ECLI:NL:GHSHE:2023:3780

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
20-001450-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevraagd. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte slechts als tussenpersoon heeft gefunctioneerd en niet als medepleger van de feiten. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat de rol van de verdachte in de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit substantieel was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren contact heeft gehad met de eigenaar van de loods en dat hij betrokken was bij de huur en de aanpassing van de stroomvoorziening. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure erkend, maar heeft besloten de strafoplegging van de rechtbank te bevestigen. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001450-21
Uitspraak : 6 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-860151-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
en
feit 2:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
veroordeeld tot:
-een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
-een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft een vrijspraakverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust met uitzondering van de overwegingen omtrent het bewijs en de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de rol van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij en diefstal van stroom niet meer is geweest dan die van medeplichtige. De eigenaar van de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, [betrokkene 1] , heeft in het verleden laswerkzaamheden voor verdachte uitgevoerd en heeft op enig moment aan verdachte gevraagd of hij niemand wist die zijn loods wilde huren. Verdachte heeft daarop contact gezocht met [betrokkene 2] voor wie hij in het verleden vaker loodsen had gezocht voor de huur en waarvoor hij dan van [betrokkene 2] een vergoeding van
€ 1000,- ontving. [betrokkene 2] had wel belangstelling om de loods van [betrokkene 1] te huren. Verdachte is met die [betrokkene 2] naar de loods van [betrokkene 1] gereden, zou daar zelf in de auto hebben gewacht en is vervolgens enkel opgetreden als tussenpersoon voor die [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft tegen verdachte gezegd dat hij een hennepkwekerij in de loods van [betrokkene 1] zou maken en verdachte heeft ten behoeve daarvan kweekmaterialen en personen naar die loods gebracht. Ook heeft verdachte voor [betrokkene 2] het telefonisch contact met [betrokkene 1] onderhouden. Zo heeft hij met [betrokkene 1] gebeld of er nog andere personen bij hem thuis waren omdat [betrokkene 2] in dat geval niet naar de loods ging. Ter terechtzitting in hoger beroep is op verzoek van de verdediging [getuige] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij [betrokkene 2] kent uit een cafe in Helmond, dat hij die [betrokkene 2] wel eens met verdachte heeft zien praten, dat deze persoon groot, kaal en gespierd is maar dat hij van die persoon geen nadere gegevens heeft op basis waarvan deze persoon achterhaald zou kunnen worden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat verdachte tot vier keer toe bij zijn loods is geweest met de vraag of [betrokkene 1] de schuur aan hem wilde verhuren. De vierde keer heeft [betrokkene 1] ingestemd met de verhuur van zijn loods. Verdachte heeft rondgekeken in de loods en heeft tegen [betrokkene 1] gezegd dat deze geschikt was. Verder heeft verdachte aan [betrokkene 1] gevraagd hoe het met de stroom zat en heeft gezegd dat er een kastje tussen geplaatst moest worden omdat hij geen stroomuitval mocht hebben. Verdachte zou wel een mannetje voor de stroom weten. De stroomvoorziening is vervolgens door verdachte en een ander persoon aangepast. Vervolgens heeft verdachte aan [betrokkene 1] de huur voor de loods betaald, en is de sleutels aan [betrokkene 1] komen afgeven van het inmiddels afgescheiden en afgesloten gedeelte van de loods waarin later de hennepkwekerij is aangetroffen. [betrokkene 1] heeft enkel met verdachte telefonisch contact gehad. In het begin om de 1 of 2 dagen, later toen hij van nummer was gewisseld, nog maar 1 of 2 keer per maand. Verdachte belde naar [betrokkene 1] op als hij langs wilde komen want hij wilde graag dat [betrokkene 1] dan in de buurt was. In totaal is verdachte zo’n 100 keer op de locatie van de schuur geweest. Verdachte was daarbij veelal vergezeld van een andere, forse man. Deze is ook zo’n 100 keer op de locatie geweest. Naast verdachte en de andere forse man heeft [betrokkene 1] geen andere personen bij de kwekerij gezien.
