Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Raad voor de Kinderbescherming,
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep in beide zaken
- te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zal zijn;
- een co-ouderschapsregeling vast te stellen waarbij de kinderen de ene week bij de vader verblijven van vrijdag uit school tot en met vrijdag 17.30 uur en de andere week bij de moeder, met verdeling bij helfte van de vakanties en feestdagen;
- te bepalen dat de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] aan de vader dient te worden toebedeeld zonder verdeling van het saldi aan de moeder;
- te bepalen dat de vader in het kader van het geschil over de waarde van de beide auto’s, enkel een bedrag van € 87,50 aan de moeder dient te vergoeden;
- de vader, bijgestaan door mr. Huseinovic;
- de moeder, bijgestaan door mr. Koop-van Vliet;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 1 september 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 10 februari 2023 (procesdossier eerste aanleg).
3.De beoordeling in beide zaken
- bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder zal zijn;
- bepaald dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondagavond en eenmaal per twee weken (in de week dat de minderjarigen het weekend bij de vrouw hebben doorgebracht) van maandag uit school tot dinsdag naar school, alsmede gedurende de helft van de feestdagen en schoolvakanties met in achtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.15 is overwogen;
- de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen gelast op de wijze zoals vermeld in rechtsoverweging 4.44 tot en met 4.60.
28 april 2022 tussen de € 2.100,- en € 3.550,- bedroeg en de waarde van de Audi tussen de
€ 4.100,- en € 7.700,-. De waardebepaling die de man in hoger beroep heeft overgelegd is uitgevoerd op 29 november 2022, derhalve elf maanden na peildatum. Het kan niet zo zijn dat een waardedaling voor risico van de moeder komt, terwijl zij geen gebruik heeft gemaakt van de auto. Verder is niet duidelijk of is uitgaan van de dagwaarde van de auto, de inkoopwaarde of de consumentenprijs. De waardebepaling is onvoldoende toegelicht en onderbouwd, zodat de man niet-ontvankelijk is voor wat betreft dit verzoek.
uitsluitendis gevormd door het spaargeld van partijen. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist vast dat het spaargeld tussen partijen feitelijk al is verdeeld. Partijen twisten echter over de vraag of het op de betreffende bankrekening aanwezige tegoed louter ziet op het aan de man toekomende deel van het spaargeld dan wel of er ook nog sprake is van andere mutaties op deze bankrekening dan alleen spaargeld. Gelet hierop en gelet op het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de vader gelegen om (alsnog) alle bankafschriften over de periode 1 oktober 2021 en 5 januari 2022 in het geding te brengen. Nu de vader dit heeft nagelaten, kan, gelet op de gemotiveerde betwisting door de moeder, ook in hoger beroep niet vastgesteld worden of het banksaldo op de bankrekening uitsluitend is gevormd door (verdeling van) het spaargeld van partijen. De grief van de vader aangaande de verdeling van het banksaldo faalt derhalve. De bestreden beschikking zal ook in zoverre worden bekrachtigd.