juiste en betrouwbare herkenning is volgens de raadsman van de verdachte geen sprake. De persoon op die foto is immers slechts zichtbaar vanaf de achterzijde en verdere details zijn niet zichtbaar. De kleding en schoenen die die persoon draagt zijn niet uniek te noemen, bevat geen persoonsgebonden kenmerken en het betreft kleding van merken die breed verkrijgbaar zijn. Bovendien zijn er op de beelden meerdere personen te zien die die dag wit/lichte bovenkleding droegen in combinatie met een donkere broek en schoenen. Daar komt bij dat [medeverdachte 2] de verdachte op de verdachtenfoto op pagina 104 van het einddossier niet met zekerheid heeft herkend als de door hem bedoelde [verdachte] . Bij de raadsheer-commissaris heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij
dachtdat de persoon op de hem getoonde foto [verdachte] was, maar dat het slechts een aanname was gebaseerd op de kleding.
Subsidiair, indien het hof van oordeel is dat de door [medeverdachte 2] aangewezen persoon op de beelden wel de verdachte is, is aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring van openlijk in vereniging gepleegd geweld te komen. De verdachte heeft immers geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Niet blijkt dat de verdachte geweldshandelingen heeft verricht of een agressieve houding heeft aangenomen richting [aangever 2] en/of [aangever 1] . De persoon met witte bovenkleding en donkere onderkleding lijkt op de camerabeelden wel de rug van [aangever 1] aangeraakt te hebben, maar van een duwen blijkt daarbij niet. Er lijkt met de arm geen kracht uitgeoefend te worden op de rug van de ander. Het enkel aanraken van iemands rug is niet te kwalificeren als een wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld. Bovendien heeft [aangever 1] bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij zelf op [aangever 2] is gesprongen omdat zij zich over hem wilde ontfermen en niet omdat zij is geduwd.
Voor zover het gaat om het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen het Centraal Station kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of de persoon die op de camerabeelden met betrekking tot het Centraal Station te zien is, dezelfde persoon is die is te zien op de camerabeelden met betrekking tot het incident met [aangever 2] en [aangever 1] . Weliswaar lijkt de kleding soortgelijk, maar is deze zoals eerder aangegeven onvoldoende onderscheidend en uniek, zodat ook niet vastgesteld kan worden dat het steeds en slechts om één en dezelfde persoon gaat.
Op grond van bovenstaande bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht te komen, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde, aldus de raadsman van de verdachte.
Oordeel van het hof
Dat er op 24 januari 2021 in Eindhoven ernstige rellen hebben plaatsgevonden en er geweld in vereniging is gepleegd jegens personen en goederen staat niet ter discussie. Een ieder heeft de beelden via de media kunnen zien en stills van deze beelden bevinden zich ook in het politiedossier. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep twee filmfragmenten vertoond, welke ook aan het dossier zijn toegevoegd, en daarop is duidelijk zichtbaar dat er stenen naar het Centraal station zijn gegooid en dat er geweld is gepleegd jegens twee personen, te weten [aangever 1] en [aangever 2] .
Waar het hof zich voor ziet gesteld zijn de volgende twee vragen:
Is de verdachte de persoon die op de beelden en foto’s (stills van de beelden) is te zien gekleed in witte bovenkleding, donkere broek en donkere schoenen?
Zo ja, heeft de verdachte met zijn gedragingen een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldplegingen tegen goederen en personen geleverd.
Ad 1.
Het hof is van oordeel dat de zijdens verdachte bepleite vrijspraak van de geweldplegingen tegen het stationsgebouw en tegen [aangever 1] en [aangever 2] wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof hecht in het bijzonder betekenis aan de verklaring van de getuige [medeverdachte 2] zoals hij die in hoger beroep bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd en die zijn eerder tegenover de politie afgelegde verklaringen bevestigt. Uit deze verklaringen bij de politie en de raadsheer-commissaris volgt naar het oordeel van het hof onmiskenbaar dat de verdachte de persoon is die door [medeverdachte 2] is aangewezen op de hem door de politie tijdens zijn verhoor getoonde afbeelding op pagina 146 van het proces-verbaal van verhoor. Het hof stelt daarbij tevens vast dat de foto pagina 146 van het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] bij de politie dezelfde foto is als de foto op pagina 133 van het einddossier, door de raadsheer-commissaris en de raadsman van verdachte aan getuige [medeverdachte 2] voorgehouden tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris. Het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze getuige te twijfelen, nu zijn verklaring tevens steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Zo heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op 24 januari 2021 met [medeverdachte 2] en [verdachte] naar Eindhoven was met de trein. Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 24 januari 2021 met [medeverdachte 1] in Eindhoven was en dat een vriend van [medeverdachte 1] zich bij hen heeft gevoegd. Deze vriend heette volgens [medeverdachte 2] ‘ [verdachte] ’. Bij de politie heeft [medeverdachte 2] op de bewegende beelden de door hem genoemde ‘ [verdachte] ’ en [medeverdachte 1] aangewezen. De door hem genoemde ‘ [verdachte] ’ droeg een lichtkleurige jas, een donkere broek met een witte streep en donkere schoenen. Op pagina 146 van het proces-verbaal van verhoor door de politie van [medeverdachte 2] (zie bewijsmiddel 7) is de screenshot afgebeeld die tijdens het afspelen van het filmpje op aanwijzen van [medeverdachte 2] is gemaakt toen hem werd gevraagd of hij de vriend van [medeverdachte 1] kon aanwijzen.
