Daartoe wordt het volgende overwogen. De ouders hebben na het uiteengaan van partijen onder begeleiding van een mediator afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het ouderschapsplan van 14 juni 2022. De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] op het adres van de vader ingeschreven blijft staan en dat hij in de even weken van woensdag 17.00 uur tot vrijdag 15.00 uur (2 nachten) en in de oneven weken van donderdag 17.00 uur tot zondag 15.00 uur (3 nachten) bij de moeder verblijft. De rest van de dagen is [minderjarige] bij de vader (9 nachten). Oftewel, gedurende een periode van 14 dagen verblijft [minderjarige] gedurende 5 nachten bij de moeder en 9 nachten bij de vader, terwijl [minderjarige] bovendien in de gemeentelijke basisadministratie blijft ingeschreven op het adres van de vader in [woonplaats van vader] . De ouders zijn derhalve overeengekomen dat de vader feitelijk de hoofdopvoeder van [minderjarige] is.
Op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is vooralsnog niet gebleken, gelet op het belang van [minderjarige] , van overwegende bezwaren tegen deze in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling. De moeder kan deze zorgregeling praktisch gezien echter niet uitvoeren als [minderjarige] in [woonplaats van vader] naar de basisschool gaat. De moeder is immers afhankelijk van het openbaar vervoer voor het halen brengen van [minderjarige] naar de vader en/of school, terwijl haar zoon [zoon van moeder uit eerdere relatie] momenteel naar speciaal onderwijs in [plaatsnaam] gaat. Zij heeft aangegeven niet structureel een beroep te kunnen doen op haar partner, zodat zij als gevolg van haar verhuizing naar [woonplaats van moeder] geen invulling kan geven aan de overeengekomen zorgregeling tussen haar en [minderjarige] . De moeder heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen te verhuizen naar [woonplaats van moeder] , maar in afwachting van het raadsonderzoek is op dit moment onvoldoende duidelijk dat het ook in het belang van [minderjarige] is om vanwege die feitelijke situatie de zorgregeling aanzienlijk te wijzigen. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] om in afwachting van een definitieve beslissing zo min mogelijk wijziging te brengen in de door de ouders beoogde en tot aan de bestreden beschikking bestaande feitelijke situatie. Het vooralsnog handhaven van het feitelijk hoofdverblijf van [minderjarige] in [woonplaats van vader] in afwachting van het raadsonderzoek betekent dat het meest voor de hand liggend is dat [minderjarige] in [woonplaats van vader] naar school gaat. Derhalve is er geen grond om aan de moeder vervangende toestemming te geven voor voorlopige inschrijving van [minderjarige] op de basisschool in [woonplaats van moeder] , maar dient aan de vader vervangende toestemming te worden verleend voor (voorlopige) inschrijving van [minderjarige] op basisschool [basisschool van voorkeur vader] in [woonplaats van vader] .
Gelet op de door de moeder opgeworpen bezwaren tegen de zorgregeling in het geval [minderjarige] , in ieder geval voorlopig, in [woonplaats van vader] naar de basisschool gaat, zal het hof de voorlopige zorgregeling in afwachting van een definitieve beslissing eveneens aanpassen. Weliswaar heeft de vader niet expliciet een grief tegen de voorlopige zorgregeling gericht, maar gelet op hetgeen met het hoger beroep is beoogd en in het belang van [minderjarige] , acht het hof aanpassing van deze voorlopige zorgregeling, zonder te beslissen op het nog bij de rechtbank voorliggende verzoek ter zake, noodzakelijk. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de eerder door de ouders overeengekomen zorgregeling. Het hof zal een voorlopige regeling vaststellen waarbij [minderjarige] per twee weken 4 nachten bij de moeder (i.p.v. voorheen 5 nachten) en 10 nachten (i.p.v. voorheen 9 nachten) bij de vader zal verblijven. Door deze relatief kleine wijziging in de zorgregeling wordt vooralsnog in het belang van [minderjarige] zo min mogelijk gewijzigd in de bestaande feitelijke situatie en blijft alles open in het kader van het raadsonderzoek. In dat raadsonderzoek zal de opvoedsituatie en beschikbaarheid van beide ouders bekeken worden, net als de gevolgen van de zorgregeling voor het contact van [minderjarige] met zowel [zoon van moeder uit eerdere relatie] als [minderjarige dochter van vader uit eerdere relatie] . Het hof neemt in zijn beslissing mee dat [minderjarige] pas recent is gestart op de basisschool in [woonplaats van moeder] en verwacht dat [minderjarige] de wisseling naar de basisschool in [woonplaats van vader] nu aankan. [minderjarige] doet het erg goed, hij heeft geen problemen en hij is gelet op zijn jonge leeftijd naar verwachting in staat om zo nodig opnieuw te wisselen van de basisschool indien de rechtbank beslist dat [minderjarige] naar de basisschool [basisschool van voorkeur moeder] in [woonplaats van moeder] dient te gaan.
Daarbij gaat het hof er verder vanuit dat, als het de moeder lukt om vervoer te regelen, bijvoorbeeld met hulp van haar partner [partner van moeder] , de ouders de zorgregeling in onderling overleg uitbreiden. De vader heeft immers uitdrukkelijk aangegeven hiervoor open te staan. Het hof benadrukt dat met onderhavige beslissing niet vooruit wordt gelopen op de definitieve beslissing in eerste aanleg. De raad zal immers nog aan de rechtbank adviseren waarna de rechtbank een definitieve beslissing zal nemen op de nog voorliggende verzoeken van beide ouders.