ECLI:NL:GHSHE:2023:3738

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
20-000758-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.F.M. van Krieken
  • A.J.A.M. Nieuwenhuizen
  • S. Taalman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 26 februari 2020. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt. De rechtbank had het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 327.965,65 en een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in 1989 en woonachtig in Eindhoven, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verweren van de verdediging. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank het vonnis zal vernietigen, omdat het hof zich niet kan verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van de betrokkene bij drie hennepkwekerijen in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding op 6 juni 2019. Het hof heeft de ontnemingsperiode en het aantal oogsten vastgesteld en het totale voordeel van de drie kwekerijen berekend op € 239.641,-. Het hof heeft dit voordeel voor de helft aan de betrokkene toegerekend, wat resulteert in een betalingsverplichting van € 114.820,-. Tevens is de duur van de gijzeling bepaald op 1080 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000758-20OWV
Uitspraak : 28 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 26 februari 2020 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-865075-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 327.965,65 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag en heeft het aantal dagen gijzeling dat met toepassing van artikel 6:6:25 Sv ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 3 jaren.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de hoogte van het geschatte voordeel en de opgelegde betalingsverplichting.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De rechtbank heeft betrokkene bij vonnis van 26 februari 2020 (parketnummer 01/865075-19) onherroepelijk veroordeeld onder meer ter zake van:
-feit 4:
“stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten”, gepleegd op 6 juni 2019.
De vrijspraak
De rechtbank heeft in hetzelfde vonnis betrokkene onder meer vrijgesproken van – kort gezegd – de ten laste gelegde hennepteelt in de periode van 11 juli 2019 tot en met 31 juli 2019 in de kwekerijen gelegen aan [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . De rechtbank heeft met betrekking tot deze vrijspraken het volgende overwogen (pagina 4 van het vonnis):
“Alhoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerijen in Helmond en Eindhoven zal de rechtbank verdachte (..)vrijspreken. Verdachte is immers al op 6 juni 2019 aangehouden en zit sindsdien in voorlopige hechtenis. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte in de bij beide feiten ten laste gelegde periode van 11 juli 2019 tot en met 31 juli 2019 nog betrokken was bij of bemoeienis heeft gehad met die hennepkwekerijen”
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het ontnemingsvonnis waarvan beroep overeenkomstig het ontnemingsrapport voordeel ontnomen ten aanzien van voormelde kwekerijen. Daarbij heeft de rechtbank de navolgende ontnemingsperioden gehanteerd:
- [adres 2] : 1 november 2018 tot en met 11 juli 2019 (vonnis, p. 6);
- [adres 3] : 1 februari 2019 tot 11 juli 2019 (vonnis, p. 9)
- [adres 4] : medio december 2018 tot 31 juli 2019 (vonnis, p. 12).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair het in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat nu betrokkene van – kort gezegd – de hennepteelt in voormelde kwekerijen is vrijgesproken daaruit geen voordeel kan worden ontnomen. Dit zou in strijd komen met het [medeverdachte 1] -arrest.
Het hof verwerpt met de rechtbank dit primaire standpunt omdat het miskent dat niet alleen uit het strafbare feit voordeel kan worden ontnomen maar ook uit andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan (artikel 36e lid 2 Sr).
Dit betekent dat ondanks voormelde vrijspraken voordeel uit die hennepkwekerijen kan worden ontnomen, zij het over een andere periode dan waarvan is vrijgesproken en voor zover er over die andere periode voldoende aanwijzingen bestaan voor betrokkenheid van betrokkene. In het licht van de hiervoor weergegeven vrijspraakoverweging van de rechtbank betekent dit dat wanneer er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene bij genoemde hennepkwekerijen is betrokken in de periode voorafgaande aan 6 juni 2019 op de voet van artikel 36e lid 2 Sr daaruit voordeel kan worden ontnomen.
