ECLI:NL:GHSHE:2023:3745

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
20-000585-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verkeersdelicten en belediging ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor verkeersdelicten en belediging van een ambtenaar. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis waarin de politierechter de verdachte schuldig had bevonden aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 en aan belediging van een ambtenaar in functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, evenals de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de verkeersdelicten en een lichtere straf. Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen opzet had bij de overtredingen. De verklaring van de verdachte over de remblokken werd als ongeloofwaardig beschouwd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf door te zetten werd ook gerechtvaardigd, gezien de herhaalde overtredingen van de verdachte. Het hof heeft de strafmaat in overeenstemming met de wetgeving en de ernst van de feiten vastgesteld, en heeft de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 6 maanden, naast de gevangenisstraf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000585-23
Uitspraak : 7 november 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 februari 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-116702-22 en 01-013791-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, parketnummer 01-157490-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter bewezenverklaard dat de verdachte zich in de zaak met parketnummer 01-116702-22 aan de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 en in de zaak met parketnummer
01-013791-23 aan de tenlastegelegde belediging van een ambtenaar in functie heeft schuldig gemaakt en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Daarnaast is aan de verdachte voor de duur van 6 maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, en is de tenuitvoerlegging gelast van de eerder onder parketnummer 01-157490-20 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte in de zaak met parketnummer 01-116702-22 zal worden vrijgesproken, in ieder geval van het primair tenlastegelegde, en in de zaak met parketnummer 01-013791-23 heeft de raadsman bepleit dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het gebruik van het woord “kanker”. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd en is verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 01-157490-20 af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust.
Wel zal het hof - omdat de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, lid 3, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering - indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op het verkort arrest. Die aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Daarnaast overweegt het hof mede gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen in aanvulling op het vonnis van de politierechter nog als volgt.
Inzake parketnummer 01-116702-22
Namens de verdachte is ook ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van (in ieder geval) de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, omdat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte stelt zich op het standpunt dat de remblokken in de door hem gehuurde auto moesten worden vervangen en dat hij zelf remblokken heeft gekocht en die in de huurauto heeft laten plaatsen. De verdachte was er niet mee bekend dat op nieuwe remblokken een laag zit die moet inslijten en dat de remblokken moeten worden ingeremd. Toen hij bij de verkeerslichten probeerde te remmen deden de remmen het niet en gleed de auto door. De verdachte kan geen bon van de aankoop van de remblokken of van de reparatie overleggen, maar heeft met tussenkomst van de raadsman wel fotokopieën van prints van het scherm van een mobiele telefoon overgelegd, waarop WhatsApp berichten van 5 mei 2022 met een persoon genaamd ‘ [naam] ’ staan afgebeeld. Uit die berichten kan volgens de verdediging worden afgeleid dat er destijds in de door de verdachte gehuurde auto inderdaad remblokken zijn geplaatst. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van wat er is gebeurd kan niet worden afgeleid dat dit onzin is, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de door de verdediging ingebrachte fotokopieën van WhatsApp berichten is voor het hof geenszins aannemelijk geworden dat de verdachte op 5 mei 2022 zelf daadwerkelijk nieuwe remblokken heeft laten plaatsen in de door hem gehuurde auto. Met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het gaat om een ongeloofwaardige verklaring. De door de verdachte ingebrachte schermprints van een mobiele telefoon brengen het hof niet tot een ander oordeel. Te meer niet nu niet te controleren is van wie ze afkomstig zijn en of het originele berichten zijn. Voor zover de remblokken al zouden zijn vervangen, hetgeen zoals overwogen geenszins is gebleken, en niet waren ingereden, betekent dat niet dat de remmen het helemaal niet doen.
De oorzaak van het eenzijdige verkeersongeval is gelegen in de ernstige mate waarmee de verdachte de verkeersregels heeft geschonden, onder meer door binnen de bebouwde kom en in de nabijheid van een drukke kruising en over die kruising veel te hard te rijden. Meerdere getuigen hebben daarover verklaard. Voor het overige verwijst het hof kortheidshalve naar de inhoud van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen en de overwegingen in het vonnis van de politierechter die zijn opgenomen op de pagina’s 8 en 9 van het vonnis. Het verweer wordt verworpen.
Inzake parketnummer 01-013791-23
In hetgeen van de zijde van de verdachte is aangevoerd ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 14 januari 2023. Het proces-verbaal is door beide verbalisanten opgemaakt en (elektronisch) ondertekend. Zij relateren het volgende:
Uiteindelijk hoorden wij, verbalisanten, dat de verdachte het volgende tegen mij, [verbalisant 1] , zei: "Stop dat kankerding maar in jouw kankerhol".Hieruit blijkt dat beide verbalisanten de beledigende uitlating, waarvan ook het woord “kanker” deel uitmaakte, die de verdachte tegen verbalisant [verbalisant 1] heeft geuit, hebben gehoord. Het verweer wordt verworpen.
Aanvullende strafmaatoverweging
Ook naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 4 weken met zich brengt.
Het hof heeft daarbij mede gelet op de omstandigheid dat uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2023 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is bestraft voor feiten die strafbaar zijn gesteld in de Wegenverkeerswet en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij het in 2019 ging om te hard rijden (binnen de bebouwde kom). Hij is daarvoor op 12 september 2019 door de kantonrechter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden en een geldboete van € 340,--. Ook is het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak van toepassing. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Tenslotte heeft het hof in zijn oordeel de mate van het gevaar betrokken die de verdachte in het verkeer heeft veroorzaakt bij het begaan van het onder parketnummer 01-116702-22 bewezenverklaarde.
Ten aanzien van in de zaak met parketnummer 01-013791-23 bewezenverklaarde betrekt het hof bij zijn oordeel dat de maatschappij van politiemedewerkers verwacht dat zij optreden in alle situaties en derhalve ook als bij een verkeerscontrole blijkt dat iemand niet de juiste papieren kan overhandigen. Zij verdienen om die reden bijzondere bescherming, om te voorkomen dat zij in de uitoefening van hun werk het slachtoffer worden van een strafbaar feit als de onderhavige. In casu waren bovendien nog drie andere personen aanwezig die de uitlating van de verdachte hebben kunnen waarnemen. Daarnaast is de verdachte in 2019 door de politierechter al eerder ter zake van belediging van een ambtenaar in functie veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig te maken. Dit dient naar het oordeel van het hof tot uitdrukking te komen in de op te leggen straf.
Met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat mede ter bescherming van de verkeersveiligheid ter zake van het onder parketnummer 01-116702-22 bewezenverklaarde een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden dient te worden opgelegd en dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte reeds ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf in mindering dient te worden gebracht
Tenslotte overweegt het hof met de politierechter en de advocaat-generaal dat de gevorderde tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf als hierboven is vermeld voor toewijzing gereed ligt nu verdachte zich binnen de proeftijd wederom aan een strafbaar feit, te weten aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, heeft schuldig gemaakt. Hieraan doet - anders dan door de verdediging naar voren is gebracht -niet af dat de voorwaardelijke veroordeling toentertijd naar aanleiding van een ander feit (gronddelict) is opgelegd
(hof: artikel 141 Sr), nu immers de algemene voorwaarde bij de voorwaardelijke veroordeling inhield dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een
(hof: zijnde enig)strafbaar feit zou schuldig maken. Met de politierechter is het hof van oordeel dat ook van andere en/of bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan niet is gebleken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 7 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.