ECLI:NL:GHSHE:2023:3819

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.324.857_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en zorgregeling van minderjarige na relatiebreuk

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, betreffende het gezag en de zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, verzoekster in principaal appel, heeft de beschikking van de rechtbank aangevochten, waarin werd bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige zouden uitoefenen. De vader, verweerder in principaal appel, heeft in incidenteel appel verzocht om een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarige om de twee of drie weken een weekend bij hem verblijft.

De mondelinge behandeling vond plaats op 10 oktober 2023, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De moeder heeft aangevoerd dat de communicatie met de vader moeizaam verloopt en dat zij vreest dat gezamenlijk gezag zal leiden tot extra juridische procedures en stress voor zowel haar als de minderjarige. De vader heeft echter gesteld dat hij bereid is om samen te werken en dat hij geen gezagsbeslissingen zal blokkeren.

Het hof heeft overwogen dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag en dat beide ouders in staat zijn om de zorgregeling te laten functioneren. De Raad heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden, en het hof heeft dit advies overgenomen. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige één keer per twee of drie weken een weekend bij de vader verblijft, met specifieke afspraken over de overdracht. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk bekrachtigd en de zorgregeling is opnieuw vastgesteld, uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 november 2023
Zaaknummer: 200.324.857/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/400803 / FA RK 22-3807
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.H. van der Zwan,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. M.C.M.E. Schijvenaars.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 5 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 maart 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader om voortaan gezamenlijk het gezag uit te oefenen over [minderjarige] af te wijzen en voorts tevens af te wijzen het verzoek van de vader om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, waarbij de minderjarige eenmaal per twee weken één weekend of, als het werk van de vader dit niet toelaat, gedurende twee aaneengesloten doordeweekse dagen, waarbij de overdracht plaatsvindt op het Centraal Station [plaats 1] .
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 1 september 2023, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder met betrekking tot het gezag af te wijzen. Ook heeft de vader, naar het hof begrijpt, incidenteel appel ingesteld en verzocht te bepalen dat partijen aan de hand van het werkrooster van de vader jaarlijks een rooster opstellen van de weekenden waarin [minderjarige] bij de vader verblijft waarbij de tussenpozen tussen die weekenden de ene keer twee weken en de andere keer drie weken bedragen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 8 december 2022.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over [minderjarige] en dat de vader en [minderjarige] in het kader van de zorgregeling gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken één weekend of, als het werk van de vader dit niet toelaat, gedurende twee aaneengesloten doordeweekse dagen, waarbij de overdracht van [minderjarige] plaatsvindt op het Centraal station [plaats 1] om 9.00 uur (waarbij de vader [minderjarige] op dat tijdstip daar ophaalt) en om 18.00 uur (waarbij de vader [minderjarige] op dat tijdstip daar terugbrengt) een en ander zoals onder rechtsoverweging 4.3.2 van deze beschikking opgenomen.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Partijen zijn in staat via Whatsapp te communiceren maar deze communicatie verloopt niet soepel. Het lukt partijen niet om afspraken te maken over [minderjarige] en de vader weigert zijn medewerking te verlenen bij gezagsgerelateerde beslissingen, zoals een vakantie naar het buitenland. De moeder heeft zich ingezet om de communicatie tussen partijen te verbeteren, bijvoorbeeld door een mediationtraject aan te gaan, maar ze merkt dat [minderjarige] last heeft van de onrust die gezamenlijk gezag met zich meebrengt. De vader is niet in staat om het belang van [minderjarige] te laten prevaleren boven zijn eigen belang en de moeder vreest dat toewijzing van het gezamenlijk gezag zal zorgen voor extra gerechtelijke procedures en dat de vader achter het adres van de moeder zal komen. Dit kan leiden tot stress bij zowel de moeder als [minderjarige] , waardoor [minderjarige] het risico loopt om klem of verloren te raken.