Voldoende aanwijzingen
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat voldoende aanwijzingen in vorenbedoelde zin ontbreken. Betrokkene was bij zijn aanhouding in het bezit van sleutelbossen die toegang gaven tot genoemde kwekerijen maar hij heeft daarover bij de politie reeds verklaard dat hij deze in bewaring had gekregen van leden van een voetbalteam. Verder zijn er in de kwekerijen geen tot betrokkene herleidbare sporen aangetroffen. Betrokkene is evenmin gezien bij de kwekerijen. Voor zover door “track and trace”-gegevens een door betrokkene gehuurd busje wordt geplaatst in de buurt van de kwekerijen, dan zijn deze gegevens te algemeen om betrokkenheid bij die kwekerijen aan te nemen. Ten aanzien van de kwekerij aan de [adres 3] ontbreekt zelfs iedere aanwijzing.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Algemeen
In het dossier zijn zowel algemene aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij hennepteelt als specifieke aanwijzingen opgenomen voor betrokkenheid bij de hiervoor genoemde hennepkwekerijen in de periode gelegen vóór het moment van aanhouding van betrokkene op 6 juni 2019.
Algemene aanwijzingen
Aantreffen hennepgerelateerde goederen (dos.pg. 281).
Tijdens de doorzoeking in de woning van betrokkene aan de [adres 7] te Eindhoven op 6 juni 2019 werden hennepgerelateerde goederen aangetroffen zoals: ongebruikte assimilatielampen, sealbags in een doos, een regelunit voor de afzuiging, transformator die assimilatielampen van stroom voorziet, automatische brandblussers en afdichtingsslangen die vaak in hennepkwekerijen worden gebruikt, flacons met groeimiddelen en bloei-stimulator, een schakelbord waarop lampen worden aangesloten en een slakkenhuisventilator. Volgens de relaterende verbalisant is het aannemelijk dat de combinatie van deze goederen wordt gebruikt bij de professionele/bedrijfsmatige teelt van hennep. Verder zagen deze goederen er nagenoeg ongebruikt uit en is het zeer aannemelijk dat deze dienden als voorraad/vervanging voor bestaande hennepkwekerijen.
Bevindingen kassabonnetjes (dos.pg. 287)
Tijdens de insluitingsfouillering van betrokkene op 6 juni 2019 werden een groot aantal kassabonnetjes, facturen en een notitieblokje aangetroffen met daarop verschillende dozen waarvan de omschrijving duidde op materialen die gebruikt worden voor hennepkwekerijen zoals: “filter”dozen, “potten”dozen, “travo”- dozen”. Ook stonden er schetsjes op met getallen die afmetingen lijken aan te duiden waarbij het geheel lijkt op plattegrondjes, en stond er de aanduiding (T1=000000 en T2=018064) op wat zou kunnen duiden op een weergave van meterstanden.
De kassabonnen waren voornamelijk afkomstig van bouwmarkten en bevatten contant afgerekende materialen die gebruikt kunnen worden bij het opzetten en onderhouden van hennepkwekerijen, zoals handschoenen, snoeischaar, hoekankers, zekeringen, lasklemmen, schroefogen, dozen, luchtverfrissers etc.
Aantreffen elektriciensgereedschappen (dos.pg. 326)
Verder werd bij de doorzoeking in de woning van betrokkene een koffertje aangetroffen met daarin elektriciensgereedschappen, met spullen die gebruikt kunnen worden bij het manipuleren van meterkasten, bijvoorbeeld in hennepkwekerijen. Zo werden er zegeltangen, zegeldraad en zegels aangetroffen, bijzondere stoppen en slagcijfers om getallen in loodzegels te slaan. Volgens de gehoorde fraude-inspecteur zijn het geen spullen die een normale elektromonteur bij zich heeft. Alle goederen afzonderlijk zijn legaal, maar zijn volgens de fraude-inspecteur herkenbaar als goederen die hij tegenkomt bij ontmanteling van kwekerijen.
PV bevindingen eerdere controles [verdachte] (dos.pg. 336)
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte op 22 mei 2018 samen met anderen in een huurbusje werd aangetroffen met in de laadruimte goederen bestemd voor de opbouw van een hennepkwekerij. Zo werden aangetroffen: assimilatielampen, koolstoffilters, bekabeling, houten bouwmaterialen, stekkerdozen, schakelborden en ventilatiebuizen. Bij de aanhouding van betrokkene op 6 juni 2019 werden bij betrokkene kassabonnen aangetroffen voor de aankoop van soortgelijke materialen (hof: zie hiervoor).
