In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een eerdere veroordeling. De zaak betreft een hoger beroep van [persoon A], die als curator van [persoon C] werd aangesproken op haar handelen. De rechtbank Limburg had eerder geoordeeld dat [persoon A] onrechtmatig had gehandeld en haar aansprakelijk gesteld voor de schade van [persoon C]. [persoon A] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de schadevergoeding, die nog nader moest worden vastgesteld.
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de belangen van beide partijen. Het uitgangspunt is dat een veroordeling uitvoerbaar dient te zijn, ook tijdens een hoger beroep, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de uitvoerbaarheid wordt geschorst. Het hof heeft vastgesteld dat [persoon A] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraak, en dat haar belangen niet zwaarder wegen dan die van [persoon B], die de veroordeling heeft verkregen.
Uiteindelijk heeft het hof de incidentele vordering van [persoon A] afgewezen, met de beslissing dat de proceskosten in het incident worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep aan de zijde van [persoon A].