ECLI:NL:GHSHE:2023:3726

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
200.330.851_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving basisschool en zorgregeling in afwachting van raadsonderzoek

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2023. De vader verzoekt om vervangende toestemming voor de inschrijving van zijn minderjarige kind op een basisschool in de woonplaats van de vader, terwijl de moeder verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind, dat geboren is in 2019. De vader stelt dat het in het belang van het kind is om naar de basisschool in zijn woonplaats te gaan, terwijl de moeder aanvoert dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat de bestreden beschikking een tussenbeschikking betreft. Het hof overweegt dat de rechtbank een voorlopige beslissing heeft genomen in afwachting van een raadsonderzoek naar de opvoedsituatie bij beide ouders. Het hof oordeelt dat de vader ontvankelijk is in zijn hoger beroep en dat de grieven van de vader slagen. Het hof verleent vervangende toestemming aan de vader voor de inschrijving van het kind op de basisschool in de woonplaats van de vader en stelt een voorlopige zorgregeling vast waarbij het kind doordeweeks bij de vader verblijft en in het weekend bij de moeder. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en houdt rekening met de belangen van het kind, waarbij de huidige feitelijke situatie zo min mogelijk wordt gewijzigd in afwachting van het raadsonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 november 2023
Zaaknummer: 200.330.851/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/393120 / FA RK 23-2044
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. L. Proenings.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 augustus 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de vervangende toestemming voor inschrijving op basisschool [basisschool van voorkeur moeder] te [woonplaats van moeder] en verzocht – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat het verzoek van de moeder inzake de vervangende toestemming wordt afgewezen en aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool van voorkeur vader] te [woonplaats van vader] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 september 2023, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Engelse taal, de heer
P. Oronsaye met het tolkennummer 5226;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 10 juli 2023.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze inmiddels verbroken relatie van partijen is [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
Partijen zijn op 14 juni 2022 een ouderschapsplan overeengekomen. In dit ouderschapsplan is een zorgregeling vastgelegd. [minderjarige] verblijft ingevolge dit plan in de even weken bij de moeder van woensdag 17.00 uur tot vrijdag 17.00 uur (2 nachten) en in de oneven weken van donderdag 17.00 uur tot zondag 15.00 uur (3 nachten). De overige dagen is [minderjarige] bij de vader.
3.3.
Voor wat betreft de basisschool zijn partijen in het ouderschapsplan overeengekomen dat de ouders [minderjarige] zowel op een basisschool in [voorgaande woonplaats van moeder] (waar de moeder destijds woonde) als een basisschool in [woonplaats van vader] inschrijven en dat zij uiterlijk in juni 2023 over de definitieve schoolkeuze zouden beslissen, op basis van de situatie op dat moment: de woonplaats van de beide ouders, de transportmogelijkheden en de dag- en weekindeling van de beide betrokken gezinnen.
3.4.
Partijen zijn begin 2023 opnieuw in mediation gegaan in verband met de basisschoolkeuze. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De moeder heeft vervolgens het inleidende verzoek gedaan bij de rechtbank en heeft de vader een zelfstandig tegenverzoek gedaan.

4.Omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de vader om vervangende toestemming om [minderjarige] in te mogen schrijven op basisschool [basisschool van voorkeur vader] te [woonplaats van vader] afgewezen en aan de moeder ter vervanging van de toestemming van de vader toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool van voorkeur moeder] te [woonplaats van moeder] .