Verder volgt uit datzelfde proces-verbaal van bevindingen dat bij de aanhouding van betrokkene op 6 juni 2019 een factuur van [bedrijf] werd aangetroffen voor de huur van een auto (bedrijfswagen). Uit de bij [bedrijf] opgevraagde administratie bleek dat betrokkene in de periode van 9 januari 2019 tot en met 5 juni 2019 zeer frequent een bedrijfswagen (busje) huurde en de betalingen contant voldeed.
Ook was betrokkene bij zijn aanhouding in het bezit van een cryptotelefoon die frequent in het criminele circuit wordt gebruikt.
Whatsapp-gesprekken (dos.pg. 340)
Verder blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen dat in chatgesprekken over de periode van 20 december 2018 tot en met 5 mei 2019 ook veelvuldig gesprekken worden gevoerd die gaan over betalingen, meterstanden, uitvallen elektriciteit, schoonmaken van luchtkanalen etc.
Specifieke aanwijzingen
Naast vorenstaande algemene aanwijzingen voor betrokkenheid bij hennepteelt blijkt uit het dossier van de navolgende specifieke aanwijzingen voor betrokkenheid bij de hiervoor weergegeven hennepkwekerijen.
[adres 2] (p. 358 e.v.)
Uit “track-en trace”- gegevens is gebleken dat een door betrokkene gehuurd voertuig op 9 januari 2019 een hele dag en nacht ter hoogte van de [adres 5] geparkeerd heeft gestaan. Ook op 11 april 2019 heeft een door betrokkene gehuurd voertuig een hele avond en nacht geparkeerd gestaan ter hoogte van [adres 2] .
Bij nader onderzoek bleek dat [medeverdachte 2] stond ingeschreven op het adres [adres 2] dat die ambtshalve in de politiesystemen bekend stond als veelpleger en dat betrokkene herhaaldelijk whatsapp-contact had met voormelde [medeverdachte 2] .
Zo blijkt onder meer van de volgende whatsapp-gesprekken tussen betrokkene en [medeverdachte 2] (dos. 460 e.v.).
-gesprek van 24 augustus 2018: betrokkene vraagt aan [medeverdachte 2] of de politie — die een bezoek hadden gebracht in verband met een nog af te nemen verhoor (dit blijkt ook uit de politiesystemen) — binnen was geweest;
- gesprek van 4 september 2018: er is iets in de douche gedaan wat anderen niet mochten zien en dat door hen met gipsblokken is hersteld;
- gesprek van 19 september 2018: betrokkene geeft aan dat ze die dag een start gaan maken;
- gesprek van 9 november 2018: betrokkene stuurt een bericht dat de teller niet draait;
- gesprek van 30 december 2018: waarin [medeverdachte 2] aangeeft dat er een lelijke geur hangt bij de voordeur, dat de ramen zwaar beslagen zijn en dat de trap nat is;
- gesprek van 5 januari 2019: vraagt [medeverdachte 2] aan betrokkene of hij is gaan kijken waarna betrokkene doorgeeft dat hij net is geweest en dat ze “Donderdag naar de kapper gaan”;
- gesprek van 6 januari 2019: wordt gesproken over ‘douchen’ en ‘bad’ wat zou kunnen duiden op water/voeding geven dan wel besproeien van de hennepplanten;
- gesprek van 10 januari 2019: waarin wordt gesproken over ‘een kant’ en ‘andere helft’, wat erop zou kunnen duiden dat er twee kweekruimtes in werking waren;
- gesprek van 3 april 2019: [medeverdachte 2] vraagt aan betrokkene of hijzelf water (“Wtr”) moet geven of dat hij (betrokkene) dit komt doen;
- gesprek van 11 april 2019: [medeverdachte 2] geeft aan betrokkene door dat hij de ‘afbuiging’ was vergeten aan te zetten. Vermoed wordt dat daarmee de “afzuiging” wordt bedoeld;
- gesprek van 27 april 2019: waarin wordt gesproken over ‘groot kamer’ wat er op kunnen duiden dat er op dat moment twee kweekruimtes in werking waren (de ‘groot kamer’ en een andere kamer);
- gesprek van 16 mei 2019; waarin wordt gesproken over ‘schakelaara’ (schakelaars) die uit zouden staan en dat [medeverdachte 2] er van betrokkene op moet letten dat er op z’n minst 1 aanblijft.