In de woning van de verdachte heeft de politie de volgende kleding aangetroffen: een lichte jas van het merk BANLIEUE, zwarte sportschoenen met rode accenten op de hak en een (olijf)groene trainingsbroek met een witte bies op de zijkant van die broek. Van deze kledingstukken zijn foto’s gemaakt die zich in het einddossier bevinden op de pagina’s 143 t/m 145. De verdachte heeft bij de huiszoeking ook nog een bril opgezet die veel leek op de bril die de persoon met soortgelijke kleding droeg ten tijde van de openlijke geweldpleging (p. 138 tot en met 140 van het einddossier).
Deze kleding en schoenen komen naar het oordeel van het hof een op een overeen met de kleding van de stenen gooiende persoon als afgebeeld op pagina’s 142 en 143, alsmede met de kleding van de persoon die is afgebeeld op pagina 133 tot en met 138 van het einddossier en de foto op pagina 146 van het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] en die hem is getoond. Het hof stelt vast, zoals hiervoor al opgemerkt, dat deze laatste foto gelijk is aan de foto die is afgebeeld op pagina 133 van het einddossier. [medeverdachte 2] heeft bij de politie op deze foto de verdachte herkend aan zijn kleding, zo heeft hij bij de raadsheer-commissaris verklaard. Toen wist hij nog wat de verdachte droeg. Dat hij dat in 2023 niet meer weet, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af.
De stelling van de verdediging dat de kleding en schoenen niet uniek zijn, geen persoonsgebonden kenmerken bevat en dat deze derhalve niet kunnen leiden tot de identificatie van een met name genoemd persoon dan wel de verdachte, deelt het hof niet. Het hof is van oordeel dat gelet op de hele specifieke combinatie van kleding, te weten een wit jack van het merk Banlieue, samen met de olijfgroene Nike broek met witte bies aan de zijkant, de zwarte sportschoenen met rode accenten (die ook te zien zijn op de foto op p. 143 van het einddossier) en de bril, de persoon op de diverse camerabeelden telkens dezelfde persoon is en dat deze persoon de verdachte is. Daar komt bij dat deze persoon op de beelden is te zien samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Aan de verklaring van de verdachte dat hij tijdens het tenlastegelegde gebeuren niet meer in Eindhoven was, gaat het hof voorbij. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk.
Ad 2.
Nu het hof vaststelt dat de verdachte aanwezig is geweest bij het gooien van stenen naar het gebouw van het Centraal station, alsmede bij de geweldpleging jegens [aangever 1] en [aangever 2] , komt het hof toe aan het beantwoorden van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging zoals tenlastegelegd.
Het hof stelt het volgende voorop.
Naar bestendige jurisprudentie vereist de uitleg van het ‘in vereniging’ plegen van geweld twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Van de laatstgenoemde voorwaarde is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt – het getalsmatig versterken – is evenwel niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen, is meer dan het slechts getalsmatig versterken van een groep (vgl. Hoge Raad 8 februari 2011, NJ 2011/82).
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting blijkt ten aanzien van de bijdrage van verdachte aan het delict en hoe deze moet worden geduid, naar het oordeel van het hof het volgende.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte waren op 24 januari 2021 in Eindhoven. Er zou die dag worden gedemonstreerd tegen de door de overheid ingestelde avondklok. Vanaf 11.00 uur is door de burgemeester van Eindhoven het centrum van Eindhoven aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Vanaf 14.00 uur vonden de eerste strafbare feiten plaats en escaleerde de situatie in de binnenstad van Eindhoven. De burgemeester heeft opdracht gegeven aan de politie om de demonstratie te beëindigen en heeft daarnaast een noodbevel afgegeven om het 18 Septemberplein te ontruimen.
Omstreeks 16.40 uur bevonden aangevers [aangever 1] en [aangever 2] zich op het Stationsplein te Eindhoven. Aangever [aangever 2] heeft met zijn telefoon foto’s en video’s gemaakt van de relschoppers.
