ECLI:NL:GHSHE:2023:3873

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
200.325.246_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom ter nakoming van begeleide omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door de vrouw tegen de man, met betrekking tot de nakoming van een begeleide omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De vrouw, die het eenhoofdig gezag over het kind uitoefent, is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een dwangsom is opgelegd voor het niet naleven van de omgangsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2023, waarbij de vrouw niet aanwezig was. De man heeft gesteld dat de vrouw de omgangsregeling structureel niet naleeft en dat een financiële prikkel in de vorm van een dwangsom noodzakelijk is om de continuïteit van de omgang te waarborgen. Het hof heeft overwogen dat er behoefte is aan duidelijkheid en rust in het belang van het kind, en dat de vrouw tot nu toe niet intrinsiek gemotiveerd lijkt om mee te werken aan de omgang. Het hof heeft de grieven van de vrouw afgewezen en de proceskostencompensatie uit de eerste aanleg bekrachtigd. Het arrest is op 21 november 2023 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.325.246/01
arrest van 21 november 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.M. Bakker te Rosmalen,
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[kind], geboren op [datum] 2022 te [plaats ] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
op het bij exploot van dagvaarding van 4 april 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 7 maart 2023, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen de vrouw als gedaagde en de man als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/405072 / KG ZA 23-8)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met producties 1-6;
  • het procesdossier in eerste aanleg;
  • H12-formulier namens de man met een productie 1 van 25 september 2023
  • H12-formulier namens de vrouw met een productie 1 van 28 september 2023.
  • H12-formulier namens de man met productie 2 van 29 september 2023.
  • De volledige beschikking van 17 januari 2023 namens de man van 4 oktober 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Verschenen zijn:
  • advocaat mr. M.M. van der Marel;
  • de man, met zijn advocaat mr. L.M. Bakker;
  • de raad, vertegenwoordigd door P. Bertrums en B. Broeren.
2.2.1.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de vrouw niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep.
2.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De feiten

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Enkele maanden na het verbreken van deze relatie is [kind] geboren. De vrouw oefent het eenhoofdig gezag uit over [kind] .
3.3.
Bij (tussen)beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 17 januari 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist:
  • verleent ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, aan de man toestemming tot het erkennen van de minderjarige [kind] , geboren te [plaats ] op [datum] 2022;
  • bepaalt – uitvoerbaar bij voorraad- dat de man en de minderjarige
twee keer per week gedurende anderhalf tot twee uur onder de voorwaarden zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.15 van die beschikking;
- bepaalt – uitvoerbaar bij voorraad- de volgende informatieregeling:
de man wordt maandelijks op de eerste van de maan door de vrouw per e-mail op deugdelijke wijze geïnformeerd over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarige, en met name betreffende diens (sociale) ontwikkeling en gezondheid, eventuele hobby’s en te zijner tijd betreffende de gang van zaken op school;
Partijen zijn verder in het kader van het Uniform Hulp Aanbod (UHA) verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden Brabant en de procedure is aangehouden tot
3 oktober 2023 PRO FORMAin afwachting van de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject; iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in de zaak met zaaknummer C/02/410573 / JE RK 23-1021 d.d. 21 juli 2023, is [kind] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI) voor de duur van een jaar tot 21 juli 2024.