Het hof merkt hierbij op dat het opvallend is dat het in het gesprek van 5 januari 2019 gaat over “Donderdag naar de kapper gaan”, wat erop lijkt dat dan de hennepplanten zullen worden geoogst, en er op 10 januari 2019 een door betrokkene gehuurd bestelbusje een avond en nacht in de buurt van de hennepkwekerij heeft gestaan.
Tenslotte zijn er onder betrokkene sleutels aangetroffen waarvan er één paste op de voordeur van de woning en een ander op de poort naar de voordeur.
[adres 3] (p. 487 e.v.)
Uit een onder betrokkene op 6 juni 2019 inbeslaggenomen telefoon bleek van whatsapp-gesprekken met het contact “[contactnaam]”. Bij navraag in de politiesystemen bleek dit telefoonnummer aan [medeverdachte 5] toe te behoren, wonende aan [adres 3] . In de periode van 13 januari 2019 tot 6 juni 2019 heeft [medeverdachte 5] berichtjes gezonden waarin zijn aangeeft dat ze op vakantie gaat en hierbij het nummer van een andere bewoner doorgeeft.
Verder kon met één van de onder betrokkene inbeslaggenomen sleutels de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex aan de [adres 3] worden geopend alsmede de deuren die toegang bieden tot de fietsenstallingen. Ook kon met één van de sleutels de badkamerdeur van het appartement [adres 3] worden geopend.
[medeverdachte 5] , bewoonster van het appartement, vertelde dat ze de ruimte waarin de kwekerij stond verhuurde aan een zekere “ [medeverdachte 3] ”. Deze zou haar 500 euro per maand huur betalen, telkens contant. Voor wat betreft de persoon “ [medeverdachte 3] ” vertelde [medeverdachte 5] verder dat ze van hem wist dat zijn broer aan de overkant van de straat zou wonen. De verbalisant heeft daarop gerelateerd dat het hem ambtshalve bekend is dat de broer van betrokkene, [medeverdachte 4] , inderdaad staat ingeschreven op de [adres 6] , wat vrijwel direct tegenover de woning van [medeverdachte 5] is gelegen.
[adres 4] (p. 597 e.v.)
Uit track-en tracegegevens bleek dat een door betrokkene gehuurd voertuig in de avond en nacht van 5 juni 2019 op 6 juni 2019 tot 07:01 uur ’s ochtends geparkeerd heeft gestaan ter hoogte van [adres 4] .
Door een verbalisant werden de adressen in de buurt van de [adres 4] bevraagd en daaruit bleek dat een bewoner van de [adres 4] op 13 september 2018 bij de politie had gemeld dat hij regelmatig een sterke wietlucht rook. Datzelfde was ook op 11 oktober 2018 door een collega van de verbalisant waargenomen maar deze kon toen niet plaatsen waar de geur vandaan kwam.
Verder paste een van de sleutels die onder betrokkene waren aangetroffen op de tussendeuren die toegang boden tot de kweekruimtes. Ook pasten sleutels op de beide deuren die toegang gaven tot de kweekruimtes.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat voormelde algemene en specifieke omstandigheden ten aanzien van de afzonderlijke kwekerijen in onderling verband en samenhang bezien voldoende aanwijzingen opleveren voor betrokkenheid van betrokkene bij de hiervoor genoemde drie hennepkwekerijen in de periode gelegen vóór 6 juni 2019.