De medeverdachte [medeverdachte 1] zag dat aangever [aangever 2] aan het filmen was en riep: ‘geen gezichten filmen.’ Vervolgens heeft hij zich tot de anderen gewend, waaronder [medeverdachte 2] en de verdachte, om hen te wijzen op de aangever die beeldmateriaal aan het vergaren was. Hierop bewoog de groep zich richting de twee aangevers. Op de beelden is te zien dat de verdachte zich voegde bij de groep rond de aangevers, waardoor deze werden ingesloten, en dat hij tijdens enige geweldplegingen jegens de aangevers met deze groep meebewoog. Aangever [aangever 2] is middels een nek klem naar de grond gebracht en vervolgens van meerdere kanten geslagen en geschopt, terwijl aangever [aangever 1] hem probeerde te beschermen met haar lichaam. Daarnaast zijn er stenen gegooid tegen en in de richting van aangevers.
Het hof overweegt dat, hoewel er sprake was van een noodbevel en een gebiedsverbod, waardoor het centrum van Eindhoven direct verlaten diende te worden, de verdachte er desondanks bewust voor heeft gekozen zich niet aan een en ander te onttrekken, maar is gedurende langere tijd ter plaatse gebleven. Er was sprake van een ontvlambare en explosieve situatie waardoor een bijdrage aan openlijk geweld al snel significant is. De verdachte is dit geweld niet uit de weg gegaan en heeft ook stenen ter hand genomen en heeft deze gegooid tegen de ruiten van het Centraal station op het Stationsplein te Eindhoven. Tevens blijkt uit de foto’s en beelden dat de verdachte niet alleen contact heeft gehad met de slachtoffers [aangever 1] en [aangever 2] , maar dat hij ook gedurende enige tijd is meegegaan in de aanvalsgolf van de groep schoppende, slaande en met stenen gooiende personen die zich tegen genoemde [aangever 1] en [aangever 2] hadden gekeerd. Hij heeft [aangever 1] op de rug aangeraakt, heeft een bijdrage geleverd bij de omsingeling van het tweetal en heeft zich hier niet aan onttrokken toen de groep zich verplaatste naar een iets verderop gelegen plaats op het plein. De verdachte heeft zich met de groep geweldplegers meebewogen. Gelet op de gezichtsbedekking bij de verdachte (foto op pagina 142) en de voornoemde wijze waarop hij zich in groepsverband manifesteerde, kan zijn optreden naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden opgevat als deel willen uitmaken van de anonieme groep geweldplegers.
Anders dan de verdediging is het hof tegen voormelde achtergrond en gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte op 24 januari 2021 hiermee een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen personen en goederen, dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen van de groep geweldplegers, welke bijdrage van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Dat niet vastgesteld is kunnen worden dat de verdachte zelf geweldshandelingen tegen [aangever 1] en [aangever 2] heeft verricht, immers in hoger beroep is gebleken dat [aangever 1] niet door het handelen van de verdachte (een duw) ten val is gekomen, doet daar niet aan af.
Aldus falen de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging. Het hof verwerpt mitsdien de verweren in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een verstandelijke beperking en heeft hulp nodig om zich staande te houden in de maatschappij. Die hulp is nu 24/7 geregeld. Hij gaat naar school, loopt stage, heeft een bijbaan en staat onder bewind. Met deze omstandigheden dient in strafmatigende zin rekening te worden gehouden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader is ook het ingrijpende middel van de avondklok aangewend, waardoor eenieder, behoudens bij wet geregelde uitzonderingsgevallen, zich vanaf 21:00 uur niet meer op straat mocht begeven. Naar aanleiding van de instelling van deze avondklok zijn in Nederland grootschalige rellen uitgebroken, die menig burger grote angst hebben ingeboezemd. Zo werd er op 24 januari 2021 in Eindhoven door een grote groep personen gereld, geplunderd en werden er allerhande zaken vernield. Mensen moesten machteloos toekijken hoe hun eigendommen en woonomgeving genadeloos werden vernield, terwijl veel burgers in deze tijden om uiteenlopende redenen al zwaar te lijden hadden onder de genomen maatregelen. Deze pure vernielzucht kent geen enkele rechtvaardiging.
