In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De vader, die in incidenteel hoger beroep is gegaan, verzoekt om uitbreiding van de omgangsregeling. De rechtbank had bepaald dat de vader eenmaal per drie weken gedurende twee uur omgang heeft met [minderjarige] onder begeleiding van de grootouders. De moeder is van mening dat opvoedondersteuning noodzakelijk is voordat de omgangsregeling kan worden uitgebreid, terwijl de vader stelt dat de huidige regeling niet in strijd is met de belangen van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij contact heeft met beide ouders en dat de omgangsregeling kan worden uitgebreid. Het hof stelt vast dat de vader vanaf heden eenmaal per drie weken op zaterdag gedurende drie uur omgang heeft met [minderjarige], waarbij de grootouders aanwezig zijn. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen is, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.