Het hof overweegt specifiek ten aanzien van de onder verdachte aangetroffen sleutelbossen nog dat betrokkene niet direct bij zijn eerste verhoor maar pas ter gelegenheid van zijn derde verhoor heeft verklaard over het in bewaring nemen van die sleutels voor leden van een voetbalteam. Het hof komt deze verklaring zeer onaannemelijk voor te meer omdat betrokkene geen nadere gegevens – los van enkele voornamen van de voetballers – heeft kunnen verstrekken aan de hand waarvan zijn verklaring verifieerbaar is. Ook de omstandigheden dat betrokkene niet bij de kwekerijen is gezien en er van hem verder geen dacty-sporen in de afzonderlijke kwekerijen zijn aangetroffen en het busje van betrokkene volgens track- en tracegegevens niet bij de kwekerij aan de [adres 3] heeft gestaan, doen aan vorenstaand oordeel niet af omdat – zoals hiervoor overwogen – vorenstaande algemene en bijzondere omstandigheden voldoende aanwijzingen opleveren voor betrokkenheid van betrokkene bij de hiervoor genoemde hennepkwekerijen in de periode gelegen vóór 6 juni 2019.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Schatting van het voordeel ten aanzien van de afzonderlijke hennepkwekerijen
[adres 2]
Ontnemingsperiode en aantal oogsten
Standpunt verdediging
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank als ontnemingsperiode voor de kwekerij aan [adres 2] gehanteerd de periode 1 november 2018 tot en met 11 juli 2019 en heeft in die periode 3 oogsten aannemelijk geoordeeld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de periode beperkt dient te worden van april 2019 tot en met 6 juni 2019, in welke periode 1 oogst is gerealiseerd. De verdediging heeft voor de aanvang van de periode per april 2019 verwezen naar de verklaring van [medeverdachte 2] (huurder van het huis) (dos.p. 405) dat de hennepkwekerij sinds april 2019 in werking was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met de rechtbank neemt het hof overeenkomstig het ontnemingsrapport 1 november 2018 als aanvangsmoment van de ontnemingsperiode. Over dit aanvangsmoment is in het ontnemingsrapport (dos.pg. 440) het navolgende opgenomen:
“Deze ontnemingsperiode is als volgt tot stand gekomen:
Uit het Whatsapp-contact met de bewoner van de [adres 2] blijkt dat er op 4 september 2018 reeds iets in de douche was gedaan wat anderen niet mochten zien en dat door hen met gipsblokken hersteld is. Mogelijk dat er toen al een hennepkwekerij aanwezig was, maar het zou ook kunnen dat er toen enkel nog maar voorbereidingen waren getroffen.
Op 30 december 2018 geeft de bewoner van de [adres 2] door dat er een ‘lelijke geur’ hangt bij de voordeur, dat de ramen zwaar beslagen zijn en dat de trap nat is. Dit zijn duidelijke indicaties van een reeds in werking zijnde hennepkwekerij. Daar de geur van hennepplanten sterker wordt naarmate ze groeien, is het aannemelijk dat de planten op deze datum al geen jonge planten van slechts enkele weken oud meer waren. Op 5 januari 2019 geeft verdachte [verdachte] door dat hij ‘net geweest’ is en dat ze ‘donderdag naar de kapper gaan’. Uit dit bericht, in combinatie met het bericht van 30 december, is het zeer aannemelijk dat hiermee bedoeld wordt dat de planten donderdag geoogst/geknipt gaan worden. Dit zou dan donderdag 10 januari 2019 betreffen. De ontnemingsperiode is derhalve tot stond gekomen door vanaf 10 januari 2019 tien weken -een standaard kweekcyclus- terug te rekenen.”
Het hof neemt het vorenstaande over en maakt dit tot de zijne.
Anders dan in het ontnemingsrapport en de rechtbank maar met de verdediging neemt het hof als eindmoment, de dag dat betrokkene werd aangehouden op 6 juni 2019 gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het [medeverdachte 1] -arrest.
De periode van november 2018 tot en met mei 2019 omvat grof gezegd 7 maanden, zijnde 28 weken, in welke periode – met inachtneming van een kweekcyclus van 10 weken – minimaal 2 oogsten aannemelijk zijn.
De schatting wordt dan als volgt.
Algemeen
Voor zover hierna wordt verwezen naar het rapport Afpakken wordt daarmee bedoeld de update “Wederrechtelijk verkregen voordeel bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016.
(dos.pg. 374)
Kweekruimte 1:
In kweekruimte 1 stonden 336 hennepplanten met 16 planten per m2.
Opbrengst hennep in grammen
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in grammen op 27,7 gram hennep per plant. In totaal derhalve op (27,7 gram x 336 planten=) 9.307,20 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (9307,20 x € 4,07=)
€ 37.880,30.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 336 planten op € 250,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op (336 x € 3,81=) € 1.280,16
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,88 per plant, in totaal derhalve op (336 x € 3,88=) € 1.303,68
Resume kosten kweekruimte 1:
-afschrijvingskosten: € 250,-
-inkoopprijs stekken: € 1.280,16
-overige variabele kosten:
€ 1.303,68
Totaal: € 2.833,84
Voordeel kweekruimte 1
Het voordeel uit kweekruimte 1 is dan ( € 37.880,30 -/- € 2.833,84=)
€ 35.046,46
Kweekruimte 2
In kweekruimte 2 stonden 139 hennepplanten met 16 planten per m2.