De verdachte heeft zich op deze dag in Eindhoven schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen en goederen. De verdachte heeft zich gemengd in een grote groep personen die zich had verzameld in het centrum van Eindhoven, ondanks dat een noodverordening en een gebiedsverbod van kracht was en door de politie verzocht was het centrum direct te verlaten. De verdachte heeft in dat kader onder andere stenen ter hand genomen en deze tegen de ruiten van het centraal station in Eindhoven gegooid. Tevens heeft de verdachte met zijn handelwijze een wezenlijke bijdrage geleverd aan de mishandeling van [aangever 1] en [aangever 2] . De verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, alsook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangever 1] en [aangever 2] en bij hen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Toepassing jeugdstrafrecht
Uit het reclasseringsadvies van 12 juli 2023, waarin aansluiting wordt gezocht bij het advies van 29 november 2021, leidt het hof af dat op basis van het zogeheten ASR Wegingskader toepassing van het jeugdstrafrecht nog steeds geïndiceerd is:
(uit: advies 29 november 2021) “
Betrokkene functioneert op verstandelijk beperkt niveau, kan situaties moeilijk overzien en heeft op diverse leefgebieden begeleiding nodig om zijn leven te organiseren. Hij gedraagt zich in sociale situaties kinderlijker dan men van iemand van zijn kalenderleeftijd mag verwachten. Positief is dat betrokkene zich reeds meerdere jaren ontvankelijk opstelt voor de ondersteuning vanuit zijn jeugdreclasseerder WSG en mentor/bewindvoerder. Dit contact wordt door deze personen ook nuttig en noodzakelijk geacht om met betrokkene toe te werken naar stabiliteit en gedragsverandering op lange termijn. (....)"
Gelet hierop, alsmede gelet op het beeld dat het hof van de verdachte heeft bekomen, ziet het hof in de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 september 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het reclasseringsadvies van 12 juli 2023 volgt dat de verdachte zich met hulp van de hem geboden begeleiding in positieve zin heeft ontwikkeld. Er is sprake van een woonplek en (woon-) begeleiding vanuit Amarant op basis van een WLZ indicatie en ambulante begeleiding van Self. Het contact tussen de verdachte en zijn mentor/bewindvoerder is stabiel. Via het Entreecollege volgt de verdachte een leer/werktraject.
Het hof is van oordeel dat sprake is van een positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte. Hij accepteert de begeleiding die hem in het licht van zijn problematiek wordt geboden. Hij heeft woonruimte en dagbesteding in de vorm van scholing en werk en is gestart met de weerbaarheidstraining via Self. Het hof wil deze positieve ontwikkeling niet doorkruisen met het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Alles overziende acht het hof een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie passend. Echter, het hof heeft vastgesteld dat in hoger beroep de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM is overschreden, nu na verloop van 16 maanden na instellen van het hoger beroep op 17 juni 2022 uitspraak wordt gedaan. Het hof zal daarmee in strafmatigende zin rekening houden en zal een werkstraf opleggen voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met oplegging van daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof ziet geen aanleiding om aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden. Uit het reclasseringsadvies leidt het hof af dat deze niet geïndiceerd zijn omdat er voldoende hulpverlening aanwezig is. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de draagkracht van betrokkene en de draaglast die hij reeds heeft in de vorm van werk, opleiding, begeleidingsafspraken en de weerbaarheidstraining.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 168.542,63 (exclusief btw)/€ 186.299,59 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering ziet voornamelijk op vergoeding van schade aan het centraal station te Eindhoven, die is ontstaan als gevolg van de coronarellen op 24 januari 2021. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 59.362,50 (excl. BTW) aan schade NS reizigers als gevolg van opgeheven treinen;
€ 332,10 (excl. BTW) aan schade VVV kantoor;
€ 243,95 (excl. BTW) aan schade GWK Travelex;
€ 1.978,25 (excl. BTW) aan schade entree Coffeelab begane grond;
€ 63.875,56 (excl. BTW) aan schade Coffeelab 1e etage;
€ 330,05 (excl. BTW) aan schade kapper;
€ 13.125,66 (excl. BTW) aan schade deuren stationshal;
€ 818,98 (excl. BTW) aan schade rijwielstalling;
€ 4.174,08 (excl. BTW) aan assistentie, veiligstellen testen en herstellen;
€ 13.750 (incl. BTW) aan overige kosten NS station;
€ 5.000,00 (incl. BTW) aan schade NS reizigers als gevolg gestrande reizigers.
De politierechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 79.553,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot aan de
dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 80.704,55, bestaande uit glasschade exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente en [benadeelde] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Door de verdediging is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en overweegt daartoe als volgt. De benadeelde partij heeft diverse schadeposten opgevoerd maar niet ten aanzien van alle schade kan worden vastgesteld dat die rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit zijn toegebracht, dan wel dat de concrete betrokkenheid van verdachte bij het ontstaan van die schade is gebleken. Het hof is van oordeel dat om de gegrondheid van al deze posten te kunnen beoordelen, een nader onderzoek nodig is wat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 13 maart 2020 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en aangezien de proeftijd inmiddels is verstreken en derhalve niet meer kan worden verlengd, ziet het hof aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) weken.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaartde benadeelde partij [benadeelde]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket Oost-Brabant van 14 juli 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 13 maart 2020 onder parketnummer 02-296348-19, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen
Jeugddetentie.
Heft ophet geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. CH.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 22 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. CH.N.G.M. Starmans zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.