In het incident vraagt [appellant] het hof een voorlopige voorziening te treffen. [appellant] vordert Obvion:
"1. Te verbieden [A] het Appartement staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] paraat te executeren vanwege de in 2022 in rekening gebrachte veilingkosten van € 7.794,92 [B] [appellant] vanwege die veilingkosten te registreren bij het BKR, totdat het hof een uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan;
2. Te verbieden het Appartement staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] paraat te executeren totdat het hof een uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan, op voorwaarde dat [appellant] aan zijn maandelijkse verplichtingen jegens Obvion blijft voldoen, zo nodig onder nadere door uw hof te bepalen voorwaarden."
[appellant] heeft ter onderbouwing van zijn vordering in het incident het volgende aangevoerd.
[appellant] heeft altijd stipt aan zijn lopende verplichtingen jegens Obvion voldaan en heeft ongeveer € 80.000,- méér afgelost dan hij verplicht was. De waarde van het appartement in verhuurde staat bedraagt ongeveer € 250.000,-, de restschuld aan Obvion bedraagt ongeveer € 78.000,-. De zekerheidswaarde van het hypotheekrecht is dus zeer groot. Obvion heeft geen enkel (economisch) belang bij opzegging van de overeenkomst.
[appellant] kan het appartement niet of moeilijk financieren bij reguliere financiële instellingen, gelet op de strenge regelgeving voor beleggings- respectievelijk consumentenhypotheken. Voor de bestaande lening bij Obvion geldt dat bezwaar niet.
De huur van het appartement is opgezegd tegen 1 februari 2023. [appellant] is voornemens het appartement vanaf die datum weer zelf te gaan bewonen.