3.6.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. Na de verbreking van de relatie is de moeder voor de duur van drie maanden samen met [minderjarige] naar Iran gegaan. Na terugkomst zou de moeder in [plaats 2] gaan wonen. Partijen zouden vervolgens afspraken maken over de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] . Het lukte de vader echter niet om met de moeder in contact te komen en afspraken met haar te maken. Hierdoor heeft hij [minderjarige] gedurende een periode van acht maanden niet gezien. De moeder bleek niet in [plaats 2] maar in een veilige opvang in Zeeland te verblijven. Wat de reden daarvan is, is de vader onbekend. Tijdens de relatie van partijen was geen sprake van geweld of bedreigingen. Er zijn geen contacten geweest met Veilig Thuis of de politie. De vader zal geen gezagsbeslissingen blokkeren of uitzoeken waar de moeder met [minderjarige] woont. Begin dit jaar vroeg de moeder toestemming voor een vakantiereis naar Turkije. Zij stuurde hem een blanco toestemmingsformulier. Gezien zijn eerdere ervaring met de reis naar Iran, heeft de vader geweigerd dit formulier zondermeer te ondertekenen. Hij vreesde dat hij [minderjarige] weer voor een lange tijd niet zou zien. Na overleg met de advocaten van partijen heeft de vader alsnog zijn toestemming verleend zodat de moeder op vakantie kon gaan. Ook voor de volgende vakantie van de moeder met [minderjarige] van 17 tot en met 28 augustus 2023 heeft de vader toestemming verleend. De communicatie tussen partijen verloopt weliswaar moeizaam, maar als het nodig is dan zijn zij in staat met elkaar te communiceren. Zo hebben de ouders in onderling overleg geregeld dat [minderjarige] in de zomer drie weken bij de vader verbleef. Verder is de vader bereid te investeren in een verbetering van de communicatie en hij heeft dan ook zijn medewerking verleend aan mediation tijdens deze procedure.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het gezamenlijk gezag van partijen in stand te laten. Het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk met het gezag worden belast. Het is in het belang van kinderen dat beide ouders samen kijken welke beslissingen in het belang van het kind zijn. Partijen zijn allebei betrokken bij [minderjarige] en zijn in staat de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] vorm te geven. Daarbij wordt door de raad gezien dat ze allebei oog hebben voor de andere ouder en elkaar wat gunnen. De raad ziet geen redenen waarom er geen sprake zou kunnen zijn van gezamenlijk gezag. Mocht er alsnog een probleem ontstaan dan kunnen de ouders dat met behulp van hun advocaten, wijkteams en andere hulpverlening proberen op te lossen. Tot nu toe hebben de ouders geprofiteerd van de hulp die ze geboden werd.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat partijen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] dienen uit te oefenen. Er bestaan geen contra-indicaties voor gezamenlijk gezag en niet is gebleken dat de vader toekomstige gezagsbeslissingen zal blokkeren. De ouders zijn in staat om de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] te laten functioneren en hebben daar tijdens de mondelinge behandeling zelfs in onderling overleg nadere afspraken over gemaakt. Het hof gaat er wel vanuit dat beide partijen met de hulpverlening blijven werken aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie.
Zorgregeling
3.8.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling. Zij zijn de volgende zorgregeling overeengekomen:
  • [minderjarige] verblijft, volgens het werkrooster van de vader, één keer per twee of drie weken een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader, waarbij de overdracht van [minderjarige] plaatsvindt op [plaats 1] Centraal;
  • wanneer de vader op de vrijdag voorafgaand aan het omgangsweekend vrij is, dan mag de vader [minderjarige] die dag al ophalen bij het kinderdagverblijf in [plaats 3] . De vader laat uiterlijk één week daarvoor aan de moeder weten of hij hier gebruik van wil maken;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg tussen de ouders verdeeld, waarbij het werkrooster van de vader leidend is.
Conclusie
3.9.
Op grond van al het voorgaande zal het hof beslissen zoals hierna in het dictum vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 5 januari 2023, voor zover die het gezag betreft;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 5 januari 2023, voor zover die betreft de zorgregeling en stelt, opnieuw rechtdoende, de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige] verblijft, volgens het werkrooster van de vader, één keer per twee of drie weken een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader, waarbij de overdracht van [minderjarige] plaatsvindt op [plaats 1] Centraal;
  • wanneer de vader op de vrijdag voorafgaand aan het omgangsweekend vrij is, dan mag de vader [minderjarige] die dag al ophalen bij het kinderdagverblijf in [plaats 3] . De vader laat uiterlijk één week daarvoor aan de moeder weten of hij hier gebruik van wil maken;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg tussen de ouders verdeeld, waarbij het werkrooster van de vader leidend is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en M.I. Peereboom en is op 16 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.