ECLI:NL:GHSHE:2023:3859

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
20-000436-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van oplichting en eenvoudig witwassen, opzettelijke overtreding van voorschriften van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg vrijgesproken van oplichting, maar in hoger beroep werd hij veroordeeld voor medeplegen van oplichting en eenvoudig witwassen. De zaak betreft een eendaadse samenloop van feiten die zich hebben voorgedaan in augustus 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte zich voordeed als medewerker van de Rabobank om slachtoffers te misleiden en hen te bewegen tot het afgeven van hun bankpassen en pincodes. Hierdoor werden aanzienlijke geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers opgenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, gezien de nauwe samenwerking met zijn medeverdachte. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van voorschriften van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, omdat hij gevaarlijke stoffen vervoerde zonder de vereiste documenten en veiligheidsmaatregelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 596,00 werd gelast. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij [benadeelde 1] recht had op schadevergoeding voor materiële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000436-23
Uitspraak : 13 november 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 3 februari 2023, in de eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-039684-21 en 01-116449-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-039684-21 vrijgesproken en in de zaak met parketnummer 01-116449-22 ter zake van:
  • medeplegen van oplichting (het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde);
  • eenvoudig witwassen (het onder 2 primair en 4 primair tenlastegelegde);
  • opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (het onder 5 tenlastegelegde),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 23,32 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor hetzelfde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde ingangsdatum en voor dezelfde duur. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, is bepaald dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht en is de verdachte veroordeeld in de gemaakte en nog te maken proceskosten door de benadeelde partij, die tot de datum van het vonnis zijn begroot op nihil. Daarnaast is bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, daarnaast is bepaald dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht en is de benadeelde partij veroordeeld in de gemaakte en nog te maken proceskosten door de verdachte, die tot de datum van het vonnis zijn begroot op nihil. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave gelast van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 596,00 aan de verdachte.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep - voorzover nog aan de orde in hoger beroep - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • het onder parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
  • de vorderingen van de benadeelde partijen geheel zal toewijzen;
  • het inbeslaggenomen geldbedrag van € 596,00 verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft de verdediging naar voren gebracht dat deze tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden, met de kanttekening dat het onder 4 tenlastegelegde een voorgezette handeling van het onder 3 tenlastegelegde betreft. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de verdediging zich voor wat de bewezenverklaring betreft, gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partijen ter zake van de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vorderingen tot schadevergoeding verklaard dienen te worden en dat als het onder 3 tenlastegelegde bewezen verklaard wordt, de materiële schade ten bedrage van € 23,32 voor vergoeding in aanmerking komt. Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 596,00 bepleit dat de teruggave aan de verdachte gelast dient te worden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van hetgeen is ten laste gelegd onder parketnummer 01-039684-21.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-116449-22:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2021 te Asten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode en/of de randomreader van die [benadeelde 3] en/of een geldbedrag van € 5.000,-, door:
- zich (telefonisch) voor te doen als medewerker van de Rabobank en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat er € 1.700,- was afgeschreven van diens rekening naar een buitenlands rekeningnummer en dit gecontroleerd moest worden en/of
- die [benadeelde 3] te vragen naar diens pincode en bankrekeningnummer en/of
- ( vervolgens) bij die [benadeelde 3] diens pinpas en diens randomreader op te halen en/of - (vervolgens) € 4.500,- over te maken van de spaar- naar de lopende rekening van die [benadeelde 3] en/of
- ( vervolgens) € 5000,- van de bankrekening van die [benadeelde 3] te pinnen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 augustus 2021 te Asten, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode en/of de randomreader van die [benadeelde 3] en/of een geldbedrag van € 5.000,-, door:
- zich (telefonisch) voor te doen als medewerker van de Rabobank en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat er € 1.700,- was afgeschreven van diens rekening naar een buitenlands rekeningnummer en dit gecontroleerd moest worden en/of
- die [benadeelde 3] te vragen naar diens pincode en bankrekeningnummer,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 augustus 2021 te Asten, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- voornoemde pinpas en randomreader bij die [benadeelde 3] op te halen en/of
- een geldbedrag van € 5.000,- te pinnen van de rekening van die [benadeelde 3] ;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2021 te Asten een geldbedrag van € 5.000.-, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 augustus 2021 te Asten (van) een geldbedrag van € 5.000,-, althans een of meer voorwerpen en/of geldbedragen,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
-gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Stevensbeek, gemeente Sint Anthonis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de pinpassen van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of de pincodes van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of een geldbedrag van € 2.000,-, althans enig geldbedrag, door:
- zich (telefonisch) voor te doen als medewerker van de Rabobank en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat er € 1.200,- zou worden overgeschreven vanaf zijn rekeningnummer naar een buitenlands rekeningnummer en onderschept was en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat gecontroleerd moest worden of er iets was afgeschreven van diens rekening en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat diens bankpas en die van die [benadeelde 2] geblokkeerd moesten worden en/of die [benadeelde 1] te vragen naar diens pincode en/of die van [benadeelde 2] en bankrekeningnummer en/of
- ( vervolgens) bij die [benadeelde 1] diens pinpas en/of diens randomreader en/of de pinpas van die [benadeelde 2] op te halen en/of
- ( vervolgens) € 2.000,- van de bankrekening van die van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te pinnen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 12 augustus 2021 te Stevensbeek en/of Venray, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de pinpassen van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of de pincodes van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of een geldbedrag van € 2.000,-, althans enig geldbedrag, door:
- zich (telefonisch) voor te doen als medewerker van de Rabobank en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat er € 1.200,- zou worden overgeschreven vanaf zijn rekeningnummer naar een buitenlands rekeningnummer en onderschept was en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat gecontroleerd moest worden of er iets was afgeschreven van diens rekening en/of tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat diens bankpas en die van die [benadeelde 2] geblokkeerd moesten worden en/of
- die [benadeelde 1] te vragen naar diens pincode en bankrekeningnummer en/of
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 augustus 2021 te Stevensbeek en/of Venray, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- bij die [benadeelde 1] diens pinpas en/of diens randomreader en/of de pinpas van die [benadeelde 2] op te halen en/of
- ( vervolgens) € 2.000,- van de bankrekening van die van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te pinnen;
4.
