[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [adres] .
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C Opiumwet gegeven verbod (het onder 1 tenlastegelegde);
- diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (het onder 2 tenlastegelegde);
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (het onder 3 tenlastegelegde),
veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast is er beslist omtrent het beslag.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter heeft geen beslissing genomen over de 697 inbeslaggenomen pillen. Daarnaast heeft de politierechter de vijf inbeslaggenomen lege plasticzakjes hondenvoer van het merk Smulti onttrokken aan het verkeer. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep afstand gedaan van deze inbeslaggenomen voorwerpen. Derhalve is het hof van oordeel dat geen beslissing van het hof op deze voorwerpen meer is vereist.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren;
- de inbeslaggenomen goederen, te weten de werpsterren, het afvuurmechanisme met de pijlen, de werpmessen en de nabootsing van een vuurwapen, zal onttrekken aan het verkeer en voor het overige ten aanzien van het beslag -voor zover nog aan het oordeel van het hof onderwerpen - zal beslissen conform de eerste rechter.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat het telen van hennep bewezen kan worden, maar dat er geen sprake is van medeplegen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof met betrekking tot de diefstal van de elektriciteit en bepleit dat er geen sprake is van medeplegen. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Tot slot heeft de verdediging zich ten aanzien van het beslag geschaard achter de beslissing van de politierechter.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart 2021 tot en met 23 maart 2021 te Geldrop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand en/of op een (deel van het) perceel aan de [adres] ) een (grote) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 149 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart 2021 tot en met 23 maart 2021 te Geldrop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 274,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich anders dan als pleger heeft beziggehouden met het telen van hennepplanten. Op grond van de wettige bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte het feit, te weten het telen, in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en) heeft gepleegd. Verdachte zal derhalve van het medeplegen worden vrijgesproken en voor het telen van hennepplanten worden veroordeeld. Aan de beoordeling of dat de verdachte op enigerlei wijze, al dan niet als medepleger, de hennepplanten voorhanden heeft gehad komt het hof niet toe nu dat impliciet subsidiair ten laste is gelegd en het hof ter zake van het impliciet primair ten laste gelegde tot een veroordeling komt.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte wetenschap had van de in de woning (de slaapkamer van zijn schoonmoeder) aanwezige 697 pillen. Bewijsmiddelen waaruit de wetenschap van de verdachte rechtstreeks volgt ontbreken in het dossier en volgen evenmin uit het verhandelde ter terechtzitting. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de zakken met pillen zijn aangetroffen in een bureau in een kamer die vol stond met spullen als kleding, schilderijen, tassen en vrouwelijke cosmetica en voornoemd bureau eveneens vol stond met vrouwelijke cosmetica
(dossierpagina 35).Daarnaast heeft de vrouw van de verdachte (medeverdachte [medeverdachte] ) verklaard dat het haar afslankpillen waren (
dossierpagina 114).Het hof is reeds hierom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 16 maart 2021 tot en met 23 maart 2021 te Geldrop opzettelijk heeft geteeld, in een pand en/of op een (deel van het) perceel aan de [adres] , een grote hoeveelheid van 149 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 16 maart 2021 tot en met 23 maart 2021 te Geldrop een hoeveelheid elektriciteit, die aan [bedrijf] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Nu verdachte het onder 1 bewezenverklaarde heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van de verbalisant [verbalisant] d.d. 26 juli 2022, dossierpagina's 5-12;
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 oktober 2023.
Nu verdachte het onder 2 bewezenverklaarde heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf] d.d. 14 april 2021, dossierpagina’s 59-87;
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 oktober 2023.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 impliciet primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De raadsman heeft verzocht om een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van 149 hennepplanten. Het betreft een grote hoeveelheid. Voorts heeft de verdachte met het onder 2 bewezenverklaarde handelen zich uit persoonlijk gewin schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Daarbij is schade toegebracht aan de installatie voor nutsvoorzieningen in de woning en heeft hij [bedrijf] nadeel berokkend. Tenslotte leverde de wijze waarop de elektrische installatie was gemanipuleerd gevaar op
(hof: politiedossierpagina 58). De kans op brandgevaar was zeer aannemelijk en er stond stroom op de stoppenkast, waardoor sprake was van een gevaarlijke situatie. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij met 100 tot 500 planten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 september 2023, waaruit blijkt dat hij in 1998, 2001 en 2004 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten. Gelet op de ouderdom van die zaken zal het hof deze omstandigheid slechts in zeer beperkte mate in strafverzwarende zin meewegen in de op te leggen straf.
Het hof heeft evenzeer gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte honderd procent is afgekeurd en een uitkering ontvangt. Hij heeft naar eigen zeggen de hennep geteeld om er wietolie van te maken, wat (als enige) helpt tegen de pijn in zijn rug. Het hof heeft onvoldoende grond om aan de juistheid van deze verklaring van de verdachte te twijfelen. Dit maakt dat het hof aannemelijk acht dat de verdachte de hennep, anders dan veelal gebruikelijk bij kwekerijen met een dergelijke omvang, niet teelde met het oogmerk om deze te verkopen aan derden. Het hof weegt dit in beperkte mate in strafmatigende zin mee. Voor het hechten van een groter strafmatigend gewicht aan deze omstandigheid acht het hof geen plaats, mede gelet op de grootschaligheid van de aangetroffen kwekerij(en).
Alles overziende acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de inbeslaggenomen 697 flesjes. Voorts zal het hof de 29 flesjes met hennepolie onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte in strijd is met het algemeen belang en de wet. Tot slot zullen de inbeslaggenomen drie werpmessen, twee werpsterren, nabootsing van een vuurwapen en het afvuurmechanisme met zes pijlen eveneens worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte in strijd is met het algemeen belang, nu deze voorwerpen – daargelaten de mogelijke strafbaarheid van het bezit hiervan – kennelijk bestemd en/of geschikt zijn voor het toebrengen van letsel aan personen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.