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. Het belang van [minderjarige] is dat hij naar basisschool [basisschool van voorkeur vader] te [woonplaats van vader] gaat en niet naar basisschool [basisschool van voorkeur moeder] in [woonplaats van moeder] . De rechtbank heeft een aantal aspecten onvoldoende meegewogen in de beslissing. De moeder heeft na de verbreking van de relatie de woning verlaten en [minderjarige] is achtergebleven bij de vader. Sindsdien verbleef [minderjarige] het grootste deel van de week bij de vader (9 van de 14 nachten). [minderjarige] heeft een goed contact met de 14-jarige dochter van de vader, [minderjarige dochter van vader uit eerdere relatie] , die bij de vader woont. De vader is hoog opgeleid met een goede baan bij [hightech bedrijf] en hij is beter in staat om [minderjarige] bij zijn schoolopleiding te begeleiden dan de moeder. De vader is een goede opvoeder, dat heeft hij laten zien bij zijn dochter. [minderjarige] heeft het naar zijn zin heeft bij de vader thuis. Hij heeft vriendjes die ook naar basisschool [basisschool van voorkeur vader] gaan.
Bij de moeder daarentegen is sprake van een onveilige situatie. De moeder heeft psychische problemen.. Zij heeft een problematisch verleden met onder andere drugs- en alcoholproblematiek en zij is op veel plaatsen woonachtig geweest. De moeder heeft zoon [zoon van moeder uit eerdere relatie] uit een eerdere relatie die naar bijzonder onderwijs gaat en agressief en moeilijk hanteerbaar is. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij bang is voor [zoon van moeder uit eerdere relatie] nadat hij met blauwe plekken is thuisgekomen bij de vader. De vader heeft hiervan melding gedaan bij Veilig Thuis en hij heeft de huisarts ingeschakeld. De moeder heeft ook nog een 14-jarige dochter [minderjarige dochter van moeder uit eerdere relatie] , die op initiatief van oma (mz) in Duitsland bij de broer van de moeder is geplaatst. De vader heeft begrepen dat dit met drugsgebruik te maken had. De moeder heeft financiële problemen, zij leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en heeft schuldhulpverlening. Vanwege haar schulden zijn er regelmatig spanningen als er deurwaarders aan de deur komen.
5.2.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De vader is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, nu de bestreden beschikking voor wat betreft de vervangende toestemming een tussenbeschikking betreft en afzonderlijk hoger beroep bij wet in beginsel is uitgesloten. De rechtbank heeft opdracht gegeven tot een raadsonderzoek en heeft zich daarmee alle beslissingen voorgehouden. In het geval de vader wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep, moet zijn verzoek worden afgewezen nu de rechtbank op juiste gronden tot de beslissing is gekomen.
De moeder heeft [minderjarige] destijds niet achtergelaten. Zij was na het uiteengaan van partijen genoodzaakt de huurwoning te verlaten, nu deze op naam van de vader stond. De moeder heeft toen tijdelijk in een opvanghuis voor moeders met kinderen gewoond samen met [minderjarige] , terwijl [zoon van moeder uit eerdere relatie] bij zijn vader verbleef. Van ontvoering was geen sprake. Na een week heeft de vader afgedwongen dat zij [minderjarige] zou meegeven. Sindsdien heeft de moeder [minderjarige] niet zoveel bij zich gehad als zij eigenlijk zou willen. De moeder heeft gekozen voor rust en harmonie en zij heeft zich neergelegd bij de wensen van de vader voor wat betreft de zorgregeling. In de uitvoering van de zorgregeling is de vader bepalend en moet de moeder volgen. De moeder voelt zich ondergeschikt en is nog steeds in bepaalde mate afhankelijk van de vader, omdat zij geen rijbewijs heeft vanwege een aangeboren afwijking aan haar rechterarm. Hierdoor ontvangt zij een Wajonguitkering. Inmiddels heeft de moeder passende woonruimte in [woonplaats van moeder] met een slaapkamer voor [minderjarige] . De oudste zoon van de moeder, [zoon van moeder uit eerdere relatie] , heeft hoofdverblijf bij de moeder. Het is voor de moeder geen optie om naar [woonplaats van vader] te verhuizen, want dan zou [zoon van moeder uit eerdere relatie] van school moeten veranderen, wat niet in zijn belang is. [minderjarige] heeft het naar zijn zin bij de moeder en [zoon van moeder uit eerdere relatie] . De moeder biedt [minderjarige] de ruimte om het naar zijn zin te hebben bij beide partijen, iets wat de vader niet doet. De moeder heeft geen psychische problemen en heeft geen verleden met alcohol- en drugsgebruik. De vader is degene die regelmatig drinkt en blowt in het bijzijn van de kinderen. De moeder ontkent met klem dat [minderjarige] bang is van [zoon van moeder uit eerdere relatie] en dat hij hem verwond zou hebben. De melding bij Veilig Thuis is door de vader pas gemaakt nadat de moeder in eerste aanleg had verzocht om vervangende toestemming inzake de basisschool. De moeder merkt daarnaast op dat zij al jaren een bewindvoerder heeft en er dus geen deurwaarders bij haar langskomen.