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Venray, althans in Nederland, een geldbedrag van € 2.000,-, althans een of meer voorwerpen en/of geldbedragen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2021, te Venray, althans in Nederland, (van) een geldbedrag van € 2.000,-, althans een of meer voorwerpen en/of geldbedragen,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op of omstreeks 17 februari 2022 te Eindhoven al dan niet opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij met een personenauto een gevaarlijke stof, te weten 9 stuks (in totaal 21,6 kg), in elk geval meerdere drukhouders inhoudende Distikstofoxide, UN-nummer 1070, vervoerd over de Jeroen Boschlaan, in elk geval over land, terwijl de bij of krachtens het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers:
- werd in de transporteenheid geen vervoerdocument die alle vervoerde gevaarlijke goederen dekte meegevoerd (voorschrift 8.1.2.1 onder a van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en/of
- werden colli in een gesloten voertuig vervoerd terwijl de deuren van het voertuig niet waren gemerkt met de tekst "WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN" in letters van ten minste 25 mm hoog (voorschrift 7.5.11 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en/of
- was verdachte als persoon wiens taak betrekking had op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg niet opgeleid al naar gelang de eisen die het vervoer van gevaarlijke goederen aan zijn verantwoordelijkheid en taak stelde in overeenstemming met hoofdstuk 1.3 (voorschrift 8.2.3 in verband met voorschrift 1.3.1 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en/of
- waren colli die gevaarlijke goederen bevatten niet vastgezet met geschikte middelen die in staat waren de goederen in het voertuig of de container in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die bewegingen die de stand van de colli zouden kunnen wijzigen, voorkwam of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de colli (voorschrift 7.5.7.1 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en/of
- was de transporteenheid die gevaarlijke goederen volgens 1.1.3.6 vervoerde niet voorzien van één draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen A, B, en C, met een minimumcapaciteit van 2 kg poeder (of een daarmee overeenkomende capaciteit voor een ander geschikt blusmiddel) (voorschrift 8.1.4.2 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-116449-22:
1.primair
hij op 3 augustus 2021 te Asten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het bankrekeningnummer en de pinpas en de pincode en de randomreader van die [benadeelde 3] en een geldbedrag van € 5.000,-, door:
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de Rabobank en
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat er € 1.700,- was afgeschreven van diens rekening naar een buitenlands rekeningnummer en dit gecontroleerd moest worden en
- die [benadeelde 3] te vragen naar diens pincode en bankrekeningnummer en
- vervolgens bij die [benadeelde 3] diens pinpas en diens randomreader op te halen en
- vervolgens € 4.500,- over te maken van de spaar- naar de lopende rekening van die [benadeelde 3] en
- vervolgens € 5000,- van de bankrekening van die [benadeelde 3] te pinnen;
2.primair
hij op 3 augustus 2021 te Asten een geldbedrag van € 5.000.- heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
3.primair
hij op 12 augustus 2021 te Stevensbeek, gemeente Sint Anthonis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpassen van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en de pincodes van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en een geldbedrag van € 2.000,-, door:
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de Rabobank en
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat er € 1.200,- zou worden overgeschreven vanaf zijn rekeningnummer naar een buitenlands rekeningnummer en onderschept was en
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat gecontroleerd moest worden of er iets was afgeschreven van diens rekening en
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat diens bankpas en die van die [benadeelde 2] geblokkeerd moesten worden en die [benadeelde 1] te vragen naar diens pincode en die van [benadeelde 2] en bankrekeningnummer en
- vervolgens bij die [benadeelde 1] diens pinpas en diens randomreader en de pinpas van die [benadeelde 2] op te halen en
- vervolgens € 2.000,- van de bankrekening van die van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te pinnen;
4.primair
hij op 12 augustus 2021 te Venray een geldbedrag van € 2.000,- heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
5.
hij op 17 februari 2022 te Eindhoven opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij met een personenauto een gevaarlijke stof, te weten 9 stuks (in totaal 21,6 kg) drukhouders inhoudende Distikstofoxide, UN-nummer 1070, vervoerd over de Jeroen Boschlaan, terwijl de bij of krachtens het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers:
- werd in de transporteenheid geen vervoerdocument die alle vervoerde gevaarlijke goederen dekte meegevoerd (voorschrift 8.1.2.1 onder a van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en
- werden colli in een gesloten voertuig vervoerd terwijl de deuren van het voertuig niet waren gemerkt met de tekst "WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN" in letters van ten minste 25 mm hoog (voorschrift 7.5.11 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en
- was verdachte als persoon wiens taak betrekking had op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg niet opgeleid al naar gelang de eisen die het vervoer van gevaarlijke goederen aan zijn verantwoordelijkheid en taak stelde in overeenstemming met hoofdstuk 1.3 (voorschrift 8.2.3 in verband met voorschrift 1.3.1 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en
- waren colli die gevaarlijke goederen bevatten niet vastgezet met geschikte middelen die in staat waren de goederen in het voertuig of de container in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die bewegingen die de stand van de colli zouden kunnen wijzigen, voorkwam of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de colli (voorschrift 7.5.7.1 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen) en
- was de transporteenheid die gevaarlijke goederen volgens 1.1.3.6 vervoerde niet voorzien van één draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen A, B, en C, met een minimumcapaciteit van 2 kg poeder (of een daarmee overeenkomende capaciteit voor een ander geschikt blusmiddel) (voorschrift 8.1.4.2 van Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

Het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde

1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 augustus 2021, PL2100-2021172645-2 dossierpagina’s 8-10, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 3] :
(Dossierpagina 8)
Plaats delict: Asten.
Op 3 augustus 2021, omstreeks 17.00 uur, werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik zag dat ik gebeld werd door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik weet dat dit telefoonnummer van de Rabobank is. Ik hoorde aan de telefoon een vrouw. Ik hoorde deze vrouw zeggen dat zij werkzaam was bij de Rabobank, afdeling fraude. Ik hoorde deze vrouw zeggen dat er een bedrag van € 1.700,- was afgeschreven van mijn bankrekening en dat dit was overgemaakt naar een buitenlandse rekening. Ik hoorde haar vervolgens zeggen dat zij dit wilde controleren.