4.Omvang van het geschil

4.1.
Bij vonnis in kort geding waarvan hoger beroep, gebiedt de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de vrouw om samen met de man na te komen de door de voorzieningenrechter in de beschikking van 17 januari 2023 opgelegde begeleide omgangsregeling, inhoudende dat de man en de minderjarige
  • de vrouw na te komen de door de bodemrechter in de beschikking van 17 januari 2023 neergelegde informatieregeling, inhoudende dat de man maandelijks op de eerste van de maand door de vrouw per e-mail op deugdelijke wijze geïnformeerd wordt over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarige, en met name betreffende diens (sociale) ontwikkeling en gezondheid, eventuele hobby’s en te zijner tijd de gang van zaken op school.
De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.2.
De vrouw kan zich niet verenigen met het vonnis in kort geding en zij is hiervan tijdig in hoger beroep gekomen.
4.2.1.
De vrouw heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende de man in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen en de man te veroordelen tot betaling van de kosten in eerste en tweede instantie.
4.2.2.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegelicht dat haar hoger beroep niet meer ziet op de verplichting tot nakoming van de begeleide omgangsregeling en informatieregeling zoals neergelegd in de beschikking van 17 januari 2023, maar dat het hoger beroep alleen ziet op de dwangsommen die de voorzieningenrechter aan de nakoming van de begeleide omgangsregeling heeft verbonden en de proceskosten.
4.2.3.
De vrouw voert – samengevat – daartoe het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte een dwangsom opgelegd en dit niet nader gemotiveerd en/of onderbouwd. De vrouw is altijd de beschikking en uitspraak van de rechtbank nagekomen, tenzij ze een goede en aantoonbare reden had om dat niet te doen. Een dwangsom is dus niet nodig. De vrouw moet rondkomen van een minimaal inkomen en een dwangsom zal telkens direct gevolg hebben voor de wijze waarop de vrouw de kinderen kan verzorgen. De rechtbank heeft geen inzicht gegeven in de belangafweging ten aanzien van de dwangsom. Dit klemt te meer omdat de omgang afhankelijk was gesteld aan het optreden van derde(n), namelijk de begeleiding van [naam 2] . Ook is in het kader van de ondertoezichtstelling de GI betrokken bij partijen die de vrouw erop kan aanspreken als zij haar afspraken niet nakomt.
4.3.
De man heeft verweer gevoerd en voert – samengevat – het volgende aan. De vrouw komt de begeleide omgangsregeling structureel niet na en werkt de omgang tegen. Pas toen de dwangsom geldend werd na betekening van het bestreden vonnis werkte de vrouw mee aan de begeleide omgangsregeling. Gelet op de jonge leeftijd van [kind] is het belangrijk dat er een consistente omgangsregeling is. De vrouw heeft een financiële prikkel nodig in de vorm van een dwangsom om tot nakoming te komen. Het feit dat er nu een GI is die haar kan aanspreken is onvoldoende, de GI kan geen dwangsommen opleggen. De man heeft nog geen dwangsommen geïnd. De grief van de vrouw dient te worden afgewezen. De man is verder van mening dat de vrouw in alle proceskosten, zowel in eerste aanleg, als in deze hoger beroepsprocedure, dient te worden veroordeeld, nu de man (wederom) onnodig kosten moet maken en de vrouw de man moedwillig en volledig onterecht dwingt om in
deze procedure zich te verweren.
4.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het belangrijk is dat er rust is en blijft en dat er sprake is van een consistente omgang tussen de man en [kind] . De raad spreekt zich niet uit over de vraag of de dwangsommen wel of niet erop moeten blijven en refereert zich aan het oordeel van het hof.

5.De beoordeling

5.1.
Het hof overweegt als volgt. Er is behoefte aan duidelijkheid en rust. In het belang van [kind] moet er continuïteit in de omgang blijven. Het enkele feit dat er sprake is van een ondertoezichtstelling en betrokkenheid van de GI acht het hof onvoldoende om te borgen dat die continuïteit er zal zijn. Het hof is er gelet op de informatie uit de stukken en hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling niet van overtuigd dat de vrouw zonder de dwangsom blijft meewerken aan de (begeleide) omgang. De vrouw heeft tot nu toe laten zien dat zij niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan de omgang tussen de man en [kind] en het hof acht daarom net als de rechtbank een financiële prikkel nodig om te zorgen dat de geldende regeling in het belang van [kind] wordt nageleefd. Dat de omgang inmiddels wordt begeleid door [naam 1] en niet meer door [naam 2] , maakt dit niet anders. Het bewijsaanbod is niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan voorbij gaat. De grieven van de vrouw falen.
5.2.
Het hof zal de proceskostencompensatie uit de eerste aanleg bekrachtigen en de kosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad. Voor een veroordeling van de man in de proceskosten is geen aanleiding, en in hetgeen de man heeft aangevoerd ten aanzien van een veroordeling van de vrouw in de kosten ziet het hof geen aanleiding om van deze gebruikelijke regel af te wijken.

6.De uitspraak

het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 7 maart 2023, voor zover in hoger beroep aan de orde gesteld;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 november 2023.
griffier rolraadsheer