Hetgeen de vader aanvoert ten aanzien van zijn hoge opleiding en opvoedkwaliteiten is niet relevant voor de beslissing inzake de basisschool. De moeder is (ook) een goede opvoeder. Voor de zomervakantie ging [minderjarige] alle doordeweekse dagen dat hij bij de vader verbleef naar de gastouder omdat de vader werkte, nu zou hij ineens geen opvang meer nodig hebben. De moeder betwist dit. Wanneer [minderjarige] naar de basisschool in [woonplaats van vader] zou gaan, kan de moeder [minderjarige] minder zien en wordt haar rol steeds verder teruggedrongen. Ook zou de moeder met de huidige zorgregeling [minderjarige] op donderdag en vrijdag met het openbaar vervoer naar school moeten brengen, wat een reistijd van 1,5 uur enkele reis inhoudt. Dit is niet in het belang van [minderjarige] en een te grote belasting voor de moeder zelf. Bovendien zou [minderjarige] dan enkel in het weekend bij de moeder kunnen verblijven en dan zouden [minderjarige] en [zoon van moeder uit eerdere relatie] nog maar eens per veertien dagen bij elkaar zijn. Op het moment dat [minderjarige] is [woonplaats van moeder] naar school gaat kan hij lopend of met de fiets naar school. De vader heeft een auto en kan [minderjarige] met auto naar school brengen en ophalen, wat voor hem circa 35 minuten rijden is (enkele reis). Bij de moeder is geen voor- of naschoolse opvang nodig nu zij arbeidsongeschikt is en dus altijd thuis is voor de kinderen. [minderjarige] heeft dan ook alle mogelijkheden om af te spreken met vriendjes. Inmiddels is [minderjarige] gestart op basisschool [basisschool van voorkeur moeder] in [woonplaats van moeder] en hij heeft het erg leuk gehad de eerste weken, ook heeft hij al vriendjes gemaakt op school. Tot slot merkt de moeder op dat de vader geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de voorlopige zorgregeling, inhoudende dat [minderjarige] doordeweeks bij de moeder verblijft en in het weekend bij de vader. Dat [minderjarige] naar de basisschool in [woonplaats van vader] gaat, is praktisch niet uitvoerbaar met deze voorlopige zorgregeling.
5.3.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
5.3.1.
Het hof begrijpt uit de uitdrukkelijke overwegingen van de rechtbank en de aanhouding van de beslissing in afwachting van het gelaste raadsonderzoek, dat de rechtbank een voorlopige beslissing heeft genomen voor de duur van de bodemprocedure ten aanzien van zowel de inschrijving op de basisschool als de zorgregeling.
Daartoe wordt in overweging genomen dat in het dictum van de bestreden beschikking weliswaar vervangende toestemming voor inschrijving op de basisschool in [woonplaats van moeder] is verleend en een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] is bepaald, maar in de overwegingen van de rechtbank is uitdrukkelijk overwogen:
" De rechtbank is met de raad van oordeel dat een raadsonderzoek aangewezen is naar zowel de opvoedsituatie bij de vader als bij de moeder. De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing te kunnen geven op de verzoeken van de moeder tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en wijziging van een zorgregeling. De raad zal daarom worden verzocht om een onderzoek in te stellen…...