Opbrengst hennep in grammen
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in grammen op 27,7 gram hennep per plant. In totaal derhalve op (27,7 gram x 139 planten=) 3.850,30 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (3.850,30 x € 4,07=)
€ 15.670,72.
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 139 planten op
€ 150,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op (139 x € 3,81=) € 529,59.
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,88 per plant, in totaal derhalve op (139 x € 3,88=) € 539,32
Resume kosten kweekruimte 2:
-afschrijvingskosten: € 150,-
-inkoopprijs stekken: € 529,59
-overige variabele kosten:
€ 539,32
Totaal: € 1.218,91
Het voordeel uit kweekruimte 2 is dan ( € 15.670,72 -/- € 1.218,91=)
€ 14.451,81.
Het totale voordeel van beide kweekruimten is dan geweest (€ 35.046,46 + € 14.451,81=)
€ 49.498,27.
Over 2 oogsten heeft het voordeel bedragen (2 x € 49.498,27=) € 98.996,54.
Met de rechtbank en overeenkomstig het ontnemingsrapport neemt het hof nog de navolgende kosten in aanmerking
Huurkosten
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de huur € 467,- heeft bedragen. Anders dan de rechtbank en het ontnemingsrapport zal het hof dit bedrag relateren aan de twee geslaagde oogsten (teeltperiode van 10 weken).
7 maanden (210 dagen) a € 467 = € 3.269,-
10 weken (70 dagen) 70/210 x
Huurkosten 1 teelt € 1.089,66 en bij 2 teelten € 2.179,33.
Overige kosten
Het hof neemt met de rechtbank overige kosten in aanmerking waarvan uit Whatsapp-gesprekken is gebleken dat deze door betrokkene zijn voldaan. Echter niet alle kosten. Enkel de kosten die verband houden met de ontnemingsperiode. Dit betekent dat alleen de volgende kosten in mindering komen:
-gesprek van 19 november 2018: € 172,- (stroom);
-gesprek van 29 december 2018: € 300,- (mogelijk huur);
-gesprek van 6 maart 2019 :
€ 83 (stroom);
Totaal: € 555,-

Resume voordeel [adres 2]

Met inachtneming van de huisvestingskosten en overige kosten komt het voordeel voor de hennepkwekerij aan de [adres 2] uit op ( € 98.996,54 -/- € 2.179,33 -/- € 555,-=)
€ 96.262,21.
[adres 3]
Ontnemingsperiode en aantal oogsten
Standpunt verdediging
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank als ontnemingsperiode voor de kwekerij aan [adres 3] gehanteerd de periode 1 februari 2019 tot 11 juli 2019 en heeft in die periode 1 oogst aannemelijk geoordeeld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de periode beperkt dient te worden van april 2019 tot en met 6 juni 2019, in welke periode 1 oogst is gerealiseerd. De verdediging heeft voor de aanvang van de periode per april 2019 verwezen naar de verklaringen van de hoofdbewoners [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met de rechtbank neemt het hof overeenkomstig het ontnemingsrapport 1 februari 2019 tot uitgangspunt gelet op het feit dat het eerste Whatsapp contact tussen de bewoonster van de [adres 3] en betrokkene op 13 januari 2019 plaatsvond (zie hiervoor onder aanwijzingen) en dat de hoofdbewoners hebben verklaard dat de ruimte waarin de kwekerij werd aangetroffen vanaf februari 2019 werd verhuurd ( [medeverdachte 6] , dos.pg.551 en [medeverdachte 5] , dos.pg.535).
De periode van februari 2019 tot en met mei 2019 omvat grof gezegd 4 maanden, zijnde 16 weken, in welke periode – met inachtneming van een kweekcyclus van 10 weken – 1 oogst aannemelijk is.
De schatting wordt dan als volgt.
(dos.pg. 501)
Kweekruimte:
In de kweekruimte stonden 446 hennepplanten met 16 planten per m2.
