In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor verkeersdelicten en belediging van een ambtenaar. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis waarin de politierechter de verdachte schuldig had bevonden aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 en aan belediging van een ambtenaar in functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, evenals de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de verkeersdelicten en een lichtere straf. Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen opzet had bij de overtredingen. De verklaring van de verdachte over de remblokken werd als ongeloofwaardig beschouwd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf door te zetten werd ook gerechtvaardigd, gezien de herhaalde overtredingen van de verdachte. Het hof heeft de strafmaat in overeenstemming met de wetgeving en de ernst van de feiten vastgesteld, en heeft de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 6 maanden, naast de gevangenisstraf.