Ik hoorde vervolgens dat ze alles netjes met me wilde regelen en dat ze al mijn problemen vanuit de Rabobank wilde oplossen. Ik hoorde haar zeggen dat ze hiervoor mijn bankrekeningnummer, pasnummer en pincode nodig had. Ik heb toen mijn bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , pasnummer 4526 en volgens mij heb ik zelfs mijn pincode gegeven.
(Dossierpagina 9)
Ik hoorde de vrouw zeggen dat een medewerker van de Rabobank, een jongen, naar mijn woning zou komen om mijn bankpas en de randomreader op te halen. Ik heb toen mijn adres en huisnummer kenbaar gemaakt.
Vrij snel daarna hoorde ik de bel van de voordeur. Ik heb de voordeur opengemaakt. Ik zag toen een jongen staan. Ik kan deze jongen als volgt omschrijven:
- begin 20 jaar oud;
- ongeveer 1.70 meter groot;
- tenger postuur;
- donkere huidskleur;
- Spaans/Italiaans uiterlijk;
- zwart haar;
- droeg een wit t-shirt;
- droeg een lange broek.
Ik hoorde de jongen zeggen dat hij werkzaam was bij de Rabobank. Ik had op dat moment nog steeds de vrouw aan de telefoon. Ik hoorde de vrouw zeggen dat zij een code had en dat de jongen deze code aan mij door zou geven als controle. Ik hoorde de vrouw vervolgens een code noemen. Ik heb daarna aan de jongen de code gevraagd en hij noemde dezelfde code als de vrouw. Ik vertrouwde daarom de jongen. Ik hoorde vervolgens dat de jongen vroeg om mijn bankpas en randomreader. Ik heb deze aan hem overhandigd in een envelop. Ik zag daarna dat de jongen vertrok. Ik had op dat moment het gevoel dat het niet klopte. Ik heb toen haar (het hof begrijpt: de vrouw aan de telefoon) gezegd dat ik haar niet vertrouwde en ik heb de verbinding verbroken. Ik heb toen meteen telefonisch contact met de Rabobank opgenomen en mijn verhaal verteld. Ik hoorde toen dat er al een bedrag van € 5.000,- van mijn bankrekening was afgeschreven.
Later heb ik de afschriften van de bank ontvangen. Ik zag de volgende transacties. Ik zag dat er een bedrag van € 4.500,- was overgemaakt van mijn bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] naar mijn bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] . Dit bankrekeningnummer is ook van mij.
Ik zag dat er een bedrag van € 5.000,00 was opgenomen bij de geldmaat aan [adres 2] . Ik zag de datum 3 augustus 2021. Ik zag geldautomaat 17.38, geldautomaat 17.38, pasnummer 058, apparaatcode 811862.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een schriftelijk bescheid, zijnde de als aanvulling op het dossier aan de stukken toegevoegde afschriften van boekingsdetails d.d. 4 augustus 2021:
Boekingsdetails
[benadeelde 3] eo [naam] – [rekeningnummer 1] .
Basisinformatie
Bedrag: € 5.000,-;
(…)
Verwerkingstijd: 03-08-201 17:38:37.
Tegenrekening
(…)
Naam – volgens bank: Geldmaat [adres 2] .
Omschrijving
(…)
Omschrijving 1: Geldautomaat 17:38 pasnr. 058;
(…)
Apparaatcode: 811862.
Transactieherkenning
(…)
Transactiegroep 23 – Opname geldautomaat.
Boekingsdetails
[benadeelde 3] eo [naam] – [rekeningnummer 1] .
Basisinformatie
Bedrag: € 4.500,-;
(…)
Verwerkingstijd: 03-08-201 17:28:45.
Tegenrekening
Nummer/BIC: [rekeningnummer 2] ;
(…)
Naam – volgens bank: [benadeelde 3] eo [naam] .
Transactieherkenning
(…)
Transactiegroep 691 – Bijschrijving van spaarrekening (Online Bankieren).
3.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 17 augustus 2021, dossierpagina’s 29-30, met als bijlagen, dossierpagina’s 31-33, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] :
(Dossierpagina 29)
Verstrekte informatie
‘Door zich voor te doen als een medewerker van de bank heeft men een bankpas en pincode ontfutseld van aangeefster en daarbij € 5.000,00 opgenomen bij een geldmaat in Asten. Wie herkent deze verdachte? Graag pv herkenning opmaken in registratie PL2100-2021172645"’.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtsvestiging bevatte drie foto’s.
Herkenning
De persoon op foto 1, 2 en 3 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornaam: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] .
Een politiefoto die op 15 april 2021 van deze persoon is gemaakt wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent, binnenstad Helmond. Ik heb [verdachte] meerdere malen gezien, gecontroleerd en aangehouden tijdens mijn werkzaamheden in Helmond. Tevens is [verdachte] een voormalige bewoner van de Helmondse binnenstad en kom ik hem nog wekelijks tegen tijdens mijn werkzaamheden. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan de vorm van zijn hoofd, stand van de oren, zijn ogen en wenkbrauwen.
(Dossierpagina 30)
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
4.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 19 augustus 2021, dossierpagina’s 34-35, met als bijlagen, dossierpagina’s 36-38, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2] :
(Dossierpagina 34)
Verstrekte informatie
‘Door zich voor te doen als een medewerker van de bank heeft men een bankpas en pincode ontfutseld van aangeefster en daarbij € 5.000,00 opgenomen bij een geldmaat in Asten. Wie herkent deze verdachte?’.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtsvestiging bevatte drie foto’s.
Herkenning
De persoon op foto 1, 2 en 3 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornaam: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] .
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent in Helmond centrum. Ik ken de verdachte doordat ik hem regelmatig ben tegengekomen op straat, controles heb uitgevoerd. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Gezichtsvorm, huidskleur, leeftijd en postuur. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: stand van de ogen, wenkbrauwen, mond en oren. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
5.
De eigen waarneming van het hof:
Het hof neemt waar dat de foto’s die aan de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zijn voorgelegd, op welke foto’s ze de verdachte hebben herkend, dezelfde foto’s betreffen. De foto’s zijn afdrukken van de beelden van de beveiligingscamera bij de pinautomaat van Primera. De foto’s zijn genomen op het moment dat de persoon die de verbalisanten herkennen als de verdachte gaat pinnen bij Primera gelegen aan [adres 2] .