Opbrengst hennep in grammen
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in grammen op 27,7 gram hennep per plant. In totaal derhalve op (27,7 gram x 446 planten=) 12.354,20 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (12.354,20 x € 4,07=)
€ 50.281,59.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 446 planten op
€ 300,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op (446 x € 3,81=) € 1.699,26
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,88 per plant, in totaal derhalve op (446 x € 3,88=) € 1.730,48
Huurkosten
Uit het verhoor van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] , de verhuurders van de ruimte, volgt een maandelijkse huur van € 500,-. Anders dan de rechtbank en het ontnemingsrapport zal het hof dit bedrag relateren aan de geslaagde oogst (teeltperiode van 10 weken).
4 maanden (120 dagen) a € 500 = € 2.000,-
10 weken (70 dagen) 70/120 x
Huurkosten 1 teelt € 1.166,66
Resume kosten kwekerij:
-afschrijvingskosten: € 300,-
-inkoopprijs stekken: € 1.699,26
-overige variabele kosten: € 1.730,48
-huurkosten:
€ 1.166,66
Totaal: € 4.896,40

Resume voordeel [adres 3]

Met inachtneming van voormelde kosten komt het voordeel voor de hennepkwekerij aan de [adres 3] uit op ( € 50.281,59 -/- € 4.896,40 =) € 45.385,19.
[adres 4]
Ontnemingsperiode en aantal oogsten
Standpunt verdediging
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank als ontnemingsperiode voor de kwekerij aan de [adres 4] te Helmond gehanteerd de periode medio december 2018 tot 31 juli 2019 en heeft in die periode 3 oogsten aannemelijk geoordeeld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de periode beperkt dient te worden van maart 2019 tot en met 6 juni 2019, in welke periode 1 oogst is gerealiseerd. De verdediging heeft daarvoor verwezen naar de verklaring van [medeverdachte 7] (p. 647) die heeft verklaard het appartement in februari/maart 2019 aan een ander (hof: betrokkene) te hebben verhuurd en de omstandigheid dat de verhuurder, [medeverdachte 8] (dos.p. 632) heeft verklaard in december 2018 te zijn binnen geweest en dat alles er toen netjes uitzag.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met de rechtbank neemt het hof overeenkomstig het ontnemingsrapport 1 november 2018 als aanvangsmoment van de ontnemingsperiode. Over dit aanvangsmoment is in het ontnemingsrapport (dos.pg.686) het navolgende opgenomen:
“De ontnemingsperiode is als volgt tot stand gekomen: Uit de verklaringen van de huurder van het pand, [medeverdachte 7] , en de eigenaar/verhuurder van het pand, [medeverdachte 8] blijkt dat [medeverdachte 7] de woning sinds maart of april 2018 huurde. [medeverdachte 7] verklaart zelf dat hij werd benaderd en dat de woning werd gehuurd met het doel om er hennep in te gaan kweken.
In de politiesystemen staat vermeld dat een direct omwonende van het pand op 13 september 2018 een melding maakt van stankoverlast. De woning van deze melder is slechts enkele tientallen meters verwijderd van de [adres 4] . Ook een politieambtenaar van basisteam Peelland constateerde in oktober 2018 een hennepgeur in de directe omgeving van de [adres 4] , maar kon op dat moment de geur niet thuisbrengen bij een pand.
De eigenaar/verhuurder van het pand verklaart in december 2018 nog een inspectie te hebben uitgevoerd, dat hij dit was overeengekomen met [medeverdachte 7] en dat toen alles in orde was en er nog geen hennep stond.”
Het hof neemt het vorenstaande over en maakt dit tot het zijne.
De periode van medio december 2018 tot en met mei 2019 omvat ruim 5 maanden, zijnde op zijn minst 20 weken, in welke periode – met inachtneming van een kweekcyclus van 10 weken – 2 oogsten aannemelijk zijn.
De schatting wordt dan als volgt.
(dos.pg. 608 e.v.)
Kweekruimte 1:
In kweekruimte 1 stonden 118 hennepplanten met 16 planten per m2.
Opbrengst hennep in grammen
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in grammen op 27,7 gram hennep per plant. In totaal derhalve op (27,7 gram x 118 planten=) 3.268,60 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (3.268,60 x € 4,07=)
€ 13.303,20.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 118 planten op
€ 150,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op (118 x € 3,81=) € 449,58.
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,88 per plant, in totaal derhalve op (118 x € 3,88=) € 457,84.