Het hof overweegt dat [betrokkene 1] reeds bij het politieverhoor in vorenstaande zin, concreet en consistent heeft verklaard. Ook tijdens zijn verhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris bij dit hof is [betrokkene 1] bij zijn verklaring gebleven. Een verklaring waarvoor eveneens objectief bewijs aanwezig is zoals voor wat betreft de telefonische contacten en het herhaaldelijk aanwezig zijn van verdachte op de locatie van de loods.
Tegenover de concrete en door objectief bewijs gesteunde verklaring van [betrokkene 1] heeft verdachte aanvankelijk niets gesteld en zich enkel op zijn zwijgrecht beroepen. Pas veel later tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij contact met [betrokkene 1] heeft gehad over de huur van de loods en dat hij wist dat daarin een hennepkwekerij gevestigd zou worden. Ook heeft hij verklaard ten behoeve daarvan kweekmaterialen en personen bij de loods te hebben afgeleverd. Verdachte zou dit alles echter niet voor zichzelf maar als tussenpersoon voor [betrokkene 2] hebben gedaan die de daadwerkelijke exploitant van de kwekerij is geweest.
Omtrent de persoon van [betrokkene 2] is, ondanks het verhoor van de getuige [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep, niet meer naar voren gekomen dan dat hij groot, kaal en stevig zou zijn. Nadere identificerende gegevens heeft verdachte noch de getuige [getuige] kunnen verstrekken. Dat bevreemdt omdat verdachte volgens zijn eigen verklaring als tussenpersoon zou zijn opgetreden, niet alleen bij de huur van de loods van [betrokkene 1] maar ook meermaals in het verleden. Daarmee is de verklaring van verdachte dat hij als tussenpersoon voor [betrokkene 2] is opgetreden naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Dit betekent dat gelet op hetgeen [betrokkene 1] heeft verklaard omtrent de rol die verdachte heeft vervuld, te weten:
- het meermaals benaderen van [betrokkene 1] om zijn loods te verhuren;
- het betalen van de huurprijs aan [betrokkene 1] ;
- het verstrekken van de sleutels aan [betrokkene 1] van het inmiddels afgesloten gedeelte van de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen;
- het inventariseren van de stroomvoorziening in de loods en deze met een ander geschikt maken voor de hennepteelt;
- het telefonisch onderhouden van de contacten met [betrokkene 1] ,
- het veelvuldig alleen of met een ander bezoeken van de loods waarbij verdachte zelf heeft verklaard dat hij daarbij ook kweekmaterialen en personen heeft afgeleverd,
en verder niet is gebleken van het handelen van verdachte als tussenpersoon voor [betrokkene 2] , de conclusie is gerechtvaardigd dat de materiële bijdrage van verdachte aan de exploitatie van de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit zodanig is geweest dat het handelen van verdachte daarbij als medeplegen valt te kwalificeren, nu naast verdachte tevens is gebleken van betrokkenheid van een ander of anderen.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft verdachte ter zake de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf en heeft bij de strafoplegging de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg verdisconteerd in die zin dat in plaats van een taakstraf van 200 uren een taakstraf van 180 uren is opgelegd met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Redelijke termijn
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in eerste aanleg is overschreden. Het hof stelt de aanvang van de redelijke termijn op 21 november 2018, de datum van het eerste politieverhoor van verdachte. Het einde van de termijn stelt het hof op 27 mei 2021, zijnde de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren met 6 maanden overschreden.
Ook in de fase van het hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Het hof stelt de aanvang van deze termijn op 7 juni 2021, zijnde de datum waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Het einde van de termijn stelt het hof op 6 oktober 2023, zijnde de datum van deze uitspraak. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren met bijna 4 maanden overschreden.
Het hof zal voormelde overschrijdingen aldus verdisconteren dat het de strafoplegging van de rechtbank zal bevestigen en de betalingsverplichting in de gelijktijdig aanhangige ontnemingszaak met parketnummer 20-001449-21OWV zal matigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het vorenstaande.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 6 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.