Het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2021, dossierpagina’s 11-14, met als bijlagen, dossierpagina’s 15-18, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
(Dossierpagina 11)
Plaats delict: Stevensbeek, binnen de gemeente Sint Anthonis.
Ik doe aangifte mede namens het slachtoffer Catharina Antonia Maritina.
Ik doe aangifte van oplichting/fraude. Hierdoor ontstond voor mij een nadeel van
€ 2.000,00.
Op 12 augustus 2021, omstreeks 18:00 uur, werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon door een man die zich voorstelde als [medeverdachte] . Hij vertelde dat hij werkte op de afdeling ICT van de Rabobank. Deze [medeverdachte] vertelde mij dat er op mijn rekening, eindigend op [rekeningnummer 3] , een verdachte transactie naar het buitenland was tegengehouden door hem. Het zou gaan om een bedrag van € 1.200,00 wat hij tijdig onderschept had. Deze [medeverdachte] vroeg mij of ik wilde inloggen bij de bank om te kijken of het geld er toch afgehaald was. Ik heb ingelogd bij de Rabobank op mijn computer. Het rekeningnummer van mijn lopende rekening bij de Rabobank is: [rekeningnummer 3] ten name van mij en mijn vrouw. Ik opende mijn bankaccount en zag dat er geen geld was afgeschreven naar het buitenland. [medeverdachte] wilde ter verificatie weten hoeveel er nog op mijn bankrekening stond. [medeverdachte] vroeg nog wel eerst naar mijn geboortedatum, postcode en huisnummer. Juist door deze vragen had ik vertrouwen in deze man; de bank stelt immers altijd bij telefonisch contact enkele persoonlijke vragen ter verificatie.
(Dossierpagina 12)
[medeverdachte] vertelde ons toen dat het verstandiger was om onze bankpassen te blokkeren omdat men al had getracht geld over te maken naar het buitenland, wat hij had voorkomen. Ik heb toen gezegd dat ik mijn pincode niet ging geven. [medeverdachte] was het met mij eens en zei dat hij daar een andere methode voor had. Hij zou een programma op de computer starten, dan zou ik twee tonen horen en moest ik de pincodes opzeggen van de lopende rekening en de spaarrekening. Hij wilde zowel mijn pincode als de pincode van mijn echtgenote. Ik kon deze rustig opzetten, hij zou dat niet kunnen horen en de pincodes zouden voor hem onzichtbaar worden verwerkt in het systeem. Daarop heb ik de pincodes genoemd. Gelijk zag ik op het scherm van mijn telefoon een mededeling verschijnen ‘bankpassen geblokkeerd’. Dit was omstreeks 19:00 uur. [medeverdachte] begon weer over de passen en vertelde dat zij de volgende dag komen met nieuwe bankpassen en twee nieuwe pincodes. Echter, hij moest dan wel onze oude bankpassen eerst hebben. Hij zou direct iemand sturen om deze oude bankpassen op te halen. Als zijn collega de bankpassen kwam ophalen wilde deze ook de Raboscanner hebben. Als zijn collega onze bankpassen en Raboscanner zou komen halen, zou deze een code zeggen om te checken bij ons zodat wij zouden weten dat het van de Rabobank afkomstig was. Terwijl ik nog met [medeverdachte] in gesprek was zag ik een rood wagentje. Ik zei dat tegen [medeverdachte] en die zei dat dat zijn collega was en dat hij hem wel zou bellen. Het was nu tegen 19:30 uur. Ik ben toen naar buiten gelopen met een, in opdracht, dichtgeplakte envelop met daarin de bankpassen en de Raboscanner. Uit de auto kwam een man. Deze man liep op mij af en noemde mij de mij eerder door [medeverdachte] gekregen code. Dat klopte dus ik gaf deze man de envelop met inhoud. Daarop liep de man terug naar de auto. De auto had het kenteken [kenteken 1] . Daarop is dat autootje, kort na 19:390 uur, weggereden. Tevens wil ik nog zeggen dat er in dit autootje twee mannen zaten.
(Dossierpagina 13)
Kort nadat het gesprek met [medeverdachte] was beëindigd werd mijn vrouw te woord gestaan door een medewerker van de Rabobank. Het was toen ongeveer 19:45 uur. Bij een check op onze bankrekening zag de medewerker van de bank dat er inmiddels al twee keer € 1.000,- was gepind in Venray. Direct werd onze rekening geblokkeerd.
Later heb ik op mijn bankaccount kunnen zien dat de fraudeurs geld hadden overgemaakt van onze spaarrekening naar onze lopende rekening. En ik zag dat zij het opnamelimiet hadden verhoogd.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
(Dossierpagina 16)
Boekingsdetails
[benadeelde 1] eo [benadeelde 2] – [rekeningnummer 3] .
Basisinformatie
Bedrag: € 1.000,-;
(…)
Verwerkingstijd: 12-08-2021 19:44:01.
Tegenrekening
(…)
Naam – volgens bank: Geldmaat Julianasingel Venray.
Omschrijving:
(…)
Omschrijving 1: Geldautomaat 19:43 pasnr. 029;
(…)
Apparaatcode: 811429.
Transactieherkenning
(…)
Transactiegroep: 23 - Opname geldautomaat.
(Dossierpagina 17)
Boekingsdetails
[benadeelde 1] eo [benadeelde 2] – [rekeningnummer 3] .
Basisinformatie
Bedrag: € 1.000,-;
(…)
Verwerkingstijd: 12-08-2021 19:42:59.
Tegenrekening
(…)
Naam – volgens bank: Geldmaat Julianasingel Venray.
Omschrijving:
(…)
Omschrijving 1: Geldautomaat 19:42 pasnr. 029;
(…)
Apparaatcode: 811429.
Transactieherkenning
(…)
Transactiegroep: 23 - Opname geldautomaat.
(Dossierpagina 18)
Boekingsdetails
[benadeelde 1] eo [benadeelde 2] – [rekeningnummer 3] .
Basisinformatie
Bedrag: € 1.000,-;
(…)
Verwerkingstijd: 12-08-2021 19:36:08.
Tegenrekening
Nummer/BIC: [rekeningnummer 4] ;
(…)
Naam – volgens bank: [benadeelde 1] eo [benadeelde 2] .