Resume kosten kweekruimte 1:
-afschrijvingskosten: € 150,-
-inkoopprijs stekken: € 449,58
-overige variabele kosten:
€ 457,84
Totaal: € 1.057,42
Totaal voordeel kweekruimte 1:
Het voordeel uit kweekruimte 1 heeft bedragen (€ 13.303,20 -/- € 1.057,42=) € 12.245,78
Kweekruimte 2
In kweekruimte 2 stonden 370 hennepplanten met 16 planten per m2.
Opbrengst hennep in grammen
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in grammen op 27,7 gram hennep per plant. In totaal derhalve op (27,7 gram x 370 planten=) 10.249 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (10.249 x € 4,07=)
€ 41.713,43.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 370 planten op
€ 250,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op (370 x € 3,81=) € 1.409,70.
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,88 per plant, in totaal derhalve op (370 x € 3,88=) € 1.435,60.
Resume kosten kweekruimte 2:
-afschrijvingskosten: € 250,-
-inkoopprijs stekken: € 1.409,70
-overige variabele kosten:
€ 1.435,60
Totaal: € 3.095,30
Totaal voordeel kweekruimte 2:
Het voordeel uit kweekruimte 2 heeft bedragen (€ 41.713,43 -/- € 3.095,30=) € 38.618,13.
Het totale voordeel van beide kweekruimten is dan geweest (€ 12.245,78 + € 38.618,13=)
€ 50.863,91.
Over 2 oogsten heeft het voordeel bedragen (2 x € 50.863,91=) € 101.727,82.
Huurkosten
De woning werd gehuurd enkel ten behoeve van de hennepteelt en de huurkosten bedroegen
€ 800,- per maand. Anders dan de rechtbank en het ontnemingsrapport zal het hof dit bedrag relateren aan de twee geslaagde oogsten (teeltperiode van 10 weken).
5 maanden (150 dagen) a € 800 = € 4.000,-
10 weken (70 dagen) 70/150 x
Huurkosten 1 teelt € 1.866,66
Bij 2 oogsten € 3.733,32

Resume voordeel [adres 4]

Met inachtneming van de huurkosten komt het voordeel voor de hennepkwekerij aan de [adres 4] uit op ( € 101.727,82 -/- € 3.733,32=) € 97.994,50.
Totale voordeel uit de hennepkwekerijen:
Op basis van het vorenstaande bedraagt het totale voordeel van de drie hennepkwekerijen:
- [adres 2] € 96.262,21.
- [adres 3] : € 45.385,19
- [adres 4] :
€ 97.994,50
Totaal: € 239.641,- (afgerond)
Toerekening
De rechtbank heeft geoordeeld dat betrokkene het voordeel alleen heeft genoten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkene het voordeel op zijn minst met een ander heeft gedeeld en dat maximaal de helft van het geschatte voordeel aan betrokkene kan worden toegerekend.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal volgt het hof de verdediging in dit standpunt nu er ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [adres 2] (dos. p.444), de kwekerij aan de [adres 3] (dos.p. 584) en de [adres 4] (dos.p. 686) in het dossier telkens wordt opgemerkt dat betrokkene weliswaar als enige in het onderzoek is betrokken maar dat er wel aanwijzingen zijn dat hij niet alleen opereerde. Op de identiteit van die ander of anderen kon echter geen zicht worden verkregen.
Gelet hierop zal het hof het hiervoor geschatte voordeel overeenkomstig het standpunt van de verdediging voor de helft aan betrokkene toerekenen.
Het hof stelt het geschatte voordeel vast op (€ 239.641,- :2=) € 119.820 (afgerond).
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Met de verdediging stelt het hof vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de fase van het hoger beroep is overschreden.
Het hof stelt de aanvang van deze termijn op 11 maart 2020, zijnde de datum waarop door betrokkene hoger beroep is ingesteld. Het einde van de termijn stelt het hof op de datum van dit arrest, zijnde 28 september 2023. Daarmee is de redelijke termijn die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld met ruim 1 jaar en 6 maanden overschreden. Het hof zal gelet op deze overschrijding de betalingsverplichting met € 5.000,- matigen en daarmee aan betrokkene een betalingsverplichting opleggen van (€ 119.820 -/- € 5.000,-=)
€ 114.820,-.
Gijzeling
Het hof zal bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 119.820,00 (honderdnegentienduizend achthonderdtwintig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 114.820,00 (honderdveertienduizend achthonderdtwintig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
1080 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 28 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.