In afwachting van de rapportage van de raad zal de definitieve beslissing op de verzoeken
van de moeder tot vervangende toestemming voor het inschrijven van [minderjarige] op een
basisschool, wijziging van het hoofdverblijf, zorgregeling en het vaststellen van de
onderhoudsbijdrage ten behoeve van [minderjarige] worden aangehouden tot 22 december 2023
PRO FORMA…..
De rechtbank zal wel een (voorlopige) beslissing nemen aangaande de vervangende
toestemming voor het inschrijven van [minderjarige] op een basisschool in afwachting van de
resultaten van het raadsonderzoek…..
De rechtbank ziet ook aanleiding om de huidige zorgregeling voorlopig te wijzigen in
afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek."
Derhalve kan niet anders worden vastgesteld dan dat de beschikking ten aanzien van zowel de vervangende toestemming inschrijving basisschool als de zorgregeling geldt tot aan het moment dat de rechtbank een definitieve eindbeschikking op die verzoeken heeft gegeven, zodat het dus een voorlopige beslissing betreft. Volgens vaste rechtspraak is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep doorslaggevend of de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde voorlopige beslissing een onherroepelijk karakter heeft, in die zin dat de beschikking, indien eenmaal geëffectueerd, in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Dat is hier het geval. De vader is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool en zorgregeling
5.3.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank (en in hoger beroep aan het hof) worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.3.3.
Het hof is van oordeel dat de grieven van de man ten aanzien van de voorlopige beslissing om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] op de basisschool [basisschool van voorkeur moeder] in [woonplaats van moeder] slagen.
5.3.4.
Daartoe wordt het volgende overwogen. De ouders hebben na het uiteengaan van partijen onder begeleiding van een mediator afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het ouderschapsplan van 14 juni 2022. De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] op het adres van de vader ingeschreven blijft staan en dat hij in de even weken van woensdag 17.00 uur tot vrijdag 15.00 uur (2 nachten) en in de oneven weken van donderdag 17.00 uur tot zondag 15.00 uur (3 nachten) bij de moeder verblijft. De rest van de dagen is [minderjarige] bij de vader (9 nachten). Oftewel, gedurende een periode van 14 dagen verblijft [minderjarige] gedurende 5 nachten bij de moeder en 9 nachten bij de vader, terwijl [minderjarige] bovendien in de gemeentelijke basisadministratie blijft ingeschreven op het adres van de vader in [woonplaats van vader] . De ouders zijn derhalve overeengekomen dat de vader feitelijk de hoofdopvoeder van [minderjarige] is.
Op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is vooralsnog niet gebleken, gelet op het belang van [minderjarige] , van overwegende bezwaren tegen deze in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling. De moeder kan deze zorgregeling praktisch gezien echter niet uitvoeren als [minderjarige] in [woonplaats van vader] naar de basisschool gaat. De moeder is immers afhankelijk van het openbaar vervoer voor het halen brengen van [minderjarige] naar de vader en/of school, terwijl haar zoon [zoon van moeder uit eerdere relatie] momenteel naar speciaal onderwijs in [plaatsnaam] gaat. Zij heeft aangegeven niet structureel een beroep te kunnen doen op haar partner, zodat zij als gevolg van haar verhuizing naar [woonplaats van moeder] geen invulling kan geven aan de overeengekomen zorgregeling tussen haar en [minderjarige] . De moeder heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen te verhuizen naar [woonplaats van moeder] , maar in afwachting van het raadsonderzoek is op dit moment onvoldoende duidelijk dat het ook in het belang van [minderjarige] is om vanwege die feitelijke situatie de zorgregeling aanzienlijk te wijzigen. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] om in afwachting van een definitieve beslissing zo min mogelijk wijziging te brengen in de door de ouders beoogde en tot aan de bestreden beschikking bestaande feitelijke situatie. Het vooralsnog handhaven van het feitelijk hoofdverblijf van [minderjarige] in [woonplaats van vader] in afwachting van het raadsonderzoek betekent dat het meest voor de hand liggend is dat [minderjarige] in [woonplaats van vader] naar school gaat. Derhalve is er geen grond om aan de moeder vervangende toestemming te geven voor voorlopige inschrijving van [minderjarige] op de basisschool in [woonplaats van moeder] , maar dient aan de vader vervangende toestemming te worden verleend voor (voorlopige) inschrijving van [minderjarige] op basisschool [basisschool van voorkeur vader] in [woonplaats van vader] .