Transactieherkenning
(…)
Transactiegroep: 691 – Bijschrijving van spaarrekening (Online Bankieren).
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2021, dossierpagina 19, met als bijlagen, dossierpagina’s 20-23, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 3] :
Ik bekeek de na vordering verstrekte camerabeelden van de geldopname bij de geldmaat aan [adres 3] .
Ik zag dat door een manspersoon gepind werd
(Hof: Dit gebeurde op 12 augustus 2021, 19:42 uur en 12 augustus 2021, 19:44 uur).Hiervan heb ik screenshots gemaakt die bij dit proces-verbaal zijn gevoegd.
Ik zag dat deze persoon vermoedelijk twee geldopnames deed. Ik zag hem namelijk twee keer daadwerkelijk geld uit de geldautomaat halen. Ik zag dat hij dit deed met een op een Rabobank gelijkend pasje.
Door aangever werd zijn bankpas afgegeven aan iemand die zich voordeed als medewerker van de Rabobank. Vervolgens werd gepind bij de geldmaat in Venray. Deze beelden werden gevorderd en bekeken. Derhalve stuurde ik screenshots van de geldopname naar een wijkagent in Helmond met de vraag om herkenning. Hierbij werden slechts screenshots gestuurd zonder enige vermelding over de zaak of registratienummer. Door collega's werd de pinner herkend als zijnde verdachte [verdachte] . Zie betreffende processen-verbaal van herkenning. Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] .
3.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 9 december 2021, dossierpagina’s 39-40, met als bijlagen, dossierpagina’s 41-46, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 39)
Verstrekte informatie
Collega [verbalisant 2] liet mij een foto zien van een verdachte. Collega [verbalisant 2] heeft deze foto ontvangen van een ander basisteam voor verzoek tot herkenning.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte drie foto’s.
Herkenning
De persoon op foto 1, 2 en 3 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornaam: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] .
Een politiefoto die in 04-2021 van deze persoon is gemaakt met het nummer 4 wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden. Ik ben met de verdachte meerdere malen in aanraking geweest met betrekking tot een strafbaar feit of controle. Ik heb de verdachte meerdere malen aan de kant gehad voor een controle op de WVW of anderzijds. Vanuit mijn recherchetaak heb ik langere tijd een onderzoek gedraaid op verdachte en daardoor veelvuldig met hem bezig geweest. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
(Dossierpagina 40)
Ik herkende verdachte direct aan zijn gezicht. Hij heeft een rond gezicht en in verhouding een kleinere mond. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: rond gezicht, relatief kleine mond, licht getinte huidskleur. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
4.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 9 december 2021, dossierpagina’s 50-51, met als bijlagen, dossierpagina’s 52-54, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] ,
(Dossierpagina 50)
Verstrekte informatie
Zou je bijgevoegde foto’s willen bekijken of je de persoon erop mogelijk herkent?
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte drie foto’s.
Herkenning
De persoon op foto 1 en 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornaam: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] .
Een politiefoto die in 04-2021 van deze persoon is gemaakt wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent, binnenstad Helmond. Ik heb [verdachte] meerdere malen gezien, gecontroleerd en aangehouden tijdens mijn werkzaamheden in Helmond. Tevens is [verdachte] een voormalige bewoner van de Helmondse binnenstad en kom ik hem nog wekelijks tegen tijdens mijn werkzaamheden in Helmond. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan de vorm van zijn hoofd, stand van de oren, zijn ogen, wenkbrauwen en postuur. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2021, dossierpagina 24, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 3] :
Ik was belast met het onderzoek oplichting/fraude waarvan op 31 augustus 2021 aangifte werd gedaan, zie proces-verbaal van aangifte: PL2100-2021179080-2
(hof: de aangifte als vermeld onder bewijsmiddel 1).In deze aangifte werd door aangever een kenteken genoemd van de auto waarin degene die de bankpas bij hem ophaalde wegreed. De auto was rood, een soort Kangoo met kenteken [kenteken 1] . Dit kenteken werd door mij bevraagd via Integrale Bevraging. Ik zag in de gegevens van de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW) dat de tenaamgestelde van het voertuig ten tijde van de pleegdatum, 12 augustus 2021, [verdachte] , geboortedatum [geboortedag] 1990, betrof. Ik zag dat het voertuig van 01-07-2021 tot 09-11-2021 op naam had gestaan van [verdachte] .
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 februari 2022, dossierpagina’s 59-63, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 59)
Het verhoor wordt afgenomen op de wijze van:
V: Vraag;
A: Antwoord;
O: Opmerking verbalisant.
(Dossierpagina 60)
V: Wat voor auto rijd je?
A: een caddy
(Dossierpagina 63)
V: Met wie zit je dan in de auto?
A: (…) Verder gebruikt niemand de auto, alleen mijn moeder en ik.

Het onder 5 tenlastegelegde

1.
Het proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 17 februari 2022, dossierpagina’s 55-56, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 5] :
(Dossierpagina 55)
Op 17 februari 2022 hield ik op de locatie Jeroen Boschlaan, Eindhoven, als verdachte aan:
Verdachte
Achternaam: [verdachte] ;
Voornaam: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] .
Bevindingen
Op 17 februari 2022 reed ik op een herkenbare politie motorfiets door Eindhoven. Ik hoorde van collega’s in burger dat ze een voor hen ambtshalve verdachte zagen rijden die gesignaleerd stond om aangehouden te worden. Ik hoorde van deze collega’s dat de verdachte vluchtgevaarlijk was en reed in een klein zwart autootje met het kenteken [kenteken 2] .
Op aanwijzingen van de collega’s zag ik het genoemde voertuig op de Jeroen Boschlaan in Eindhoven stil staan in de file. Ik stopte hierop het voertuig en hield de bestuurder, de verdachte, aan.
Ik zag achterin de auto, achter de stoelen, een aantal lachgasflessen/tanks liggen.
2.
Het proces-verbaal wet gevaarlijke stoffen d.d. 15 maart 2022, dossierpagina’s 109-115, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
(Dossierpagina 110)
Onderzoek
Op 17 februari 2022 stelde ik een nader onderzoek in aan en in het voertuig met het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dit een personenauto betrof ingericht als een gesloten voertuig als bedoeld in 1.2.1. van de bijlage I van het VLG (de Regeling Vervoer over Land van Gevaarlijke stoffen). Ik zag dat zich bij de beenruimte voor de passagiersstoelen negen grijze drukhouders (gasflessen) bevonden. Ik zag dat er twee gasflessen los achter de bestuurdersstoel op elkaar gestapeld lagen en dat er zeven gasflessen los achter de bijrijdersstoel op elkaar gestapeld lagen Ik zag dat alle gasflessen niet deugdelijk waren vastgezet en bij een ongeluk of een onverwachte manoeuvre de gasflessen door het hele voertuig verplaatst kunnen worden met alle gevolgen van dien. Tevens zag ik dat er acht plastic zakken met zwarte en gekleurde ballonnen op de bijrijderstoel lagen. Ik zag de personenauto niet was voorzien van een ventilatiesysteem en dat er geen verplichte brandblusser in het voertuig aanwezig was. Ik heb enkele gasflessen gecontroleerd op ingeslagen gegevens zoals keuring en gewichten alsmede keuring.
(Dossierpagina 112)
Vaststelling vervoerde stoffen
Ik zag dat al deze drukhouders voorzien waren van ingeslagen opschriften. Aan de hand van die opschriften stelde ik vast dat al deze drukhouders 4,5 kilogram product konden bevatten. Ik zag dat de afsluiter van negen van deze drukhouders waren voorzien van een gele plastic afsluitdop. Hieruit leidde ik derhalve af dat deze drukhouders daadwerkelijk gevuld waren. Verder stelde ik met behulp van een weegschaal en met behulp van de in de drukhouders ingeslagen opschriften vast dat negen drukhouders een totaalgewicht van 62,1 kilogram hadden. Verminderd met het gewicht van een drukhouder vermenigvuldigd met 4,5 kilogram. Betreft: 62, kilogram – 9 x 4,5 kilogram = 21,6 kilogram per product. Gelet op het bovenstaande en hetgeen de bestuurder verklaarde stelde ik vast dat er vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvond als bedoeld in 1.2.1 ADR.
Uit het onderzoek bleek dat de volgende stof was geladen:
UN-nummer: 1070;
Stofnaam: Distikstofoxide (lachgas);
Klasse: 2;
Letter: O;
Hoeveelheid: 21,6 kilogram;
Verpakt in: 9 drukhouders.
Deze stof is een stof als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Bij onderzoek stelde ik vast dat dit vervoer van gevaarlijke stoffen niet conform de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen werd verricht.
(Dossierpagina 114)
Specificatie geconstateerde overtredingen VLG.
8.1.2.1 ADR – Aan boord van de transporteenheid mee te voeren documenten.
Naast de documenten die vanwege nadere wettelijke voorschriften worden vereist, moeten in de transporteenheid de volgende documenten worden meegevoerd:
a. De vervoersdocumenten, aangegeven in 5.4.1, die alle vervoerde gevaarlijke goederen dekken en, voor zover van toepassing, het grote container- of voertuigbeladingscertificaat zoals voorgeschreven in 5.4.2.
Uit het door mij ingestelde onderzoek, alsmede uit het door verdachte [verdachte] verklaarde, bleek mij dat er ten tijde van het daadwerkelijke vervoer cq transport van voornoemde gevaarlijke stof lachgas geen vervoersdocument in de transporteenheid aanwezig was. Gelet hierop werd niet voldaan aan het gestelde in 8.1.2.1. a. ADR.
7.5.7.1 ADR – Behandeling en stuwage.
Zo nodig moet het voertuig of container zijn voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maken. Colli die gevaarlijke goederen bevatten en onverpakte gevaarlijke voorwerpen moeten zijn vastgezet met geschikte middelen die in staat zijn de goederen in het voertuig of de container in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die bewegingen die de stand van de colli zouden kunnen wijzigen, voorkomt of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de colli.
Ik zag dat voornoemde drukhouders geheel los in de transporteenheid lagen. Ik zag met name de drukhouders gelegen bij de beenruimte voor de passagiersstoel geheel los lagen en op geen enkele wijze waren gestuwd of waren vastgezet. Ik zag dat door bewegingen van het voertuig en de daardoor optredende krachten de drukhouders van stand konden veranderen en daardoor wellicht beschadigd konden raken, waarbij inhoud uit die drukhouders vrij zou kunnen komen vervolgens zou kunnen gaan lekker. Gelet hierop werd er niet voldaan aan het gestelde in 7.5.7.1. ADR.
7.5.11 ADR – Aanvullende voorschriften voor bepaalde klassen of specifieke goederen.
CV 36: Colli moeten bij voorkeur in open of geventileerde voertuigen of open of geventileerde containers worden geladen. Indien dit niet mogelijk is en colli in andere, gesloten voertuigen of containers worden vervoerd, moeten de laaddeuren van de voertuigen of containers worden gemerkt met de volgende tekst in letters van ten minste 25 mm hoog:
(Dossierpagina 115)
‘WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN’.
Ik zag dat de transporteenheid was uitgerust als gesloten voertuig als bedoeld in referentienummer 1.2.1 ADR en niet van ventilatieopeningen was voorzien. Ik zag dat nergens op deze transporteenheid een kenmerk met het opschrift ‘waarschuwing geen ventilatie voorzichtig openen’ was aangebracht. Gelet hierop werd niet voldaan aan het gestelde in 7.5.11 CV 36 ADR.
8.1.4.2 ADR – Brandbestrijdingsuitrusting.
Transporteenheden die gevaarlijke goederen volgens 1.1.3.6 vervoeren moeten voorzien zijn van een draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen A, B en C, met een minimumcapaciteit van 2 kilogram poeder (of een daarmee overeenkomende capaciteit voor een ander geschikt blusmiddel).
Ik zag dat er in deze transporteenheid geen brandblusapparaat aanwezig was. Gelet hierop werd er niet voldaan aan het gestelde in 8.1.4.2 ADR.
1.3.1 ADR – Opleiding van personen.
De personen die werkzaam zijn bij de betrokken overeenkomstig hoofdstuk 1.4 en wier taken betrekking hebben op het vervoer van gevaarlijke goederen, moeten zijn opgeleid, al naar gelang de eisen die het vervoer van gevaarlijke goederen aan hun verantwoordelijkheden en taken stelt.