Gelet op de door de moeder opgeworpen bezwaren tegen de zorgregeling in het geval [minderjarige] , in ieder geval voorlopig, in [woonplaats van vader] naar de basisschool gaat, zal het hof de voorlopige zorgregeling in afwachting van een definitieve beslissing eveneens aanpassen. Weliswaar heeft de vader niet expliciet een grief tegen de voorlopige zorgregeling gericht, maar gelet op hetgeen met het hoger beroep is beoogd en in het belang van [minderjarige] , acht het hof aanpassing van deze voorlopige zorgregeling, zonder te beslissen op het nog bij de rechtbank voorliggende verzoek ter zake, noodzakelijk. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de eerder door de ouders overeengekomen zorgregeling. Het hof zal een voorlopige regeling vaststellen waarbij [minderjarige] per twee weken 4 nachten bij de moeder (i.p.v. voorheen 5 nachten) en 10 nachten (i.p.v. voorheen 9 nachten) bij de vader zal verblijven. Door deze relatief kleine wijziging in de zorgregeling wordt vooralsnog in het belang van [minderjarige] zo min mogelijk gewijzigd in de bestaande feitelijke situatie en blijft alles open in het kader van het raadsonderzoek. In dat raadsonderzoek zal de opvoedsituatie en beschikbaarheid van beide ouders bekeken worden, net als de gevolgen van de zorgregeling voor het contact van [minderjarige] met zowel [zoon van moeder uit eerdere relatie] als [minderjarige dochter van vader uit eerdere relatie] . Het hof neemt in zijn beslissing mee dat [minderjarige] pas recent is gestart op de basisschool in [woonplaats van moeder] en verwacht dat [minderjarige] de wisseling naar de basisschool in [woonplaats van vader] nu aankan. [minderjarige] doet het erg goed, hij heeft geen problemen en hij is gelet op zijn jonge leeftijd naar verwachting in staat om zo nodig opnieuw te wisselen van de basisschool indien de rechtbank beslist dat [minderjarige] naar de basisschool [basisschool van voorkeur moeder] in [woonplaats van moeder] dient te gaan.
Daarbij gaat het hof er verder vanuit dat, als het de moeder lukt om vervoer te regelen, bijvoorbeeld met hulp van haar partner [partner van moeder] , de ouders de zorgregeling in onderling overleg uitbreiden. De vader heeft immers uitdrukkelijk aangegeven hiervoor open te staan. Het hof benadrukt dat met onderhavige beslissing niet vooruit wordt gelopen op de definitieve beslissing in eerste aanleg. De raad zal immers nog aan de rechtbank adviseren waarna de rechtbank een definitieve beslissing zal nemen op de nog voorliggende verzoeken van beide ouders.
5.3.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2023 voor zover het betreft de beslissing over de zorgregeling en de vervangende toestemming voor inschrijving op de basisschool;
en in zoverre opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad:
verleent vervangende toestemming aan de vader, ter vervanging van de toestemming van de moeder, om [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, voorlopig in te schrijven op basisschool [basisschool van voorkeur vader] te [woonplaats van vader] ;
stelt een voorlopige zorgregeling vast waarbij [minderjarige] doordeweeks bij de vader en ieder weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft, waarbij de vader zorgt voor het halen en brengen van [minderjarige] .
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en H.J. Witkamp en is op 9 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.