Uit het door mij ingestelde onderzoek alsmede uit het door de verdachte [verdachte] verklaarde is mij niet kunnen blijken dat de verdachte [verdachte] enige opleiding als bedoeld in 1.3.1 ADR had genoten. Gelet hierop werd er niet voldaan aan het gestelde in 1.3.1 ADR.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 februari 2022, dossierpagina’s 59-63, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 59)
Het verhoor wordt afgenomen op de wijze van:
V: Vraag;
A: Antwoord;
O: Opmerking verbalisant.
(Dossierpagina 63)
V: (…) We hebben ook nog vragen over het vervoer van de lachgasflessen in de auto. (…) Heb je nu iets toe te voegen aan deze verklaring?
A: (…) Wat moet ik over die lachgasflessen vertellen? Die zijn van mij. (…) Ik weet dat het met brandblusser moet enz.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 februari 2022, dossierpagina’s 76-80, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 79)
V: (…) Welk certificaat heb jij voor het vervoeren van de lachgasflessen?
A: Ik heb geen certificaat.
(…)
V: Hoe vervoerde jij ze (het hof begrijpt: de lachgasflessen)?
A: Ze lagen gewoon zo in de auto. Ze lagen achter de stoel.
V: Ik laat je nu een foto zien van je auto waarin de lachgasflessen lagen. Is dit de juiste manier van vervoeren?
A: Nee, zo moet dat niet.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsvrouw is vrijspraak van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij eerst aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de pinpas bij aangeefster [benadeelde 3] heeft opgehaald. De verdachte voldoet niet aan de omschrijving zoals gegeven door aangeefster. Daarnaast twijfelt aangeefster bij het zien van de foto’s van de verdachte of hij degene is geweest die de pinpas heeft opgehaald, daargelaten of de fotoconfrontatie op de juiste manier heeft plaatsgevonden nu op alle drie de foto’s de verdachte te zien was. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die met behulp van de pinpas van aangeefster [benadeelde 3] geld bij de Primera heeft opgenomen. Het is namelijk niet duidelijk van welke datum en tijd de camerabeelden van de Primera zijn. Het gevolg is dan dat ook niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het geld voorhanden heeft gehad.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
In het onderhavige geval volgt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster [benadeelde 3] omstreeks 17:00 uur werd gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerkster van de Rabobank, met de mededeling dat fraudeurs het op de bankrekening van aangeefster hadden voorzien. De bankmedewerkster gaf te kennen dat zij het ging oplossen en daarvoor het bankrekeningnummer, het pasnummer en de pincode van aangeefster nodig had. Aangeefster heeft haar deze gegevens verschaft. Vervolgens verscheen er een man bij de woning van aangeefster in Asten en nam de pinpas en randomreader van aangeefster mee. Deze man heeft ze omschreven als begin 20 jaar oud, ongeveer 1.70 meter groot, met een tenger postuur, een donkere huidskleur, een Spaans/Italiaans uiterlijk en zwart haar. Hij droeg een wit t-shirt en een lange broek. Daarna werd er om 17:28:45 uur een geldbedrag van € 4.500,- van de spaarrekening van aangeefster naar haar lopende rekening overgeboekt. Van deze lopende rekening werd om 17:38:37 uur met de pinpas van aangeefster een geldbedrag van € 5.000,- opgenomen bij de geldmaat op [adres 2] . Op stills van de camerabeelden van de pinautomaat op [adres 2] is de verdachte door twee verbalisanten herkend.
Uit het voorgaande maakt het hof op dat de verdachte degene is geweest die de pinpas bij aangeefster heeft opgehaald en vervolgens met behulp van haar pinpas het geldbedrag van € 5.000,- heeft opgenomen. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de korte tijdspanne tussen het bellen met aangeefster, het ophalen van de pinpas en het opnemen van voornoemd geldbedrag. Daarnaast past de omschrijving van aangeefster van de man die bij haar aan de deur is geweest op hoofdlijnen bij de stills van de camerabeelden van de pinautomaat, waarop de verdachte is herkend. Het verweer dat niet duidelijk is van welke datum en tijd de camerabeelden zijn, schuift het hof terzijde. Uit het desbetreffende proces-verbaal is genoegzaam duidelijk dat de beelden betrekking hebben op het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De fotoconfrontatie met aangeefster gebruikt het hof voorts niet voor het bewijs, zodat hetgeen daarover is aangevoerd geen bespreking behoeft.
Voorts is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander. Zonder de rol van de medeverdachte, de persoon die aangeefster heeft gebeld, had de verdachte de daarop volgende oplichtingshandelingen niet kunnen verrichten. Een medeverdachte heeft aangeefster gebeld, waarna de verdachte naar de woning van aangeefster is gegaan, waarbij aangeefster werd bewogen tot de afgifte van haar pinpas met randomreader en de verdachte heeft vervolgens geld met de pinpas van aangeefster gepind. Alle handelingen staan in dienst van het uiteindelijke doel: aangeefster oplichten en zoveel mogelijk geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen vervulde, leverde daarmee een wezenlijke en essentiële bijdrage aan het plegen van het tenlastegelegde..
Het hof is aldus van oordeel dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Het hof zal de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
II
Door de raadsvrouw is vrijspraak van het onder 3 primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de pinpas bij aangever [benadeelde 1] heeft opgehaald. Hij voldoet niet aan het signalement van de man die de pinpas aan de deur bij aangever [benadeelde 1] heeft opgehaald en niet aan het signalement van de man die op dat moment bij de auto bleef. Op basis van de herkenningen van de verbalisanten kan slechts worden vastgesteld dat de verdachte op 12 augustus 2021 in Venray met de pinpas van aangever [benadeelde 1] en zijn vrouw [benadeelde 2] geld heeft gepind, waardoor medeplichtigheid meer in de rede ligt (het onder 3 subsidiair tenlastegelegde).
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
In het onderhavige geval volgt uit de bewijsmiddelen dat aangever [benadeelde 1] omstreeks 18:00 uur werd gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de Rabobank, met de mededeling dat fraudeurs het op de bankrekening van aangever hadden voorzien. De bankmedewerker gaf aan dat het verstandiger was om de pinpassen van aangever en zijn vrouw te blokkeren. De medewerker van de Rabobank vroeg omstreeks 19:00 uur om de pincodes van de pinpassen en heeft deze uiteindelijk ook gekregen. Daarna kwamen er omstreeks 19:30 uur bij het huis van aangever in Stevensbeek een mande bankpassen en de Raboscanner ophalen met een auto die op naam van de verdachte stond en waarover de verdachte heeft verklaard dat alleen zijn moeder en hij de auto gebruiken. In de auto zat nog een tweede man. De ene man werd omschreven als een lange, licht getinte, 28- tot 30-jarige man, met kort donker haar. Hij droeg een grijs t-shirt met spijkerbroek. De andere man werd omschreven als een licht getinte man, met donker schouderlang krullend haar. Hij droeg een wit t-shirt en broek. Daarna werd er om 19:36:08 uur een geldbedrag van € 1.000,- van de spaarrekening van aangever naar haar lopende rekening overgeboekt. Van deze lopende rekening werd eerst om 19:42:49 uur met de pinpas van aangever een geldbedrag van € 1.000,- opgenomen bij de pinautomaat op de Julianasingel te Venray en daarna om 19:44:01 uur wederom een geldbedrag van € 1.000,-. Op stills van de camerabeelden van de pinautomaat op de Julianasingel te Venray is de verdachte door meerdere verbalisanten herkend.
Uit het voorgaande maakt het hof op dat de verdachte degene is geweest die de pinpas bij aangever heeft opgehaald en vervolgens met behulp van aangevers pinpas twee maal een geldbedrag van € 1.000,- heeft opgenomen. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de korte tijdspanne tussen het bellen met aangever, het ophalen van de pinpassen en het opnemen van voornoemde geldbedragen. Daarnaast moet het de verdachte zijn geweest die de pinpassen heeft opgehaald, nu hij zelf heeft verklaard dat alleen hij en zijn moeder in zijn auto rijden, terwijl uit het dossier volgt dat in de auto twee mannelijke personen werden waargenomen. Dat vervolgens de omschrijvingen van aangever, die na een stressvolle ervaring een verklaring heeft afgelegd, niet geheel bij de verdachte passen maakt dat niet anders.
Voorts is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen. Zonder de rol van de medeverdachte, de persoon die aangever heeft gebeld, had de verdachte de daarop volgende oplichtingshandelingen niet kunnen verrichten. Een medeverdachte heeft aangever gebeld, waarna de verdachte samen met een ander naar de woning van aangever is gegaan, waarbij aangever werd bewogen tot de afgifte van de pinpassen met Raboscanner en de verdachte heeft vervolgens twee maal geld met de pinpas van aangever gepind. Alle handelingen staan in dienst van het uiteindelijke doel: aangever oplichten en zoveel mogelijk geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen vervulde, leverde daarmee een wezenlijke en essentiële bijdrage aan het plegen van het tenlastegelegde.
Het hof is aldus van oordeel dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Het hof zal de verdachte ter zake van het onder 3 primair (en het onder 4 primair tenlastegelegde) tenlastegelegde veroordelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
III
De raadsvrouw heeft bepleit dat de onder 3 en 4 tenlastegelegde moet worden beschouwd als een voortgezette handeling, waardoor de strafwaardigheid minder zou zijn. Naar het oordeel van het hof is echter geen sprake van voortgezette handelingen in de hier bedoelde zin, maar van eendaadse samenloop. Het hof zal derhalve toepassing geven aan het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
IV
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van oplichting
en
eenvoudig witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van oplichting
en
eenvoudig witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van twee ouderen met behulp van een babbeltruc. De slachtoffers hebben door een geraffineerde en listige verhaal in goed vertrouwen hun pinpassen, bijbehorende pincodes en hun randomreader of Raboscanner afgestaan. Met de afhandig gemaakte pinpassen zijn vervolgens geldbedragen opgenomen.
Dit zijn ernstige feiten. In de eerste plaats is de slachtoffers aanmerkelijke financiële schade berokkend. Daarnaast rekent het hof het de verdachte in strafverzwarende zin aan dat hij en zijn medeverdachten kennelijk doelbewust ouderen als slachtoffer hebben uitgekozen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op doortrapte en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hen dachten te mogen hebben. In strafverzwarende zin heeft het hof meegewogen dat de oplichting telkens onder meer bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad, zo volgt uit de door de slachtoffers daaromtrent afgelegde verklaringen. De verdachte heeft zijn eigen gewin voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van zijn daden op de slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in strijd met meerdere veiligheidsvoorschriften vervoeren van negen geheel of gedeeltelijk met lachgas gevulde gasflessen. Aannemelijk is dat het gevaarzettend karakter van het vervoer hiervan door de verdachte aanmerkelijk is geweest. Ook dit feit rekent het hof de verdachte terdege aan.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2023, waaruit blijkt dat hij in 2016 en in 2015 onherroepelijk is veroordeeld voor telkens onder meer een of meer vermogensfeiten. Deze feiten worden net als de bewezenverklaarde oplichtingen normaliter gepleegd met een financieel oogmerk, zodat het hof deze veroordelingen in strafverzwarende zin meeweegt. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft evenzeer gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles overziende acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 596,00 aan de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd. De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat thans, op grond van deze strafrechtelijke procedure, niet kan worden vastgesteld dat de gestelde immateriële schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit van oplichting. Een nader onderzoek naar de causaliteit zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Mitsdien zal het hof de benadeelde partij in de gevorderde schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 522,32, bestaande uit materiële schade van € 22,32 en immateriële schade van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 22,32 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2021 en voor het overige is de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering. Ten aanzien van de materiële schade wordt de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 22,32 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2021.
Voorts is het hof van oordeel dat thans, op grond van deze strafrechtelijke procedure, niet kan worden vastgesteld dat de gestelde immateriële schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit van oplichting. Een nader onderzoek naar de causaliteit zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Mitsdien zal het hof de benadeelde partij in de gevorderde schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 23,32. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 63, 326 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 3 en 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-039684-21 tenlastegelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 596,00.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 23,32 (drieëntwintig euro en tweeëndertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-116449-22 onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 23,32 (drieëntwintig euro en tweeëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 augustus 2021.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 13 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.A.J.M. Lavrijssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland registratienummer PL2100-2022033985, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, ondertekend en gesloten op 19 april 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 1-119, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.